De eerlijke vinder
Lize Spit
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
5 items uitgeleend
|
Das Mag Uitgevers, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SPIT |
Aanwezig |
Das Mag Uitgevers, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SPIT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Das Mag Uitgevers, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SPIT |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Das Mag Uitgevers, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SPIT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Das Mag Uitgevers, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : SPIT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Das Mag Uitgevers, 2020 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : SPIT |
Sam De Wilde
em/ec/12 d
Lize Spits tweede worp weegt meer dan een halve kilo, telt 570 bladzijden en vraagt om vijf centimeter vrije ruimte in de boekenkast. Om maar te zeggen dat de 32-jarige schrijfster andermaal een dik boek heeft afgeleverd. Ik ben er niet is de opvolger van Het smelt (2016), Spits razend populaire debuutroman over moeizaam opgroeien in een Vlaams dorp en het oneigenlijke gebruik van pingpongballen, lijmstiften en wattenstaafjes. Ik ben er niet wil groter en beter zijn dan zijn voorganger, maar levert vooral meer van hetzelfde. Véél meer van hetzelfde.
De lijvigheid van Spits romans is niet onbelangrijk. Die wordt door de uitgeverij, door lezers én door critici weleens verward met literaire ambitie, en als het Ik ben er niet en Het smelt ergens aan ontbreekt, dan is het wel aan literaire ambitie. Ondanks hun volume zijn de boeken van Lize Spit geen breed uitwaaierende, encyclopedische romans. De pagina's worden goeddeels gevuld met plot. Die van Ik ben er niet laat zich eenvoudig samenvatten: de relatie van Leo en haar vriend Simon komt onder druk te staan wanneer zijn psychische problemen gevaarlijke vormen beginnen aan te nemen.
Netflix
Net als in Het smelt worden de flashbacks die de hoofdmoot van het verhaal vormen aaneengeregen met een rode draad die voor spanning moet zorgen. Het mysterieuze ijsblok uit Het smelt is nu een gemiste oproep en een race tegen de tijd om Iets Ergs te voorkomen. Het is, zoals de schrijfster op de tweede pagina zelf al aangeeft, een truc uit het scenaristenhandboek. In de hoofdstuktitels voegt Spit er zelfs een ongenadig minuten en seconden wegtikkende klok aan toe. Niet dat je nagels daardoor plots je tanden moeten vrezen. Na grofweg tweehonderd pagina's en bijna evenveel tergende cliffhangers verlies je als misbruikte en schromelijk onderschatte lezer alle interesse in Wat Voor Ergs de rest van deze liefdesgeschiedenis nog in petto heeft. En dan heb je nog ruim driehonderd pagina's te gaan.
Dat Lize Spit leerde schrijven op een filmschool is niet de enige reden waarom ze kneepjes van scenarioschrijvers overneemt. Ik ben er niet is een roman die zich niet meet met de literatuur, maar met Netflix. De toegankelijke stijl, de vertelstructuur en zelfs de lengte van Spits tweede nodigen allemaal uit tot bingelezen. En net als bij de aflevering te veel van zo'n nodeloos langgerekte serie hou je er een overvol, maar toch niet helemaal voldaan gevoel aan over. In tijden waarin streamingdiensten grotere concurrenten zijn dan andere schrijvers is het commercieel gezien wellicht niet onverstandig om je product zo veel mogelijk af te stemmen op de noden van chillende gebruikers, maar de literaire compromissen die Spit daarbij sluit, zijn een verspilling van haar talent.
Dat ze aanleg heeft voor de betere schrijverij bewees de naar Brussel uitgeweken Kempendochter al in 2013 met haar bijdrage voor het literaire tijdschrift Tirade en met het piekfijne korte verhaal 'Ordehandhaver' waarmee ze de schrijfwedstrijd Write Now won.
Hoewel ze zich toespitst op kloeke romans lijkt Spits talent het best tot haar recht te komen wanneer ze, ontdaan van de narratieve verplichtingen van een uitgesponnen vertelling, kleine levens vol gemiste kansen en teleurstellingen onderzoekt. In die vroege verhalen wegen suggestie en subtiliteit harder door dan uitleggerigheid en effectbejag. De taal is er ook steeds belangrijker dan het sentiment.
