Zo voelt het om een vogel te zijn
Tim Birkhead
Catherine Raven (Auteur), Henny Corver (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : RAVE |
Marjan Slob
i /ul/10 j
Bioloog Catherine Raven woont in haar eentje in een afgelegen boswachtershuis ergens op de koude, hooggelegen prairie van Montana. Om kwart over vier komt Vos langs. Het ranke en ietwat sjofele dier strekt zich uit op de platte steen voor het huis en laat zich al zonnend voorlezen. 'Dit is geen toeval meer', beseft Catherine. 'Ik kan op de komst van Vos vertrouwen.' Mens en dier voelen zich steeds meer op hun gemak in elkaars gezelschap. Ze spelen spelletjes en trekken er samen op uit. Gaandeweg ziet Catherine in Vos ook niet langer een willekeurig exemplaar van een andere diersoort. Deze vos heeft een bepaalde persoonlijkheid; hij is speelser en extraverter dan veel van zijn soortgenoten. Voor haar is Vos een individu geworden. Sterker nog: hij is haar vriend.
Als universitair docent 'weet' Raven dat het vermenselijken van wilde dieren 'truttig en uitermate uncool' is. 'Iedereen behalve iemand met een garnalenverstand wordt geacht wilde dieren niet te vermenselijken', verklaart ze. Tegenover collega's doet ze alsof ze Vos observeert. Een tijdlang verzamelt ze braaf zijn poep voor analyse, want alleen dan heeft ze legitiem iets bij hem te zoeken. Maar die poging hem te objectiveren en 'tot data te reduceren' werkt averechts. 'Naarmate ik hem observeerde en hem beter ging begrijpen, naarmate ik meer waardering kreeg voor het gemak waarmee hij het leven opvatte, ging inzicht over in empathie', schrijft Raven.
In Vos & ik zet Raven zichzelf neer als een mensenschuw type dat baat heeft bij een sober, teruggetrokken bestaan. 'Stilte was mijn noodzakelijke comfort', bekent ze. Haar relaas gaat over meer dan Vos alleen. Raven beschrijft ook gedetailleerd de jeneverbesstruiken, de woelmuizen en de eksterkolonie in de buurt van haar huis. Ze verhaalt hoe ze met pistool en boog het terrein doorkruist, waarbij ze af en toe een hert schiet dat in haar stoofpot verdwijnt. Een kille, gewelddadige vader werpt een schaduw over het verhaal, maar groeit geen moment uit tot het hoofdthema. Dat is de wilde natuur, de plek waar Catherine haar blik kan laten zwerven en haar gedachten kan laten gaan.
Raven heeft het observatietalent van een ware bioloog, en die observaties voeden haar inlevingsvermogen. Zo merkt ze dat ze traag en regelmatig moet ademhalen om Vos niet te verontrusten, en zo kan ze zich een beeld vormen van zijn leefwereld. Stel je voor: al die geuren om je heen, die stekelplanten waarin je staart blijft haken, hoe je soms liever een omweg neemt om maar niet tegen de zon in te hoeven kijken!
Een geoefend schrijver is Raven niet. Haar stijl is vaak nogal krampachtig. Dan zou je wensen dat ze wat minder geforceerd onderhoudend zou willen zijn en met wat meer zelfvertrouwen rustig vertelde wat zich in en om haar voltrekt. Want juist die gedetailleerde beschrijvingen van bijna niets bekoren het meest. Dan komen haar natuurbeelden tot hun recht, waarin een geglazuurde koffiemok 'iriserend' is 'als een kuiltje pis in een bizonvla'.
Antropomorfisme - dieren begrijpen naar je eigen menselijke aard - is nog steeds taboe onder biologen en andere wetenschappers. Maar sinds Darwin is het een stuk onduidelijker geworden wanneer je je daar nu precies aan bezondigt. Eeuwenlang zagen wij onszelf als wezens die door God boven de dieren waren geplaatst. De evolutietheorie doorbrak die verhoudingen en sindsdien zijn we dier tussen de dieren.
Wij mensen hebben nog steeds niet goed verhapstukt wat dat betekent. Gedraagt Raven zich echt onwetenschappelijk door haar vos extravert te noemen? Waarom zouden we individuele exemplaren van een soort waarmee we structurele kenmerken delen (zoals een behoorlijk ontwikkeld zenuwstelsel) geen persoonlijkheid mogen toekennen? Mensen die nauw met dieren omgaan, repten altijd al over verschillen tussen de ene hond of koe en de andere. Hun ervaringen werden vaak ontkend, of routineus weggezet als sentimenteel. Maar inmiddels wint het vermoeden terrein dat de 'wetenschappelijke' blik ook te objectiverend en afstandelijk kan zijn, waardoor je reële ervaringen met (en van) dieren mist. De actuele wetenschappelijke vraag is: wat kun je als mens redelijkerwijs in dieren van een andere soort herkennen, waarin zijn ze jou juist vreemd - en hoe denk je het verschil te weten?
