Geen land voor oude mannen : roman
Cormac McCarthy
Cormac McCarthy (Auteur), Arjaan van Nimwegen (Vertaler), Thijs van Nimwegen (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2022 |
VERDIEPING 2 : DUIVELSHOEK : SPANNEND : MCCA |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2022 |
VOLWASSENEN : ROMANS : MCCA |
Hans Bouman
ob/kt/29 o
Van Cormac McCarthy is bekend dat hij soms wel aan vier manuscripten tegelijk schreef, in werkdagen van vier maal twee uur per project. Daarmee is meteen een van de spaarzame zaken genoemd die over McCarthy's schrijfgewoonten en opvattingen over het schrijverschap bekend zijn. De andere: wie goed wil leren schrijven moet veel lezen (Tolstoj, Dostojewski, Faulkner, Joyce en Melville, niet Proust en Henry James), en schrijven is een intuïtief proces waarover hij verder niets te melden heeft.
Om die reden - en omdat hij staat op zijn privacy en eigenlijk nogal verlegen is - heeft hij in zijn loopbaan maar zelden interviews gegeven. Onlangs doken er wat oude interviewtjes uit plaatselijke kranten op uit de tijd dat hij net was begonnen met schrijven. Het eerste interview dat een grote krant met hem had, The New York Times Magazine in 1992, is in feite een (mooi) profiel, vooral samengesteld uit informatie van derden. Als McCarthy zelf aan het woord komt, gaat het meer over zijn fascinatie voor ratelslangen en wolven dan over schrijven.
McCarthy's interview met Vanity Fair in 2005 - net als het New York Times-interview afgenomen door Richard B. Woodward; de twee zijn bevriend - is vooral het verslag van een bezoek van de interviewer aan het Santa Fe Institute (SFI) in New Mexico, een multidisciplinair onderzoekscentrum waar McCarthy bijna dagelijks rondhangt. Hij verkeert graag in het gezelschap van wetenschappers (en nadrukkelijk niet van schrijvers). Over schrijven vertelt hij in dit gesprek niet veel meer dan dat hij een hekel heeft aan interpunctie, met name aanhalingstekens. Ook toen McCarthy zich in 2007 liet verleiden tot een tv-interview met Oprah Winfrey hield hij zich beleefd op de vlakte.
Cormac McCarthy, kortom, is een man die veel te vertellen heeft, maar alleen in zijn boeken. Daarin draagt hij al sinds zijn debuut The Orchard Keeper (1965) een sombere boodschap uit. Zijn romans zijn doordrenkt met moord en doodslag, willekeurig bloedvergieten, wreedheid en moreel nihilisme. McCarthy, die een katholieke opvoeding genoot en ook misdienaar was, schuwt Bijbelse thema's niet, zoals het verloren paradijs, het einde ter tijden en gecompliceerde vader-zoonrelaties.
De frontier
In het semiautobiografische Suttree (1979) schreef hij over de gedesillusioneerde, volstrekt onmaatschappelijke Cornelius Suttree, die een uitzichtloos bestaan leidt op een woonboot in de rivier Tennessee. Hij wordt in het boek afgeschilderd als een gedoemde en gecorrumpeerde anti-Huckleberry Finn, de literaire held die juist optimisme en vrijheid belichaamt.
Geweld is een constante in McCarthy's oeuvre, maar Blood Meridian (1985) is zijn gewelddadigste boek. Het speelt in de negentiende eeuw en verhaalt over de Glanton Gang, een bende die, op zoek naar indianenscalpen, geld en de intense bevrediging die moorden nu eenmaal oplevert, een spoor van dood en verderf trekt door het grensgebied van Mexico en de Verenigde Staten.
McCarthy's boodschap: een leven zonder bloedvergieten bestaat niet. Het idee dat de mens moreel kan groeien, dat mensen met elkaar in harmonie kunnen leven, is gevaarlijk. Wie dat gelooft, zal als eerste bereid zijn ziel en vrijheid op te offeren en ten prooi vallen aan inhoudsloosheid en slavernij.
Met All the Pretty Horses (1992) en de twee andere delen van de Border Trilogy brak McCarthy door bij het grote publiek, waarna ook No Country For Old Men (2005) en het een jaar later gepubliceerde The Road (verfilmde) bestsellers werden.