Omwegen
Spits gave voor talige spitsvondigheden gaat in haar romans niet helemaal verloren. Ook in Ik ben er niet vind je tussen het verhalende vulsel af en toe een dwingend beeld, een fraaie vergelijking of een pijnlijk accurate situatieschets van ons onvermogen tot waarachtige communicatie. Twee mensen liggen onder een dekentje waar aan weerszijden hun hoofden uitsteken 'zoals de eindjes van een worst uit een te klein hotdogbroodje', hoop wordt omschreven als 'de lucht die je door de feiten heen klopt om ze iets lichter en draaglijker te maken' en een cadeauwinkel wordt treffend neergezet als 'zo'n geschenkzaak met stockfotoposters waar je enkel kleine cadeaus aanschaft voor mensen die nooit je vrienden zijn geweest en waarvan je niet hoopt dat ze het ooit zullen worden.' Spit blinkt uit in dat soort kleine definiërende omwegen. 'Ik mocht hem gewoon voor het slapengaan nooit een puzzel van tienduizend stukjes voorleggen.' Dat is de manier waarop hoofdpersonage Leo de levendigheid van haar vriend Simon uitlegt. Later vergelijkt ze zijn 'net iets te kleine handelingen' met de manier waarop 'kinderen spelen wanneer de ouders niet op het uur letten maar ze zelf goed genoeg weten dat het eigenlijk al lang na bedtijd is.'
Ook Spits uitstekende gevoel voor de ongemakkelijkheid van het gros van onze sociale interacties steekt hier en daar de kop op in Ik ben er niet. Tijdens een herkenbaar geschetst avondje scrabble wordt onder tafel in een knie geknepen 'op die plek waar bij de meeste mannen een onzichtbare knop zat waarmee een diplomatisch antwoord kon worden geactiveerd'. Iedereen die daar ooit al geknepen heeft of werd, zit eventjes mee aan die troosteloze tafel, maar Spit voegt er een extra laag pijnlijkheid aan toe wanneer ze enkele pagina's verder haar hoofdpersonage vruchteloos naar die knop laat zoeken op de knie van haar eigen vriend.
Teasen
Wie menselijke relaties en gevoelens zo zorgvuldig weet neer te zetten in een roman die draait rond de centrale, en op zich boeiende, vraag hoe het is om samen te leven met iemand die aan een psychische stoornis lijdt, heeft eigenlijk geen opzichtige thrillerelementen nodig om de boel te verkopen. Die kan lezers aan zich binden zonder tijd te rekken met scènes waarin geteased wordt door omstandig uit te leggen hoe een fietsslot wordt opengemaakt.
Iemand die kan schrijven zoals Lize Spit hoeft ook niet op veilig te spelen door de structuur van een vorige roman simpelweg in te vullen met een vers verhaaltje. Het smelt is niet het meesterwerk dat er destijds van gemaakt werd, maar zelfs wie toch die mening is toegedaan, zal moeten vaststellen dat er amper een roman later al sleet op de formule zit. Lize Spit heeft een strengere redacteur nodig. Niet alleen iemand die de soms gekunstelde zinnen ( Ik ben er niet opent even stroef als Het smelt) uit haar proza haalt, maar ook iemand die haar zelfs na 200.000 verkochte exemplaren nog durft te melden dat haar talent in die vuistdikke romans eigenlijk stilletjes wordt doodgeknepen.
Das Mag, 570 blz., 25,99 €.
Onno Blom
ua/an/09 j
Een jonge vrouw gaat zo op in haar werk in een winkel dat ze een aantal paniekerige oproepen op haar telefoon mist. Onheil nadert. Zo begint Ik ben er niet, de kloeke nieuwe roman van de jonge Vlaamse auteur Lize Spit, die vijf jaar geleden verbluffend succes boekte met haar bijna net zo kloeke debuutroman Het smelt.
De jonge vrouw heet Leo. Zij is de verteller van het verhaal dat je 568 bladzijden lang op het puntje van je stoel moet houden. Als schrijver in de dop denkt Leo precies te weten hoe dat moet. Ze analyseert in één moeite door haar eigen klassieke openingsscène: 'Het was een van de eerste scenarioprincipes die we aanleerden op de filmschool: geef kijkers wat kennisvoorsprong ten opzichte van het personage met wie je wilt dat ze meeleven en ze zullen op het puntje van hun stoel zitten, ze zullen naar het scherm willen roepen om het personage te waarschuwen.'
Net als in Het smelt - waarin een jonge vrouw terugkeerde naar haar geboortedorp met een blok ijs om op gruwelijke wijze wraak te nemen op het verleden - kronkelen in Ik ben er niet twee verhaallijnen om elkaar heen als slangen, die op de laatste bladzijde in elkaars staart moeten bijten.
In korte hoofdstukjes worden elf minuten afgeteld vanaf het moment dat Leo wél haar telefoon opneemt, hoort dat haar vriend iets verschrikkelijks heeft gedaan, de winkel uit stuift en staand op de trappers van haar fiets Brussel doorkruist om de plek des onheils te bereiken.
