Een tweede leven : roman
R.C. Sherriff
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SHER |
Alexandra De Vos
i /ul/10 j
'Als je je dagelijks leven armzalig vindt, maak het dan geen verwijten; verwijt jezelf dat je niet genoeg dichter bent om de rijkdommen des levens tevoorschijn te roepen.' Die vermaning gaf Rilke mee in zijn Brieven aan een jonge dichter, maar tegen een jonge schrijver als R.C. Sherriff had hij het niet hoeven zeggen.
Sherriff (1896-1975) behoorde tot de generatie Engelsen die de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog hadden overleefd. Zijn oorlogservaringen had hij verwerkt tot een succesvol toneelstuk, Journey's end. Met zijn buik vol van trauma en dood wilde hij maar één ding: gewoon gelukkig zijn.
Een verblijf in het kuststadje Bognor hoorde bij dat geluk, hij hield ervan de vakantiegangers te observeren. Na Journey's end waren al zijn toneelstukken geflopt - wat als hij eens iets heel anders probeerde? Een realistische roman 'over eenvoudige en ongecompliceerde mensen die normale dingen deden'? Geen drama, geen bloemrijke taal. Geen kat zou het willen lezen maar hij zou gewoon voor eigen plezier schrijven, zonder te weten waar het verhaal naartoe ging. Sherriff pikte een gezin uit de mensenstroom, stelde zich hun dagelijkse leven voor, en begon. Het resultaat was Twee weken weg (1931), een juweeltje van een roman.
Ultiem geluk
De lezer volgt - tot in de kleinste details - het gezin Stevens en hun jaarlijkse vakantie in een pensionnetje in Bognor. Meneer Stevens, kantoorklerk, werpt zich op als leider van de expeditie. De avond van vertrek is ultiem geluk, en de vakantie respijt van de teleurstelling eigen aan zijn bescheiden maatschappelijke positie: 'Een man op vakantie wordt de man die hij had kunnen zijn als alles iets anders was gelopen. Alle mannen op vakantie zijn gelijk, ze kunnen allemaal vrijelijk hun droomkasteel bouwen zonder acht te slaan op kosten of bouwkundige bekwaamheid.' Van een klein huisje in een Londense voorstad naar bruine benen, canvas strandschoenen en flirten met barmeid Rosie in een Bognorse pub: daar droomt een huisvader het hele jaar door van.
Moeder Stevens daarentegen is een huismus: ze vreest de reis, het overstappen in het drukke treinstation ('de hel bestond volgens Mevrouw Stevens uit een witheet Clapham Junction') en de eindeloze zee, 'dat grote, gladde, slijmerige oppervlak dat zich uitstrekte in een niets waar ze draaierig van werd.'
Blij wordt ze van de blijdschap van de anderen, en van de avonden breiend onder lamplicht in het pension, met de ongekende luxe van een glaasje port.
En dan zijn er de kinderen: de zeventienjarige Dick, die ongelukkig is met zijn baantje op kantoor; de twintigjarige Mary, die naaister is en aan zee een eerste romance zal beleven - en de tienjarige Ernie, die ervan droomt kaartjesknipper te worden en alles aan de reis ronduit fantastisch vindt.
Eenmaal de kanarie bij de buurvrouw is ondergebracht, de kat tweemaal per week bokking krijgt en de treinreis achter de rug is, kan het genieten beginnen. De dagen vliegen voorbij met zwemmen, zonnen, cricketen en luisteren naar het muziekkorps. Aan het zacht glanzende geluk van het gezin Stevens zit ook een randje verdriet: pension Zeezicht, al twintig jaar hun vaste stek, vervalt elk jaar een beetje meer, en de zieke pensionhoudster mevrouw Huggett voert een hopeloze strijd tegen nieuwbakken hotels met luide feestverlichting en even luide radiomuziek. En de kinderen, die groeien op en uiten 'duistere plannen' over vakanties met vrienden en vriendinnen.
Bruine benen
Maar eer dat schrikbeeld werkelijkheid wordt, buldert en zingt de zee, worden benen bruin en kan dit doorsneegezin éven het glazen plafond vergeten waar ze in het Britse klassensysteem tegenaan botsen. En Sherriff, die verwachtte dit verhaal zonder drama of plot terug te krijgen van de uitgever 'met een vriendelijk spijtig briefje', kreeg niets dan enthousiasme en duizelingwekkende verkoopcijfers op zijn bord. Het is dan ook áf, deze Twee weken weg, een perfecte tranche de vie uit een tijd zonder keuzestress. Het fatsoen van deze mensen, de weemoed van hun kleine levens - dat is tegelijkertijd rijk én armzalig, het is vakantielectuur met een kloppend hart.
R.C. SHERRIFF, Twee weken weg. Vertaald door Inge Kok, Atlas Contact, 351 blz., 22,99 € (e-boek 14,99 €). Oorspr. titel 'The fortnight in September'.