Ook de Britse schrijver Jon Day wil niet in de valkuil van het antropomorfisme trappen. 'Het is gevaarlijk dieren menselijke eigenschappen toe te dichten', bezweert hij in De weg terug. 'Ze leven op hun eigen manier in hun eigen wereld. Hun anders-zijn is iets wat we niet zouden moeten willen temmen.' En toch is dat precies wat hij riskeert als hij zich op een dag aanmeldt bij de plaatselijke vereniging van duivenmelkers. Day en zijn zwangere vrouw zijn van hartje Londen naar een buitenwijk verhuisd om de bekende reden: daar zijn gezinswoningen nog te betalen. Maar aarden valt niet mee. Na een gecompliceerde bevalling zijn de jonge ouders moe, verdoofd en knorrig. Waar Day voorheen als fietskoerier eindeloos door Londen zoefde (hij schreef hierover in een eerder boek), is hij nu gebonden aan huis. Day heeft het benauwd.
Duiven blijken uitkomst te bieden. Duivensport 'is altijd een hobby van de arbeidersklasse in de stedelijke gebieden geweest', vertelt Day. Hij begint te begrijpen waarom: als je woont in een klein huisje en werkt in een donkere fabriekshal of in een mijn, dan laten je duiven je tenminste nog omhoogkijken, de vrije ruimte in. Duiven worden dan 'een zinnebeeld van verlossing en ontsnapping'. Day vindt saamhorigheid tussen de ongepolijste mannen die hem op weg helpen met een koppeltje duiven en veel goede raad. Ook de duiven zelf gaan hem steeds meer boeien en dat weet hij mooi over te brengen.
Duiven blijken meer dan suffige beesten die hobbelend op hun verminkte poten naar gevallen patatjes pikken. Ze zijn begiftigd met een mysterieus gevoel voor plek. Hoewel duiven geen trekvogels zijn, kunnen ze heel goed de weg naar huis vinden, waarbij ze schakelen tussen verschillende navigatiesystemen. Boven bekend terrein vliegen ze op hun geheugen. Om dat geheugen te trainen, gaat Day zijn duiven 'opleren': met een mand vol vogels aan zijn stuur fietst hij steeds verder van huis, waar hij ze vrijlaat in de hoop dat ze naar huis terugvliegen.
Zo maken de dieren gaandeweg een steeds grotere kaart aan van het gebied en koersen ze op hun bekende rivieren of het lint van de snelweg. Maar losgelaten boven terrein dat hun vreemd is, vinden ze ook de weg terug, al duurt dat wat langer. Dan gaan ze vermoedelijk af op een combinatie van magnetisme, de geur van de wind en de stand van de zon, gecorrigeerd voor tijd. Om wedstrijden te winnen moet een duivenmelker zijn ploeg opleren, maar ook goed kunnen inschatten welke individuele duiven in vorm zijn en foklijnen in de gaten houden. Dat vergt uren en uren geduldig observeren. Onder zo veel aandacht gaat elk dier gloeien. 'Hun oogleden hebben de schemerige, bestofte kleur van een zomerse middernacht', schrijft Day verliefd over zijn duifjes.
Day is een veel vaardiger schrijver dan Raven, en doorsnijdt zijn bespiegelingen met een verslag van de vlucht die zijn in Schotland geloste duiven terug naar huis maken. Day maakt dat spannend; zullen zijn duiven de verraderlijke windstoten en loerende roofvogels weten te trotseren? Maar hij maakt het vooral ontroerend. De vogels moeten immers wel naar je terug willen vliegen. Ze moeten zeker genoeg zijn van wat telt als thuis en het moet daar ook prettig genoeg zijn. Daar moet je op durven vertrouwen. 'Ze moeten de vrijheid krijgen: de vrijheid om het huis te verlaten, want zo leren ze hoe ze kunnen thuiskomen', schrijft Day.
Als hij beschrijft hoe zijn 'gespannen en koortsachtige verwachting met het verstrijken van de uren omsloeg in bezorgdheid en hoe die bezorgdheid in één klap ophield zodra ze in een lange lijn aan de horizon verschenen', groeit zijn verhaal uit tot een allegorie over ouderschap en het creëren van een thuis. Via zijn duiven vindt Day een zekere vrede in de voorstad. 'De kleinschaligheid van ons leven begon weldadig te voelen in plaats van beperkt.'