In de andere hoofstukken vertelt Leo, afwisselend in heden en verleden, het verhaal van haar liefde voor Simon Spruyt, een zachtaardige ontwerper die ze op de scenarioschool leerde kennen. Hier rekt het proza zich traag en slepend uit als in een onheilszwangere, naturalistische roman uit het fin de siècle.
Leo en Simon zijn twee eenzame zielen. Leo verloor haar moeder bij een ongeluk, waarna ze haar pesterige vader en het dorp van haar jeugd verliet en naar Brussel trok. Simon werd in zijn jeugd gepest vanwege zijn flaporen. Ook hij verloor zijn moeder. Nadat ze was getroffen door een hersentumor, verbood ze haar zoon om haar op haar sterfbed op te zoeken.
In het gemis vinden Leo en Simon elkaar. Als 'Pluisje' en 'Spruitje' richten ze zich in hun benauwde, burgerlijke leventje op elkaar. En een beetje op poes Daan. 'Wij waren de twee scheefgezakte pilaren die, zodra je ze tegen elkaar aan deed leunen, steviger zouden staan dan één ongeschonden, op zichzelf staande pilaar ooit kon. Het zou goed komen met ons, zolang we samen bleven.'
Tien jaar nadat zij elkaar hebben gevonden, komt Simon midden in de nacht thuis met een tattoo achter zijn oor: een stippellijntje met een schaartje erbij. Alles wat zij leuk vond aan Simon lijkt verdwenen. Hij is er niet. Simon wordt steeds manischer en denkt dat hij wordt bespioneerd. Na een heftige psychotische aanval wordt hij opgenomen. Diagnose: bipolariteit.
Is liefde bestand tegen ziekte? Houden de twee scheve pilaren elkaar overeind? Komt Leo op tijd om het onheil af te wenden? Versnellen, vertragen. Flashback, flashforward. Inzoomen, uitzoomen. Cliffhangers. Lize Spit hanteert in Ik ben er niet alle scenariotrucs van een bingewatchwaardige Netflix-serie.
Homeland, aan die serie deed de roman me af en toe denken. Vanwege het gedraaf om ergens op tijd te komen om de wereld te redden, maar ook vanwege het onnavolgbare gedrag van de bipolaire Amerikaanse spion Carrie. Als zij haar medicijnen niet neemt, wordt ze al net zo gejaagd en onuitstaanbaar als Simon. Net als hij maakt ze een bord met briefjes, foto's en aanwijzingen waarop zij een web van verdachtmakingen heeft gespannen.
In Ik ben er niet voegt Spit nog een dimensie toe: ze laat haar verteller zich nadrukkelijk afvragen of ze zélf wel te vertrouwen is. 'Het was niet enkel de ziekte die hem ziek maakte, maar ook mijn manier van kijken naar hem.'
Paranoia is een schitterend gegeven voor een schrijver. Lees er het oeuvre van W.F. Hermans maar op na, die schreef met een rad van fortuin in zijn achterhoofd, een ongeluksvogel op zijn schouder en een allesbehalve schokvrij kompas in zijn borst. Zijn personages gaven betekenis aan alles, óók waar geen betekenis was. Als je Hermans leest, word je in een angstaanjagende chaos gestort. En toch is elk woord lucide.
Ik heb weleens - in stilte dan, de buren moesten eens denken - naar het boek van Lize Spit zitten roepen. Niet omdat de spanning me te veel werd, of vanwege de met smaak opgediste horror, maar omdat ik de eindeloos uitgeplozen gedachten van Leo maar niet kon begrijpen. Om fictie te laten overtuigen is waarachtigheid van het grootste belang.
Aanvankelijk is Leo een vleugellam vogeltje. Zij bedekt alles met de mantel de liefde. Maar na een paar honderd bladzijden verandert zij in een leeuwin van een fictieschrijver. Nou ja, ze brult in haar columns voor Libelle, waarin ze het leed van Simon exploiteert. 'Ik kon niet anders dan overdrijven.'
Misschien heeft Lize Spit gedacht dat zij dezelfde keuze moest maken om haar verhaal overtuigend te vertellen. Ze schrijft plastisch, plotgericht. Spierballenproza. Maar haar stijl is niet fijnzinnig, vilein of vervreemdend. Spit laat niets aan de verbeelding over - en dat zorgde ervoor dat de paranoia van de verteller en haar bipolaire vriend zich niet verontrustend in mijn hoofd nestelde.