McCarthy's boeken zijn te plaatsen in een Amerikaanse literaire traditie waarin de rechtschapen hoofdpersonen hun zuiverheid behouden door de gecorrumpeerde beschaving te ontvluchten. Eerder genoemde Huckleberry Finn, die de Mississippi oversteekt en de vrijheid aan gene zijde van de frontier opzoekt, is het archetypische voorbeeld. Ook McCarthy's personages proberen zich te onttrekken aan de beschaving, de georganiseerde burgermaatschappij. Maar steevast met aanzienlijk minder verheffende gevolgen.
Stuurloos
Het zojuist verschenen De passagier is wat dat betreft een hardcore McCarthy-roman. Bobby Western is een intelligente, hoogopgeleide natuurkundige, maar heeft elke ambitie, elk geloof, elke illusie verloren. Als de roman opent, we schrijven 1980, is hij werkzaam als bergingsduiker in New Orleans. Met collega Oiler moet hij een in zee neergestort zakenvliegtuig bergen, midden in de nacht. Het is een haastklus, al snapt Western de haast niet: er zullen geen overlevenden zijn.
Aangekomen bij het toestel constateert hij dat alle negen inzittenden inderdaad dood zijn. Misschien al enkele dagen zelfs, gezien hun opgezwollen toestand. Merkwaardig genoeg ontbreken er enkele zaken: de zwarte doos, een paneel bij de vluchtinstrumenten, de vluchttas van de piloot en... een passagier. Beide mannen voelen intuïtief dat hier iets niet klopt. Zeker wanneer er de dagen daarna in de pers met geen woord over het ongeluk wordt gerept.
In de hoofdstukken die volgen krijgt de lezer langzaam een completer beeld van Bobby Western. Hij woont in een armoedig kamertje in het French Quarter van New Orleans (net als McCarthy zelf ooit) en wordt gekweld door herinneringen aan zijn zuster Alicia. Zij was een nog veel getalenteerdere natuurkundige dan hij, maar tevens geestelijk instabiel: ze leed aan paranoïde schizofrenie. Zeven jaar geleden heeft ze zelfmoord gepleegd. Het is duidelijk dat Alicia en Bobby een zeer intense relatie hadden. Buitenstaanders spreken over 'verliefdheid' en de suggestie wordt gewerkt dat die mogelijk is geconsummeerd. Het is duidelijk dat Bobby's stuurloosheid alles met de dood van zijn zus te maken heeft.
Softenonkind
De eerste tientallen pagina's van De passagier hebben een thrillerachtig karakter. Niet lang na de berging van het zakenvliegtuig krijgt Bobby bezoek van onduidelijke officials, die hem vragen stellen die hij niet kan beantwoorden. Wordt hij ergens van verdacht? Waarvan dan? Er volgen nieuwe bezoeken van - ja, van wie eigenlijk? De sfeer wordt dreigender. Als collega Oiler bij een klus in Venezuela overlijdt, beseft Bobby dat hij in gevaar is. Hij slaat op de vlucht, neemt zijn intrek in een onbewoonde keet, leeft van de hand in de tand, want hij heeft ineens geen toegang meer tot zijn bankrekening.
Het verhaal van Bobby wordt met zekere regelmaat onderbroken door hallucinante passages waarin we het hoofd van Alicia binnentreden. Zij wordt gekweld door waanbeelden waarin het misvormde, met uiterst sarcastische humor behepte 'softenonkind' een hoofdrol speelt. Als om de hechte band van broer en zus te benadrukken, laat de schrijver het softenonkind in een droom ook aan Bobby verschijnen.
Gaandeweg verdwijnen de mysteries rond het vliegtuig naar de achtergrond en verandert de dynamiek van het boek. Opnieuw maakt zich van Bobby de gelatenheid meester die hem al sinds de dood van Alicia in zijn greep heeft. De toon van het boek verschuift van thrillerachtig naar filosofisch.
We lezen dat ook vader Western natuurkundige was en deel uitmaakte van het team van Robert Oppenheimer, dat de atoombom ontwikkelde. Net als zijn herinneringen aan Alicia keren beelden van de nucleaire apocalyps, het ultieme bloedvergieten, telkens terug in Bobby's gedachten.