Terwijl Raven via Vos de wildernis wil beleven, leren Days duiven hem juist om zich te schikken in een rol waarin hij primair een baken voor ander leven is. Waarschijnlijk voelen mensen zich aangetrokken tot de diersoort die hun eigen vraagstukken en verlangens van dat moment weerspiegelt, en dat zou je antropomorfisme kunnen noemen. Maar ware dierenliefde gaat ook altijd over goed observeren. De post-darwinistische kunst is om dieren via je eigen lichaam te begrijpen, zonder hen in te lijven. Dan dwingen dieren je sensueel te zijn en zetten ze je zintuigen op scherp. Gaandeweg ga je je een voorstelling maken van hoe dat andere wezen op een heel andere manier dan jij thuis kan zijn in dezelfde wereld. Dieren van dichtbij meemaken hoeft dus niet uit te draaien op het annexeren van hun bestaan. Een waarlijk getalenteerd dierenliefhebber ziet de overeenkomsten én de verschillen tussen een dier en zichzelf. Dan kan samenleven met een dier - of het lezen van boeken daarover - een manier zijn om toegang te krijgen tot een totaal andere belevingswereld.
★★★☆☆
Catherine Raven, Vos & ik. Uit het Engels vertaald door Henny Corver.
Atlas Contact; 320 pagina's; € 24,99.
★★★★☆
Jon Day, De weg terug. Uit het Engels vertaald door Hanneke Bos.
Fontaine; 288 pagina's; € 22,99.
Susan Gosselink
Debuut van de Amerikaanse bioloog over haar relatie met een wilde vos. Catherine Raven (1959) woont in een groot huis in een afgelegen bergvallei, de vos is een voorbijganger. Raven is nieuwsgierig naar het dier en probeert er een band mee op te bouwen. Ze leest hem voor uit boeken als ‘De kleine prins’ en ‘Frankenstein’. Bovendien leert de lezer ook meer over Ravens levensloop, haar bestaan als bioloog en over haar studenten en de lessen die zij hen geeft. Het boek bevat mooie, gedetailleerde beschrijvingen van het huis, de tuin en van de omgeving. Ravens schrijfstijl is vlot, het verhaal is mooi opgebouwd en de personages worden goed uitgediept. Mooi debuut over een ongewone vriendschap tussen mens en dier. Goede vertaling. Kwaliteit voor een breed publiek.
Yolanda Entius
i /ul/17 j
Vriendschappen tussen mens en dier spreken tot de verbeelding, zeker als dat wilde dieren zijn. Ik ben opgegroeid met Flipper - Wat een dolfijn, om trots op te zijn! - en Skippy, de boskangoeroe, helden die als het nodig is hun mensenvrienden te hulp schieten; fictie. Fascinerender wordt het als het echt is. Of dat nou de vriendschap is tussen Len Howard en haar koolmezen, beschreven in Vogels als huisgenoten, of het minder lieflijke Grizzly Man van Werner Herzog waarin de 'vriendschap' tussen Timothy Treadwell en 'zijn' beren werd gedocumenteerd.
Feit of fictie; er hangt vrijwel altijd iets romantisch rondom dat intieme contact tussen mens en dier. Het is die romantiek waar biologen en zoölogen van gruwen. En je hoeft, begrijp ik, geen purist te zijn om je neus op te halen voor een dierenvriend die zich schuldig maakt aan antropomorfisme (het toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke wezens). Er rust in wetenschappelijke kringen een heus taboe op de vriendschap tussen mens en dier. En het is dat taboe waardoor Catherine Raven, gepromoveerd bioloog, haar vriendschap met Vos (met hoofdletter dus) lange tijd verborgen hield: ze schaamde zich. Pas als de omstandigheden haar ertoe dwingen en er bovendien geen houwen meer aan is, komt ze uit de kast.
Een en ander legt ze vast in het boek Vos en ik waarin ze beschrijft hoe haar verhouding met Vos ontstond, vanaf de eerste keer dat hij achter het vergeetmenietje bij haar huis bleef zitten om haar te observeren (hij haar ja, en ja: zij ook hem), tot het moment waarop hij haar gestalte leerde herkennen en zelfs haar stem, en zij hem voorlas uit De kleine prins.
En ja dus, Raven maakt zich schuldig aan antropomorfismen. Niet alleen dieren kijken als mensen, ook wolken doen dat: als ze even uiteenwijken dan is dat om de vissers te misleiden door ze uit hun tent te lokken met de belofte van goed weer. En toegegeven: als Vos zich met een reuzensprong over een ijskorst een 'breedgevleugelde havik' voelt gaat dat mij ook te ver, maar door het consequent op één niveau stellen van mens en dier creëert ze wel een wereld waarin alles met alles verbonden is, of (in de woorden van de door haar geciteerde natuurbeschermer John Muir): "Als je één ding eruit probeert te pikken, merk je algauw dat het vastgehaakt zit aan al het andere in het universum."