Ik las. Maar ik was er niet.
***
Das Mag; 568 pagina's; € 25,99.
Marnix Verplancke
em/ec/23 d
Leo en Simon zijn al tien jaar een koppel dat lief en leed deelt wanneer Simon op een avond onaangekondigd niet thuiskomt na het werk. Op Leo’s telefoontjes reageert hij niet en haar sms’en beantwoordt hij afwijzend kort. Wanneer hij in de vroege uurtjes toch het bed in stapt, blijkt hij hoogst opgewonden. Hij heeft een tattoo laten zetten, zegt hij, op de achterkant van zijn oorschelp, daar waar ze hun ‘kaaskwekerij’ hebben, de huidplooitjes die ontstaan zijn nadat in zijn kindertijd de stand van zijn flaporen werd gecorrigeerd en die een beetje zurig ruiken – en smaken wanneer Leo eraan likt.
Gek, die plotse tattoo, denkt Leo, maar wat haar daarna overkomt, is nog een stuk gekker. Simon zegt niet alleen zijn job als grafisch vormgever bij een succesvol bureau op, hij zet ook zijn eigen firma op. Voortaan wil hij als zelfstandig ontwerper van tattoos aan de bak komen. In een manische vlaag, waarbij hij amper nog slaapt en zijn bankrekening als een lekke fietsband leegloopt, begint hij spullen te kopen: duizend balpennen met de firmanaam erop, banners, flyers en zelfs een lot van 3500 Leo’s die bij een productcontrole niet voor de handel geschikt bleken en waarmee hij wilde plannen heeft.
Het is wellicht een uitgesteld rouwproces, probeert Leo zichzelf te troosten: Simon verloor zijn moeder op jonge leeftijd en is daar nooit helemaal mee in het reine gekomen, iets waar ze trouwens zelf ook mee zit. Zij zijn gevangenen van hun verleden, beseft ze, twee wankele pilaren die elkaar rechthouden en wanneer er eentje tegen de grond gaat, kan de ander niet langer alleen verder. En dat is dus wat er gebeurt in Lize Spits tweede roman Ik ben er niet .
Die roman begint net als haar debuut Het smelt vijf jaar geleden bijzonder ambitieus. Er wordt vlot geschakeld tussen de periode waarin Leo en Simon elkaar ontmoetten, het heden, waarin Simon steeds verder verzinkt in paranoia, en de toekomst – wanneer Leo van haar vriendin een paniekerig telefoontje krijgt dat Simon haar baby uit de kinderwagen heeft geroofd en er op de fiets mee op de vlucht is geslagen. Netjes gedoseerd krijg je details uit het leven van de twee hoofdpersonages te lezen, zodat hun plaatje steeds vollediger ingevuld raakt. Lize Spit toont dat ze heel veel in haar mars heeft.
Tot op het moment dat Ik ben er niet gaat slepen en je je als lezer afvraagt waarom er zo om de vijftig pagina’s een kort hoofdstuk volgt waarin afgeteld wordt naar het moment dat Leo Simon en de baby zal vinden. Leo fietst zogezegd tien minuten lang door Brussel, van haar werk naar huis en om de dertig seconden krijg je een blik in haar geest, wat vaker een niets- dan een ietszeggende blik is. Zat ook Lize Spit net als haar personages gevangen in het verleden toen ze Ik ben er niet schreef? En wel in het verleden van haar debuut, dat eenzelfde structuur heeft als die nieuwe roman? Het lijkt alvast zo, waardoor het boek vaak stroef en langdradig is. Leo zich op pagina 535 laten afvragen of ze wel een toekomst heeft met Simon en of hij te vertrouwen zal zijn met hun kinderen is relevant. Vervolgens een halve pagina uitweiden over wat hij allemaal zou kunnen doen is dat wat minder. We weten dat al, denk je dan. Hij is immers manisch, al honderden pagina’s lang.
***
Das Mag, 573 blz., € 25,99.