Met kroegvrienden voert hij ellenlange, soms inhoudsloze, soms juist hoog-intellectuele gesprekken, ongetwijfeld geïnspireerd door McCarthy's vertoeven tussen de geleerden van het SFI. Ze gaan over theoretische fysica, de moord op JFK, oorlog, tijd, God, en lijken wanhopige pogingen om zijn verwoestende herinneringen aan Alicia althans tijdelijk te verdrijven. Tevens doen ze een ernstig beroep op het geduld van de lezer.
De passagier is minder coherent en toonvast dan McCarthy's beste boeken. Maar na zo'n indrukwekkende loopbaan blijf je de oude meester volgen tot het eind. Laat Stella Maris maar komen.
Sam De Wilde
ua/an/07 j
Er worden geen baby's geroosterd boven open vuurtjes en niemand verliest zijn scalp in de twee nieuwe romans van Cormac McCarthy, maar de 89-jarige auteur van Blood Meridian (1985) en No country for old men (2005) toont zich in zijn tweeluik De passagier en Stella Maris niet blijmoediger dan in de gewelddadige werken waarmee hij de meeste bekendheid verwierf.
De doemprofeet van de Amerikaanse letteren heeft wellicht nooit vrolijk fluitend achter zijn draagbare Olivetti Lettera 32 gezeten, maar lichter is het in zijn (boven)kamer zeker niet geworden sinds hij in 2006 in The road het einde van de menselijke beschaving beschreef. Zijn eerste twee nieuwe boeken sinds die bekroonde roman mogen zich dan wel afspelen in de net iets minder post-apocalyptische jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, met uitspraken over de 'onbeheersbare gruwel' die altijd al 'onder de oppervlakte van de wereld' heeft gescholen, sluiten ze perfect aan bij het door en door donkere mens- en wereldbeeld uit de rest van McCarthy's twaalf romans omspannende onderzoek naar de aard van het kwaad. Wél nieuw is zijn breed uitgesmeerde interesse voor wiskunde en kwantummechanica. McCarthy is al jarenlang verbonden aan het Santa Fe Institute en veel van wat hij daar dinerend met Nobelprijswinnaars in de exacte wetenschappen heeft opgepikt over pakweg kennistheorie en de onvolledigheidsstellingen van Gödel, vond zijn weg naar De passagier en naar Stella Maris.
De hoofdpersonages uit McCarthy's literaire diptiek zijn de op elkaar verliefde broer en zus Bobby en Alicia Western, twee briljante geesten die door hun bedenker jammer genoeg gedropt worden in een universum waarin intelligentie gezien wordt als 'een basisingrediënt van het kwaad'. De passagier is vooral Bobby's boek en met zijn achtervolgingsverhaal is het in alles een klassiek McCarthy-verhaal. Bobby is een bergingsduiker die ooit zijn natuurkundestudies opgaf om racecoureur te worden in Europa. Na een verdachte klus met een gezonken straalvliegtuig wordt hij achternagezeten door mysterieuze 'kerels in pakken'. Net als in eerder werk van de Pulitzer Prize-winnaar doet de langzaam kabbelende plot nauwelijks ter zake en kom je nooit te weten wie die passagier uit de titel precies is of waarom Bobby steeds verder wegvlucht. De achtervolgingswaanzin die je herkent uit No country for old men creëert geen spanning, maar dient vooral als opvulling tussen lang uitgesponnen gesprekken over wetenschap en filosofie. Die vinden niet zelden in bars plaats, en ze neigen bij momenten dan ook naar ordinaire toogpraat. Op het slappe koord tussen diepzinnig en onzinnig verliest McCarthy af en toe zijn balans en dat onevenwicht zit traditiegetrouw ook in het taalgebruik van de leestekenschuwe auteur. McCarthy's stijl gaat van bloedmooie lyriek naar weinig elegante frasen die met een overdaad aan voegwoorden aaneen worden gekleefd. Zijn geliefkoosde woord is 'en'. In De passagier lees je McCarthy's kenmerkende pruimtabakproza. De schrijver geeft je veel om op te kauwen, maar ook veel dat je liever niet achteloos doorslikt.