Kindvijandelijk nest
Raven zet het in als stijlmiddel. We kijken niet alleen vanuit Catherine naar Vos (en de andere aanwezigen op en rond haar erf - ook de bomen en de eksters krijgen eigennamen), maar ook vanuit Vos naar haar: in zijn ogen is zij 'Orkaanhanden'. Haar blik op hem komt zo op gelijk niveau te staan met zijn blik op haar, en omdat dat in beide gevallen zo evident subjectief is en dus om verbeelding gaat - fictie dus in feite - pik je het, van zowel hem als haar. En voor wie er, zoals Raven, achterkomt dat het er niet om gaat wie je bent maar wat je doet, verdwijnt het onderscheid tussen mens en dier. "Ik hoor liever van iemand dat hij zingt dan dat hij zanger is," schrijft ze. Het boek grossiert in dit soort uitspraken, waardoor ook ik anders naar mijn eigen diersoort ging kijken.
Maar waar zit Raven, bezijden Vos, zelf aan vastgehaakt? Deze vraag wordt gaandeweg de motor van haar boek. En hoewel ze daar (prettig) weinig woorden aan vuil maakt, moet het toch genoemd: Raven komt uit een ronduit kindvijandelijk nest. "Ik wou geen kinderen," zegt haar vader als ze twaalf is, en: "als je ooit kinderen krijgt hoef ik het niet te weten en hoe het verder met je gaat zal me ook worst wezen." Het drukte een enorme stempel op haar emotionele staat en 'al mijn relaties en alles wat ik sindsdien had ondernomen.' Het zal niemand verbazen. De positieve keerzijde ervan is dat ze al jong zelfstandig is en het ook in barre omstandigheden weet te rooien. Ze trekt in haar uppie met een tentje door de bergen en gaat zoölogie studeren. Lang pendelt ze tussen de academische wereld en de wildernis. Als boswachter van nationale natuurparken waaronder Yellowstone doet ze veel praktijkervaring op en raakt verstrikt in de discussie over wild versus gekist of getemd, en de vraag wat normaal dan wel natuurlijk gedrag is. Een door (tamme) honden half doodgebeten kalf bijvoorbeeld zou je niet uit zijn lijden mogen verlossen omdat je de natuur haar gang zou moeten laten gaan. Raven doet het stiekem toch: ze voert hem (giftige) taxusbessen. Mijn natuur, zo redeneert ze, is empathie.
Vossenwelpjes
Op een dag koopt ze een stuk grond in een bergachtige gebied in Montana, ver van de bewoonde wereld, en bouwt er het huis (door de ogen van Vos en de eksters:) 'met het blauwe dak'. Ze plant er boompjes, kruiden, maar het is er droog en de grond is arm; veel wil er niet groeien. Lampenpoetsers wil ze zaaien, voor wat kleur en variatie, en de woelmuizen moeten het zaad voor haar verzamelen. Een woud van onkruid, het zogenoemde woelmuizenbos, moet de muizen beschermen. Maar het loopt allemaal anders en uiteindelijk is daar Vos. Ze raakt zó aan hem gehecht dat het haar moeite kost hem alleen te laten als ze naar de stad moet om les te geven.
Er komen kindjes, vossenwelpjes waarnaar Raven in het maanlicht kijkt: "Gefascineerd focuste ik mijn blik om hun gestoei in het maanlicht te volgen; mijn andere zintuigen werden doffer, alsof ik langzaam onder water zakte. Ik nam een teug lucht, hield mijn adem in en dook de nacht in met vosjes die vrijelijk om me heen zwommen. Twintig, misschien wel veertig minuten heb ik zo gestaan. De schaduwen kwamen al van een andere kant toen ik het veld voor mijn huis in liep. Graskolken wervelden her en der, en uit elke kolk piepte een vossenkopje. Het maanlicht of een brede baan glinsterende rivier belichtte hun spitse kopjes van achteren."
Vos heeft, zo weet Raven maar al te goed, niet het eeuwige leven. Er moeten keuzes worden gemaakt, vragen worden beantwoord. Door te kijken, met Vos te spelen, te filosoferen en in boeken als Moby Dick zielsverwanten te ontdekken, komt ze tot inzichten en tot het schrijven van subliem proza dat mij zo nu en dan de adem benam.
Vert. Henny Corver. Atlas Contact; 320 blz. € 24,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.