Hans Bouman
us/ug/07 a
In april vorig jaar, tijdens de eerste coronagolf, vroeg het dagblad The Guardian een twintigtal schrijvers om een boek te noemen dat volgens hen 'uplifting' was en een kans bood om aan de deprimerende werkelijkheid te ontsnappen. Kazuo Ishiguro noemde in zijn bijdrage The Fortnight in September van R.C. Sherriff, een boek dat bij verschijnen in 1931 een groot succes was, maar inmiddels in vergetelheid was geraakt. De tip werd opgepikt door Ishiguro's Nederlandse uitgever en thans kunnen we constateren dat we daarmee een literaire parel rijker zijn, die serieus aanspraak maakt op de titel 'hét zomerboek van 2021': Twee weken weg.
Die twee weken verwijzen naar de jaarlijkse vakanties die het gezin Stevens, woonachtig in de Londense voorstad Dulwich, doorbrengt in de badplaats Bognor Regis. Steevast nemen zij op de eerste zaterdag van september het lokale boemeltje richting Clapham Junction, om daar over te stappen op de 'hoofdlijn', die hen naar Bognor zal brengen.
Het gezin Stevens bestaat uit vijf leden en Sherriff laat ons in de huid van ieder van hen kruipen. Het resultaat is een prachtig portret van een vijftal 'kleine luyden', elk met hun dromen, onzekerheden, illusies, frustraties, momenten van triomf en momenten van ontluistering.
Het valt gemakkelijk in te zien waarom Ishiguro zich tot dit boek aangetrokken voelde. Net als de Nobelprijswinnaar betoont Sherriff zich in Twee weken weg een meester in het schetsen van menselijke zelfbegoocheling. Ook bij Sherriff laten de personages zelden het achterste van hun tong zien, bedekken ze zoveel mogelijk zaken met de mantel der liefde, slagen ze er knap in de feiten te ontkennen of te verbloemen. Je zou bijna geloven dat het geen toeval is dat Ishiguro zijn butler in De rest van de dag dezelfde naam gaf als het gezin in Twee weken weg.
Dat gezin bestaat uit vader, moeder, Mary (19), Dick (17) en Ernie (10). Vanaf het begin creëert Sherriff een sfeer van blijmoedige melancholie. We maken kennis met mevrouw Stevens, wier wereldje al twintig huwelijksjaren lang ophoudt bij de spoordijk die Dulwich scheidt van 'de lichtjes van Londen'. Het is de dag voor de jaarlijkse trip naar Bognor, dus maakt ze een 'speciale maaltijd' (gekookt rundvlees), want de vooravond van de vakantie heerst er een Kerstavondachtige sfeer in huize Stevens.
Maar eigenlijk ziet ze op tegen de vakantie. Diep in haar hart is ze bang voor de zee, vooral als hij kalm is. Ze verbergt haar angsten voor de andere gezinsleden en probeert gelukkig te worden van hun plezier. En dan de reis! Vooral de overstap op het drukke station Clapham Junction is verschrikkelijk: het geratel van de karretjes van de kruiers, de verkeerde perrons, het gegil van treinen.
Het perspectief verschuift naar meneer Stevens als hij het gezin zijn 'marsorders' uitdeelt. In de loop der jaren heeft hij een lijst aangelegd met werkzaamheden voorafgaand aan de vakantie, zoals het tuingereedschap invetten, de kanarie naar de buurvrouw brengen, alle winkeliers afzeggen, de gaskraan dichtdraaien, het zilver verbergen en de overburen vragen om Poes eten te geven. Waarbij de Stevensen het een veilige gedachte vinden dat de overbuurman een gepensioneerde politieagent is.
We lezen over de verlegen Mary, Dick die doodongelukkig is in de baan die zijn vader voor hem heeft geregeld, Ernie in zijn onschuldige fantasiewereld. In Bognor logeert het gezin al twintig jaar in een elke vakantie sjofeler wordend pension - gedreven door een ziekige maar goedbedoelende weduwe - dat 'Zeezicht' heet, 'omdat je vanuit het wc-raampje de top van een lantaarnpaal op de boulevard kunt zien'.
Twee weken weg is een prachtige schets van de Engelse badcultuur in zijn gloriedagen. De tijd dat bijna niemand nog naar het buitenland op vakantie ging, dat de spel- en gokautomaten op de pier exotische attracties waren, dat mensen zich insmeerden met olijfolie om hun huid niet te laten uitdrogen in de zon, dat een strandhuisje met een eigen veranda een staaltje jaloersmakende luxe was en dat het optreden van een militaire band in de open lucht een van de hoogtepunten van je vakantie vormde.
Maar stiekem gaat deze roman niet echt - of in elk geval niet alleen - over een strandvakantie. Twee weken weg is een prachtig subtiel boek over niet-ingeloste beloften, verdampte illusies, teloorgang. Over een gezin dat waarschijnlijk voor het allerlaatst gezamenlijk op vakantie gaat, een pension dat net als zijn pensionhoudster op zijn laatste benen loopt, carrières en relaties die niet zijn geworden wat je ervan had gehoopt.