Sleutelboek
Als De passagier voornamelijk over Bobby gaat, dan komt in Stella Maris bijna uitsluitend Alicia aan het woord. Van beide werkstukken is Stella Maris het betere boek, maar als het rijker en voller aanvoelt dan De passagier, dan komt dat ook deels door wat McCarthy in dat voorafgaande boekwerk al heeft aangereikt. De twee boeken kunnen niet zonder elkaar bestaan, maar vertonen al bij al vrij weinig gelijkenissen. McCarthy gooit in Stella Maris bijzaken als plotontwikkeling, spanningsopbouw of karakterbeschrijvingen radicaal overboord en bouwt het verhaal volledig op uit gesprekken tussen de aan paranoïde schizofrenie lijdende wiskundige en haar psychiater. Het resultaat is een roman, als roman er nog het juiste woord voor is, waarin de filosofische ideeën die in De passagier slechts oppervlakkig werden aangestipt, diepgaand worden uitgewerkt. Wat zich met zijn geringere lengte aanvankelijk leek aan te kondigen als een appendix, ontpopt zich op die manier tot een sleutelboek in dit tweeluik én in McCarthy's oeuvre. Weinig andere schrijvers zijn hun hele carrière lang even consequent in hun zwartgalligheid geweest en in zijn voorlopig laatste boek lijkt de ultieme pessimist definitief de filosofische basis van zijn verontrustende visie te hebben neergepend. Met Alicia als spreekbuis voor zijn somberste bedenkingen over de aard van het beest(je) trekt McCarthy het nut en de betekenis van zowat alles in twijfel, inclusief de taal waarmee hij dat doet: 'De komst van taal was als het binnendringen van een parasitair systeem. Het eiste hersendelen op die de minste vaste taken hadden. Die het makkelijkst konden worden overgenomen. […] De buitengewone bruikbaarheid van taal maakte die op slag tot een epidemie. Het lijkt of taal zich bijna ogenblikkelijk heeft verspreid tot in de meest afgelegen hoekjes van de mensheid. […] Wat het interessant maakt is dat taal zich ontwikkeld heeft zonder bestaande behoefte. Het was zomaar een idee. […] Uiteindelijk moet deze vreemde nieuwe code tenminste een deel van de wereld hebben vervangen door wat erover gezegd kan worden. Werkelijkheid vervangen door mening.'
Niemand weet wat we nog van Cormac McCarthy mogen verwachten, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de literaire reus na zo'n eloquente begrafenisrede voor zijn voornaamste werkinstrument ooit opnieuw de pen opneemt. Met Stella Maris levert hij hoe dan ook een indrukwekkend testament af.
CORMAC MCCARTHY De passagier. Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen, Arbeiderspers, 432 blz., € 26,99 (e-boek € 15,99).
CORMAC MCCARTHY Stella Maris. Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen, Arbeiderspers, 240 blz., € 22,99 (e-boek € 14,99).
Hans Bouman
ob/kt/29 o
Het was hét literaire nieuws van dit voorjaar: zestien jaar na publicatie van zijn laatste roman, De weg (The Road), komt Cormac McCarthy met een nieuw boek. Sterker: met twee nieuwe boeken, die kort na elkaar zullen verschijnen: The Passenger (De passagier) en Stella Maris. Naar verluidt werkte McCarthy, die in juli 89 is geworden, al decennia aan dit tweeluik. Van hem is bekend dat hij soms wel aan vier manuscripten tegelijk schreef, in werkdagen van viermaal twee uur per project.
Daarmee is meteen een van de spaarzame zaken genoemd die over McCarthy's schrijfgewoonten en opvattingen over het schrijverschap bekend zijn. De andere: wie goed wil leren schrijven moet veel lezen (Tolstoj, Dostojewski, Faulkner, Joyce en Melville, niet Proust en Henry James), en schrijven is een intuïtief proces waarover hij verder niets te melden heeft.
Om die reden - en omdat hij staat op zijn privacy en eigenlijk nogal verlegen is - heeft hij in zijn loopbaan maar zelden interviews gegeven. Onlangs doken er wat oude interviewtjes op uit plaatselijke kranten uit de tijd dat hij net was begonnen met schrijven. Het eerste interview dat een grote krant met hem had, The New York Times Magazine in 1992, is in feite een (mooi) profiel, dat vooral is samengesteld uit informatie van derden. Als McCarthy zelf aan het woord komt, gaat het meer over zijn fascinatie voor ratelslangen en wolven dan over schrijven.
