De verliefden : roman
Javier Marías
Javier Marías (Auteur), Arie Van der Wal (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, © 2022 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MARI XXL |
Marijke Arijs
em/ov/05 n
De jongste roman van Javier Marías is meteen ook zijn laatste. Kort voor de Nederlandse vertaling van Tomas Nevinson van de persen rolde, kwam de Spaanse schrijver, een van de grootste van zijn generatie, op 11 september onverwachts aan zijn eind. Hij was 70. Zijn vijftiende en lijvigste boek is de opvolger van Berta Isla, waarmee het een tweeluik vormt. Daarin werd het verhaal verteld van een Spanjaard die tegen wil en dank door de Britse geheime dienst werd ingelijfd. Niet zijn belevenissen stonden centraal, maar de twijfels en angsten van zijn vrouw Berta, die geduldig op zijn terugkeer wachtte. Deze keer krijgt de man zelf het woord.
De intrige speelt zich af in het Spanje van 1997 en 1998, toen de Baskische afscheidingsbeweging ETA nog genadeloos toesloeg en de IRA in Ulster zijn laatste aanslagen pleegde. Nevinson heeft zijn spionageverleden vaarwel gezegd en is teruggekeerd naar vrouw en kroost in Madrid, waar zijn vroegere chef hem weet te strikken voor een allerlaatste missie. Bertram Tupra geeft hem de opdracht een terroriste van de IRA te identificeren, die in 1987 betrokken was bij twee bloedige aanslagen van de ETA, en haar in één moeite door uit de weg te ruimen. Onder de naam Miguel Centurión vertrekt hij naar een fictieve provinciestad in het noordwesten van het land, waar hij geacht wordt uit te vlooien achter welke identiteit María Magdalena Orúe O'Dea zich tegenwoordig verschuilt. De keuze gaat tussen drie verdachten.
Het klinkt als een spionageroman, maar van enige actie is nauwelijks sprake. Javier Marías had weliswaar een zwak voor geheim agenten, maar gaf aan het genre een heel eigen invulling. De flinterdunne plot is hooguit een kapstok om de vermoedens, twijfels en overpeinzingen van het hoofdpersonage aan op te hangen. Nevinson laat zijn gedachten gaan over thema's als terrorisme, wraak en vergelding, tijd en identiteit, geloof en fanatisme, piekert over het verleden, 'een indringer die onmogelijk in toom te houden is', en weidt bladzijden lang uit over de onthoofding van Anna Boleyn en Marie Antoinette. En hij worstelt met zijn geweten, want de roman heeft een forse ethische lading.
Is iemand doden in alle omstandigheden verwerpelijk? Het boek opent met twee concrete voorbeelden, een fictief en een waargebeurd. In Man hunt, een film van Fritz Lang, krijgt een jager onverhoopt de kans om Hitler een kopje kleiner te maken, maar hij laat het moment voorbijgaan. En in zijn Dagboek van een wanhopig mens beschrijft de Duitse arts Friedrich Reck-Malleczewen hoe hij in 1932 in het restaurant Osteria Bavaria toevallig op de Führer stuitte. Ook hij liet de gelegenheid onbenut. De een besefte te laat wie hij in het vizier had, de ander had nog geen vermoeden van de calamiteiten die dat heerschap later zou aanrichten. Is doden gerechtvaardigd om onschuldige levens te redden en de wereld voor rampspoed te behoeden? Mag een mens het recht in eigen hand nemen? Wanneer verdient iemand het om te sterven? De auteur doet er ruim zeshonderd goedgevulde pagina's over om die vragen te stellen. De antwoorden laat hij aan de lezers over.