Het knappe is dat Sherriff deze grote thema's gestalte geeft via schijnbaar luchthartig opgeschreven alledaagse gebeurtenissen. Zijn schrijfstijl ademt innemendheid, zachtaardigheid, welwillendheid. Twee weken weg is ondanks een voortdurend aanwezige sfeer van melancholie op een ingetogen manier uiterst humoristisch, en daarmee opbeurend en troostrijk. We mogen Kazuo Ishiguro dankbaar zijn.
*****
Uit het Engels vertaald door Inge Kok. Atlas Contact; 352 pagina's; € 22,99.
Roderik Six
us/ug/18 a
Tradities bestaan louter omdat je ze in ere houdt. Al twintig jaar lang trekt het gezin Stevens begin september naar hetzelfde pension in het Engelse kuststadje Bognor Regis. Die welverdiende vakantie vergt de nodige voorbereidingen: een buurman moet de kat van melk voorzien, een buurvrouw krijgt de parkiet in bruikleen, de kruier moet besteld worden, de krant opgezegd. Vooral vader Ernest kijkt uit naar zijn strandvakantie. Hij moet die gemiste promotie op zijn werk even verteren, alsook zijn ongewenste vertrek als secretaris van de lokale voetbalploeg, en nu de kinderen ouder worden, vreest hij dat dit wel eens hun laatste gezamenlijke vakantie zou kunnen zijn.
Voor mevrouw Stevens hoeft die vaste vakantie niet. De stressvolle treinreis, het sjofele pension, dat vervelende zand dat altijd tussen de beddenlakens kruipt, het belabberde eten – het hele gedoe stelt haar zenuwen op de proef en haar precies afgemeten glaasje port per dag helpt amper nog. Niettemin zal ze nadien tegen de jaloerse buren altijd beweren dat het heerlijk was.
Zoon Dick en dochter Mary staan op het punt het ouderlijk nest te verlaten. Dick worstelt met zijn ambitie om architect te worden, een dure studie waar hij eigenlijk niet slim genoeg voor is, en Mary moet nu maar eens een man gaan vinden. Maar op het strand raakt ze in de ban van de flirterige Jessica – de term ‘vrouwenliefde’ zou nooit bij Mary opkomen, maar dat houdt de vlinders niet tegen.
Alleen de jongste zoon Ernie geniet onbekommerd van zijn zandkastelen, miniatuurzeilboot en de uren cricket op het strand. Zijn grootste zorg: zullen ze wel dezelfde strandcabine kunnen huren en is die ene snoepwinkel nog open?
Grootse avonturen zal het vijftal niet meemaken, daarvoor zijn ze te braaf, te zeer beperkt door de eisen van hun stand, te verknocht aan hun kneuterige ritueeltjes. In zijn voorwoord geeft hun schepper R.C. Sherriff toe dat hij aanvankelijk neerkeek op zijn kleinburgerlijke personages maar hen doorheen het schrijfproces sympathieker begon te vinden. Je voelt die evolutie in Twee weken weg : eerst bijt de spot weleens door de regels maar met elk zonnig hoofdstuk leef je oprechter mee met de besognes van de elckerlykjes. En als Sherriff zijn pen toch in cynisme drenkt, dan doet hij dat om de nouveaux riches door de mangel te halen, de opkomende klasse van rijke industriëlen die wel geld maar geen smaak heeft.
Met Twee weken weg overwon Sherriff zijn writer’s block en zijn roman groeide in 1931 dankzij de droogkomische stijl en de vrolijke toon uit tot een bestseller. In tijden van pandemie, klimaathorror en kletsnatte zomermaanden blijkt Twee weken weg het ideale slaapmutsje om bij de open haard te lezen.
****
Atlas Contact (oorspronkelijke titel: The Fortnight in September), 352 blz., € 22,99.
Drs. Madelon de Swart
De familie Stevens uit Dulwich, een voorstad van Londen, gaat iedere zomer twee weken op vakantie naar de Zuid-Engelse badplaats Bognor Regis, altijd in hetzelfde pension. Het gezin bestaat uit moeder, die bang is voor de zee maar dat niet zegt, vader die op een kantoor werkt, en hun drie kinderen: Dick (19) heeft net zijn 1e baan op kantoor, Mary (17) is naaister op een atelier en jongste zoon Ernie (10) zit op school. Beschreven worden eerst de voorbereidingen, dan het vertrek naar het station en de reis per trein naar Bognor, overstappen in Clapham Junction, aankomst in Bognor en in het pension. Daarna wordt verteld hoe ze de twee weken doorbrengen en hoe zowel de ouders als de kinderen die beleven, tot het afscheid en de terugkeer naar Dulwich twee weken later. De Engelse auteur (1896-1975) van romans en toneelstukken, die vooral bekend is door het toneelstuk ‘Journey’s End’ (1930) over zijn ervaringen als officier in de Eerste Wereldoorlog, beschrijft in dit goed vertaalde, geprezen meesterwerkje raak en ontroerend een doorsnee Engels gezin op vakantie in de jaren 30 van de 20e eeuw.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.