McCarthy's interview met Vanity Fair in 2005 - dat net als het New York Times-interview werd afgenomen door Richard B. Woodward; de twee zijn bevriend - is vooral het verslag van een bezoek van de interviewer aan het Santa Fe Institute (SFI) in New Mexico, een multidisciplinair onderzoekscentrum waar McCarthy bijna dagelijks rondhangt. Hij verkeert graag in het gezelschap van wetenschappers (en nadrukkelijk niet in dat van schrijvers). Over schrijven vertelt hij in dit gesprek niet veel meer dan dat hij een hekel heeft aan interpunctie, met name aan aanhalingstekens. Ook toen McCarthy zich in 2007 liet verleiden tot een tv-interview met Oprah Winfrey hield hij zich beleefd op de vlakte.
Cormac McCarthy kortom is een man die veel te vertellen heeft, maar alleen in zijn boeken. Daarin draagt hij al sinds zijn debuut The Orchard Keeper (1965) een sombere boodschap uit. Zijn romans zijn doordrenkt met moord en doodslag, willekeurig bloedvergieten, wreedheid en moreel nihilisme. McCarthy, die een katholieke opvoeding genoot en ook misdienaar was, schuwt Bijbelse thema's niet, zoals het verloren paradijs, het einde ter tijden en gecompliceerde vader-zoonrelaties.
In het semi-autobiografische Suttree (1979) schreef hij over de gedesillusioneerde, volstrekt onmaatschappelijke Cornelius Suttree die een uitzichtloos bestaan leidt op een woonboot in de rivier de Tennessee. Hij wordt in het boek afgeschilderd als een gedoemde en gecorrumpeerde anti-Huckleberry Finn, de literaire held die juist optimisme en vrijheid belichaamt.
Geweld is een constante in McCarthy's oeuvre, maar Blood Meridian (1985) is zijn meest gewelddadige boek. Het speelt in de 19de eeuw en verhaalt over de Glanton Gang, een bende die - op zoek naar indianenscalpen, geld en de intense bevrediging die moorden nu eenmaal oplevert - een spoor van dood en verderf trekt door het grensgebied van Mexico en de Verenigde Staten.
McCarthy's boodschap: een leven zonder bloedvergieten bestaat niet. Het idee dat de mens moreel kan groeien, dat mensen met elkaar in harmonie kunnen leven, is gevaarlijk. Wie dat gelooft, zal als eerste bereid zijn om zijn ziel en vrijheid op te offeren en ten prooi vallen aan inhoudsloosheid en slavernij.
Met All the Pretty Horses (1992) en de twee andere delen van The Border Trilogy brak McCarthy door bij het grote publiek, waarna ook No Country For Old Men (2005) en het een jaar later gepubliceerde The Road (verfilmde) bestsellers werden.
McCarthy's boeken zijn te plaatsen in een Amerikaanse literaire traditie waarin de rechtschapen hoofdpersonen hun zuiverheid behouden door de gecorrumpeerde beschaving te ontvluchten. De eerder genoemde Huckleberry Finn, die de Mississippi oversteekt en de vrijheid aan gene zijde van de frontier opzoekt, is het archetypische voorbeeld. Ook McCarthy's personages proberen zich te onttrekken aan de beschaving, aan de burgermaatschappij. Maar steevast met aanzienlijk minder verheffende gevolgen.
Het zojuist verschenen De passagier is wat dat betreft een hardcore McCarthy-roman. Bobby Western is een intelligente, hoogopgeleide natuurkundige, maar heeft elke ambitie, elk geloof, alle illusies verloren. Als de roman opent, we schrijven 1980, is hij werkzaam als bergingsduiker in New Orleans. Met collega Oiler moet hij een in zee neergestort zakenvliegtuig bergen. Midden in de nacht. Het is een haastklus, al snapt Western de haast niet: er zullen geen overlevenden zijn. Aangekomen bij het toestel constateert hij dat alle negen inzittenden inderdaad dood zijn. Misschien al enkele dagen zelfs, gezien hun opgezwollen toestand. Merkwaardig genoeg ontbreken er enkele zaken: de zwarte doos, een paneel bij de vluchtinstrumenten, de vluchttas van de piloot en... een passagier. Beide mannen voelen intuïtief dat hier iets niet klopt. Zeker wanneer er de dagen daarna in de pers met geen woord over het ongeluk wordt gerept.