Heimwee
Natuurlijk wordt er ook een flinke boom opgezet over taal en tweetaligheid, want Marías, de meest Britse onder de Spaanse schrijvers, was behalve een gevierd auteur ook een gerenommeerd vertaler. Nevinson, zoon van een Engelsman en een Spaanse, heeft een talenknobbel en leeft net als hij tussen twee culturen in. Uit zijn immense culturele bagage diept hij aan de lopende band verwijzingen op naar T.S. Eliot, Yeats, Flaubert, Baudelaire, Milton, John Donne, Dante, Shakespeare en noem maar op, want 'mensen hebben geen idee hoe ontwikkeld agenten van inlichtingen- of geheime diensten vaak zijn'. Met zijn geestelijke vader deelt Nevinson ook een ongeneeslijk heimwee naar de twintigste eeuw, toen 'de wereld nog niet zo hysterisch was en praktisch alles verbood'. Er wordt uitgebreid gekankerd op onze tijd, waarin 'alle woorden op een goudschaaltje worden gewogen' en zelfs 'de gedachten, intenties en verlokkingen worden beoordeeld en veroordeeld'. Bovendien zijn de mensen tegenwoordig zo onwetend dat je ze alles kunt wijsmaken. Ze denken alles te weten, maar weten steeds minder, vindt de verteller, die zijn kans schoon ziet om de lezers een beetje wijzer te maken. We vernemen onder meer dat iemand die opgewonden raakt van iets anders dan seks niet te vertrouwen is, dat vrouwen onzekere wezens zijn omdat dat gevoel hen is aangepraat, en dat je nooit moet deelnemen aan massademonstraties, zelfs niet voor de goede zaak, want daar komen geheid lynchpartijen en andere ongein van.
Zoals steeds volgen de gissingen en veronderstellingen elkaar op, in de aftastende, meanderende stijl die het handelsmerk van Marías was. Zijn personages zijn nu eenmaal van het wankelmoedige type. Ze kunnen zelden tot een besluit komen, want alles is onzeker en niets staat ooit vast. Weet een mens ooit iets met zekerheid in het leven? 'Dat kan. Dat zou kunnen.' Het zijn niet voor niets de slotwoorden van Javier Marías' zwanenzang, een waardige afsluiter en een zeldzaam hoogtepunt in zijn indrukwekkende oeuvre.
Vertaald door Arie van der Wal, Meulenhoff, 604 blz., 26,99 € (e-boek 17,99 €). Oorspr. titel: 'Tomás Nevinson'.
Maarten Steenmeijer
ob/kt/08 o
Tomas Nevinson, zo heet de kolossale hekkensluiter van het kolossale oeuvre van Javier Marías, de Spaanse schrijver die enkele weken geleden onverwacht het leven liet. De roman telt ruim zeshonderd pagina's maar zoals te doen gebruikelijk bij Marías is de plot niet zo ingewikkeld. Verteller en hoofdpersoon is Tomas Nevinson, de echtgenoot van de Madrileense vrouw die centraal staat in Marías' vorige roman, Berta Isla. Nevinson heeft jarenlang voor de Britse geheime dienst gewerkt en keert in 1994 terug naar Madrid, waar hij met een baan op de Britse ambassade in rustiger vaarwater terechtkomt.
Maar begin 1997 krijgt hij van zijn oude baas Bertram Tupra het verzoek om in Ruán, een door Marías verzonnen provinciestad in het noordwesten van Spanje, María Magdalena Orúe O'Dea te vinden, een terroriste van de IRA die in 1987 betrokken was bij twee bloedige aanslagen van de Baskische terreurorganisatie ETA. In Ruán heeft zij onder een andere naam een nieuw leven opgebouwd, maar de vrees bestaat dat ze betrokken is bij de voorbereidingen van nieuwe aanslagen.
Om die te voorkomen (en ook omdat ze haar straf niet mag ontlopen) moet zij worden opgespoord en in staat van beschuldiging worden gesteld. Bijzondere omstandigheid in deze operatie is dat er drie verdachten zijn. Aan Nevinson de taak om te achterhalen wie van de drie Orúe O'Dea is en om voldoende bewijs tegen haar te verzamelen dan wel haar te vermoorden als hij daar niet in mocht slagen.
Na een halfjaar weet Nevinson nog altijd niet zeker wie van de drie vrouwen de terroriste is. Tupra begint zijn geduld te verliezen en meent op basis van een aantal gegevens wél te weten wie ze moeten hebben. Maar dit bewijs (in feite zijn het niet meer dan vermoedens) is bij lange na niet voldoende om de vrouw achter de tralies te krijgen en dus moet Nevinson haar naar de andere wereld helpen. Hij heeft het moeilijk met deze opdracht. Niet dat hij nooit eerder iemand voor zijn werk heeft omgebracht, maar dat waren mannen. Een vrouw, dat is andere koek, zo legt hij op de eerste pagina's van de roman al uitvoerig uit.
