Samen met zuster Cornelia, pelgrims Linda en Belinda en priorin Maria Magdelena loopt Marijke Schermer stukken van het Brabantse Kloosterpad. Tijdens het wandelen vraagt ze zich ondermeer af wat ze gemeen heeft met iemand die het leven in een religieuze orde verkiest boven het leven daarbuiten. Met trefzekere zinnen neemt Schermer de lezer mee in een onderzoek naar herinnering, feit en fictie, en waarnemen en scheppen.