In de hoofdstukken die volgen krijgt de lezer langzaam een completer beeld van Bobby Western. Hij woont in een armoedig kamertje in de French Quarter van New Orleans (net als McCarthy zelf ooit) en wordt gekweld door herinneringen aan zijn zuster Alicia. Zij was een nog veel getalenteerdere natuurkundige dan hij, maar ze was ook geestelijk instabiel: ze leed aan paranoïde schizofrenie. Zeven jaar geleden heeft ze zelfmoord gepleegd. Het is duidelijk dat Alicia en Bobby een zeer intense relatie hadden. Buitenstaanders spreken over 'verliefdheid', en de suggestie wordt gewerkt dat die mogelijk ook is geconsummeerd. Het is duidelijk dat Bobby's stuurloosheid alles met de dood van zijn zus te maken heeft.
De eerste tientallen pagina's van De passagier hebben een thrillerachtig karakter. Niet lang na de berging van het zakenvliegtuig krijgt Bobby bezoek van onduidelijke officials, die hem vragen stellen die hij niet kan beantwoorden. Wordt hij ergens van verdacht? Waarvan dan? Er volgen nieuwe bezoeken van - ja, van wie eigenlijk? De sfeer wordt dreigender. Als collega Oiler bij een klus in Venezuela overlijdt, beseft Bobby dat hij in gevaar is. Hij slaat op de vlucht, neemt zijn intrek in een onbewoonde keet en leeft van de hand in de tand, want hij heeft ineens geen toegang meer tot zijn bankrekening.
Het verhaal van Bobby wordt met zekere regelmaat onderbroken door hallucinante passages waarin we het hoofd van Alicia binnentreden. Zij wordt gekweld door waanbeelden waarin het misvormde, met uiterst sarcastische humor behepte 'Softenonkind' een hoofdrol speelt. Als om de hechte band van broer en zus te benadrukken, laat de schrijver het Softenonkind in een droom ook aan Bobby verschijnen.
Gaandeweg verdwijnen de mysteries rond het vliegtuig naar de achtergrond en verandert de dynamiek van het boek. Opnieuw maakt zich van Bobby de gelatenheid meester die hem al sinds de dood van Alicia in haar greep heeft. De toon van het boek verschuift van thrillerachtig naar filosofisch.
We lezen dat ook vader Western natuurkundige was en deel uitmaakte van het team van Robert Oppenheimer, dat de atoombom ontwikkelde. Net als zijn herinneringen aan Alicia keren beelden van de nucleaire apocalyps, het ultieme bloedvergieten, telkens terug in Bobby's gedachten. Met kroegvrienden voert hij ellenlange, soms inhoudsloze, soms juist hoogst intellectuele gesprekken. Ze gaan over theoretische fysica, de moord op John F. Kennedy, oorlog, tijd, God... - en lijken wanhopige pogingen om zijn herinneringen aan Alicia althans tijdelijk te verdrijven. Tevens doen ze een ernstig beroep op het geduld van de lezer.
De passagier is minder hecht en toonvast dan McCarthy's beste boeken. Maar na zo'n indrukwekkende loopbaan blijf je de oude meester volgen tot het eind. Laat Stella Maris maar komen.
★★★☆☆
Uit het Engels vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen. De Arbeiderspers; 432 pagina's; € 26,99.