Op basis van deze samenvatting kan Tomas Nevinson worden getypeerd als een spionageroman. Maar dat is, zo zou je daar onmiddellijk aan toe kunnen voegen, van ondergeschikt belang. Bij Marías gaat het immers niet in de eerste plaats om de plot maar om de lange gedachtenstromen van de verteller, diens gedetailleerde observaties, vermoedens, angsten, overpeinzingen en speculaties over grote thema's als trouw, verraad, geweld, moord, dood, herinnering, tijd en identiteit. Maar je zou het ook anders kunnen zien en Tomas Nevinson kunnen beschouwen als een roman die de grenzen van het genre van de spionageroman op superieure wijze verlegt, net zoals Marías eerder, in romans als Een hart zo blank en De verliefden, de grenzen van de thriller op magistrale wijze oprekte.
Het idee van Tomas Nevinson als spionageroman werpt met terugwerkende kracht bovendien nieuw licht op de andere romans van Marías. Want zijn de ik-vertellers in Aller zielen, Een hart zo blank, Denk morgen op het slagveld aan mij, De verliefden en Zo begint het slechte niet stuk voor stuk spionnen in de brede zin van het woord? Net als 'echte' spionnen zoals Tomas Nevinson opereren ze alleen, verkeren ze voortdurend in de hoogste staat van alertheid en delen ze hun gedachten en gevoelens niet of nauwelijks met anderen. Ze hoeden zich ervoor om in het leven op te gaan en geven zich niet bloot in de relaties die ze aangaan. In plaats daarvan bewaren ze afstand, observeren ze de werkelijkheid en brengen ze haar zo nauwkeurig mogelijk in kaart. Relevante of mogelijk relevante details worden onder een microscoopglas gelegd en geïnterpreteerd. Elk detail telt, of kán tellen, want elk detail kan van betekenis zijn. En kennis is macht. Macht over de situatie, macht over de ander, macht over de werkelijkheid.
Voor een 'echte' spion geldt dit ook allemaal, maar voor hem is het een rol die in dienst staat van een doel dat het persoonlijke ontstijgt of daar zelfs niets mee van doen heeft: de vijand verzwakken dan wel uitschakelen om de machtspositie of de veiligheid van het land te versterken. Het bijzondere van Marías' personages is daarentegen dat hun solitaire opstelling geen rol is en ook geen hoger doel dient, maar een existentieel gegeven is. Ze kunnen niet anders dan afstand houden tot het bestaan, ze kunnen niet anders dan een muur van taal en denken optrekken tussen henzelf en de wereld.
Dat is tragisch, want die afstandelijke, analytische, cerebrale houding is niet alleen een manier van handelen, zoals bij spionnen, maar eerst en vooral een manier van zijn, die gevoed wordt door een diepgewortelde achterdocht. Marías' personages kunnen de wereld niet anders tegemoet treden dan als spionnen. Maar in tegenstelling tot wat er bij professionele spionnen doorgaans gebeurt, levert hun onthechte manier van zijn en waarnemen niet of nauwelijks 'echte' kennis op over de mensen die ze bespioneren. Ook over de situaties waarin ze verkeren krijgen ze niet echt controle, laat staan dat ze greep krijgen op het leven, op de dood.
Deze diepe onzekerheid - de kern van Marías' romans - zien we ook in Tomas Nevinson. De spion blijft, zoals gezegd, in het ongewisse over de schuld of onschuld van de vrouw die hij moet vermoorden. En alle drie de verdachte vrouwen blijven een mysterie voor hem, ook al bespioneert hij ze op afstand, wint hij via anderen informatie over hen in en weet hij hun levens binnen te dringen.
Ook weet Nevinson niet wie er precies achter de opdracht zit (de Spaanse geheime dienst niet en ook de Britse geheime dienst niet - Tupra is alleen maar tussenpersoon); wie Tupra precies is (getuige ook de waaier van namen waaronder hij opereert); wat er omgaat in Berta Isla (met wie hij sinds zijn terugkomst uit Engeland weer contact heeft); wie hij zelf is geworden sinds hij niet meer actief is voor de Britse geheime dienst. Het blijft bij vermoedens, gissingen, veronderstellingen.