Koen Van Baelen
em/ec/20 d
De passagier
*****
Stella Maris
*****
Cormac McCarthy (°1933) heeft nooit een boek geschreven waarin de meeste mensen deugen. In romans als ‘Blood Meridian’, ‘No Country for Old Men’ en ‘The Road’ krijgt u de boodschap dat u uw medemens maar beter omlegt voor hij dat met u kan doen. Het lijkt dan ook een verademing dat van geweld nauwelijks sprake is in de twee boeken die McCarthy nu op zijn 89ste heeft uitgebracht. Maar ‘De passagier’ en ‘Stella Maris’ blijken van het somberste en verstikkendste dat hij ooit heeft geschreven. Zijn duistere mens- en wereldbeeld kreeg in zijn eerdere romans vorm in de daden van zijn personages, in dit tweeluik wordt op een filosofisch niveau een pessimistische wereldvisie ontwikkeld die de hoofdpersonen de lethargie, de waanzin of de dood in drijft. Vooral in ‘Stella Maris’ gaan abstracte ideeën en prangende existentiële kwesties hand in hand. Het boek bestaat uit gesprekken die de 20-jarige wiskundige Alicia met haar psychiater voert in een instelling voor geesteszieken. De geniale Alicia probeert al sinds haar jonge jaren via wiskunde en wetenschap vat te krijgen op de werkelijkheid, maar raakt verstrikt in haar eigen geest. Contact met de buitenwereld wordt moeilijk, ze krijgt de vreemdste hallucinaties en wordt suïcidaal. De enige verbinding die haar uit haar solipsistische wereld lijkt te kunnen redden, is die met haar bijna even schrandere oudere broer Bobby. De twee blijken niet alleen geestverwanten, ze zijn verliefd op elkaar en voelen zich ook seksueel tot elkaar aangetrokken. Alicia heeft hem zowaar ten huwelijk gevraagd, vertrouwt ze haar psychiater toe: ‘We konden ons houden aan de overtuigingen en gewoonten van de miljoenen doden onder onze voeten, of we konden opnieuw beginnen.’ Maar Bobby gaat het avontuur niet aan. Hij schrikt terug voor de radicaliteit van Alicia, die zowel in de wetenschap als in het leven tegen de heersende opvattingen durft in te gaan.
In ‘De passagier’ vernemen we al op de eerste pagina dat Alicia zelfmoord heeft gepleegd. De roman vertelt het verhaal van Bobby, die na de dood van zijn zus door spijt wordt verteerd en apathisch door het leven gaat. Die gelaten doelloosheid weerspiegelt zich, al dan niet met opzet, in de structuur van de ro man. Hoewel ‘De passagier’ veel rijker is aan thema’s en personages en stilistisch gevarieerder dan ‘Stella Maris’, is het verhaal ook weinig coherent en mist het vaak emotionele en intellectuele intensiteit. Wel iswaar zijn veel passages meesterwerkjes van be schrijvingskunst, maar evengoed zijn banaliteiten te lang uitgesponnen en is een aantal scènes irrelevant. Wetenschap en filosofie worden vaak oppervlakkig ingezet: je waant je als lezer soms op een receptie van aangeschoten wetenschappers die pochen met hun kennis, zonder dat je daar inhoudelijk veel verder mee raakt. Alleen al daarom is het twee maanden na ‘De passagier’ verschenen ‘Stella Maris’ geen extraatje, maar een noodzakelijke aanvulling. Ideeën die in de eerste roman alleen aangeraakt worden of gratuit in een verhaallijn ingewerkt, krijgen in het tweede boek de focus en de ruimte die ze nodig hebben. Ook het liefdesverhaal van broer en zus komt pas tot zijn recht als je het hele tweeluik leest. Bobby en Alicia waren tegen alle conventies in wellicht beter samengebleven, omdat alleen hun liefde bescherming had kunnen bie den tegen de onherbergzame wereld waar de weten schapper onvermijdelijk op stuit. Zo zijn ook deze boeken onafscheidelijk en versterken ze elkaar. Zijn ‘De passagier’ en ‘Stella Maris’ elk apart drie sterren waard, dan verdienen ze er samen vier.
Bookarang
Een nieuwe roman van Cormac McCarthy over menselijk bewustzijn, wetenschap en de erfenis van zonde. 1980, Mississippi. Reddingsduiker Bobby Western, gekweld door verlies en bang voor de diepte van de oceaan, wordt tijdens een onderzoek naar een mysterieuze vliegtuigcrash fysiek achtervolgd door mannen met insignes, en mentaal door de geest van zijn vader en door zijn zus — de liefde van zijn leven. In talige en intieme stijl geschreven. Voor een literair lezerspubliek. Cormac McCarthy (Providence, 1933) is een wereldberoemde Amerikaanse schrijver. Hij schreef meerdere boeken. Zijn werk werd in verschillende landen uitgegeven en won meerdere prestigieuze literaire prijzen, zoals de Pulitzerprijs voor Fictie en de National Book Award. ‘De passagier’ is deel een van een tweeluik. Het tweede deel, ‘Stella Maris’, verschijnt in december.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.