Maar er is nog iets anders aan de hand. Nevinson (die - en dat is natuurlijk geen toeval - van hetzelfde bouwjaar is als Marías: 1951) lijkt minder opgewassen te zijn tegen zijn existentiële eenzaamheid dan de ik-vertellers uit Marías' vorige romans. De muur van taal en denken waarmee hij zich probeert te weren tegen het woelen van de wereld wordt aangevreten door melancholie. Zo roept de provinciestad Ruán weemoedige herinneringen op aan een manier van leven die in Madrid niet meer bestaat, maar die hij als kind nog heeft meegemaakt. Ook verlangt hij 'vaag' (als typische Marías-verteller houdt hij natuurlijk een slag om de arm) terug naar de Tomas Nevinson die hij was voordat hij geheim agent werd, toen hij nog 'niet overal het kwaad zag en geen schade had geleden of 'latere schade' had toegebracht, zelfs geen eerdere schade...'
Het zijn gevoelens die niet los kunnen worden gezien van de omstandigheid dat hij een flinke tijd uit de running is geweest en, meer in het algemeen, met zijn leeftijd. Maar minstens zo belangrijk in dit verband is dat Nevinson deze keer de opdracht krijgt een vrouw te vermoorden. Hoe dan ook, het moet mede aan deze tegennatuurlijke missie en de verrassende afloop ervan te danken zijn dat zijn relatie met Berta Isla schoorvoetend aan intimiteit lijkt te winnen.
Maar je weet het nooit. Of om met Berta te spreken: 'Dat kan. Dat zou kunnen.' Het zijn de laatste woorden van Marías' laatste roman.
★★★★☆
Uit het Spaans vertaald door Arie van der Wal. Meulenhoff; 636 pagina's; € 26,99.
(mmo)
ob/kt/11 o
*****
De Spaanse schrijver Javier Marías werd getipt als Nobelprijswinnaar. Hij stierf vorige maand onverwacht. Sinds zijn oerboek 'Allerzielen' had hij een onnavolgbare, zeer eigen stijl. Uitgesteld vertellen, met lange, meanderende, associatieve, beeldende en zinderende zinnen, hernemen en opnieuw formuleren. Ook in zijn vuistdikke postume spionageroman 'Tomas Nevinson' duurt het tot pagina 83 voordat duidelijk wordt wat Bertram Tupra precies wil van het hoofdpersonage. Nevinson, half-Spaans, half-Engels, is een spion. Tupra is zijn baas, of gewezen baas, bij de Britse geheime dienst. Nevinson krijgt de opdracht een vrouw te doden. Dat is het. En daar gaan de resterende 550 bladzijden over: of hij dat kan, of hij het wil, waarom hij het zou doen. Met alle overdenkingen, terzijdes en verwijzingen van dien. Net zoals Marías in 'Berta Isla', waarmee 'Tomas Nevinson' een tweeluik vormt, een vrouw een hele roman lang liet wachten tot haar man thuiskwam en onderwijl liet nadenken over de vraag of ze elkaar eigenlijk wel zo goed kenden als gedacht. Maar al dat uitstellen en uitweiden dient een doel: laten zien wat leven is. Ménsen laten zien, hoe ze denken, en hoe hun leven daardoor wordt beïnvloed.
'Tomas Nevinson' is een prachtige laatste daad.
Bookarang
Een knap gecomponeerde lijvige (635 blz.) literaire misdaadroman over moraliteit en politiek. De lezer volgt het verhaal van Tomas Nevinson, werkzaam bij de geheime dienst. Het is 1997 en hij woont in Madrid. Hij krijgt de bijzondere opdracht om een oud-IRA-terroriste op te sporen en om het leven te brengen. Het boek is een reflectie op de grenzen van mogelijkheden en stelt grote vragen over moraliteit en moord. In lichtvoetige stijl en intelligent geschreven. Met name geschikt voor een literaire lezersgroep. Javier Marías (Madrid, 1951 - Madrid, 2022) was (onder andere) schrijver, professor, vertaler en journalist. Hij schreef meerdere boeken. Zijn werk werd in verschillende landen uitgegeven en won meerdere prestigieuze literaire prijzen, zoals de National Novel Prize, de Premio Nonino en de Premio Rómulo Gallegos.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.