Vera ter Beest
Leo en haar vriend Simon wonen jaren samen in Brussel. Ze hebben beiden hun moeder verloren en geen contact met hun vader. Wanneer Simon op een nacht hyper thuiskomt met een tattoo achter zijn oor, is Leo geschokt. Ze herkent hem niet meer. Hij slaapt niet en is achterdochtig. Leo praat er met niemand over. Uiteindelijk biecht ze het op bij Lotte, haar enige vriendin. Zo komen ze bij de psychiater terecht die Simon slaappillen geeft. Een pleister op de wond. Leo wil rust en gaat een nacht naar Lotte. Bij thuiskomst heeft Simon zichzelf verwond en het huis verwoest. Simon wordt opgenomen. Terug thuis is hij lusteloos en aanhankelijk. Leo wil de oude Simon terug en vraagt andere medicatie. Simon wordt weer ziek. Hij gaat over tot een actie die voorgoed Leo’s vriendschap met Lotte verwoest. Door afwisseling van heden en verleden wordt de spanning prachtig opgevoerd. Mooie beeldspraak voor verwoording van gevoelens en geweldige contrasten tussen Lotte’s perfecte leven en Leo’s worstelingen. Intens, beklemmend. De lezer wordt tijdens het lezen één met Leo die wanhopig zoekt naar een strohalm, maar steeds dieper in een eenzame put valt. Tweede roman met autobiografische elementen van de Belgische schrijfster (1988), die met haar debuut 'Het smelt' diverse literaire prijzen won.
Yolanda Entius
em/ec/12 d
'Nog elf minuten, winkel' is de 'titel' van het het eerste hoofdstuk van de nieuwe roman van Lize Spit, die in 2016 zo spectaculair en succesvol debuteerde met het vuistdikke Het smelt, een prachtige roman waarvan me vooral nog de sprankelende taal bijstaat, de vuige vernederingen die de jonge vrouw als jong meisje heeft moeten doorstaan, en dat enorme blok ijs natuurlijk, dat ze in haar auto heeft geladen, waarmee ze terugkeert naar haar geboortedorp. Die rit zette het verhaal op scherp.
In Ik ben er niet (opnieuw een flinke pil) hanteert Spit dezelfde techniek. Maar gingen we in Spits debuut vooruit in de tijd - wat gaat ze doen met dat ijs en waarom? - in Ik ben er niet gaan we terug: wat is er gebeurd? Die elf minuten is de tijd die Leo nodig heeft om van die winkel naar huis te fietsen waar zich, naar ze vreest, iets gruwelijks heeft voorgedaan of zou kunnen voordoen wat ze, als ze maar op tijd is, misschien nog kan voorkomen.
Lola rennt
Ik moest denken aan Lola rennt. Twintig minuten heeft Lola, om 100.000 mark te ritselen en haar vriend uit de klauwen van de maffia te redden; elf minuten heeft Leo om haar vriend Simon van iets gruwelijks te weerhouden - was het film, dan zagen we in beeld de secondes wegtikken. Spit was tien toen Tom Tykwers film uitkwam, maar allicht heeft ze hem gezien. Ze is, net als haar hoofdpersonage Leo, opgeleid als scenarioschrijver en dat doet zich niet alleen voelen, er wordt ook nadrukkelijk aan gerefereerd.
Geef kijkers wat kennisvoorsprong op het personage met wie ze moeten meeleven en ze zullen op het puntje van hun stoel zitten, leerde Leo op de filmschool. Spit draait het om, Leo weet meer dan wij, maar het resultaat is hetzelfde: we zitten op het puntje van onze stoel en stevenen in volle - nee, in vertraagde, literaire vaart - op de ontknoping af. Dat heeft alles te maken met de manier waarop Spit, of haar vertelstem Leo, informatie over Simon en hun verhouding doseert.
De fietspassages worden afgewisseld met ook door tijdsbepalingen aangeduide hoofdstukken, waarin de geschiedenis van hun liefde uit de doeken wordt gedaan. Tien jaar terug raakten Leo en Simon met elkaar verstrengeld in een gedeeld lot: ze hadden allebei hun moeder verloren. Een gevlochten touw 'kan een schip aan de kade houden', zo weet Leo, maar als de strengen uiteenrafelen, zijn ze beide 'met een paar kleine rukjes te breken'.
Ontspoord brein
Dat ontrafelen begint met de zwangerschap van Leo's vriendin Lotte en de tatoeage die Simon daarop achter een van zijn oren (gecorrigeerde flaporen, hij werd ermee gepest) laat zetten. Ook al moeten er voordien 'al ontelbare kleine barstjes geweest zijn', in de dagen, weken en maanden die volgen, zal Simons brein ontsporen.
Minutieus en trefzeker beschrijft Spit het leven ván en mét een man die ten prooi raakt aan een bipolaire stoornis. Van de eerste hyperactieve manische overmoed (Simons nieuwe bedrijf dat tattoos ontwerpt, gaat de wereld veroveren) tot de achterdocht (zijn vrienden proberen dat succes te dwarsbomen) en het complotdenken (ze gebruiken spionnen en camera's om hun doel te bereiken), de onvermijdelijke psychose en de zombie die er van hem over is als hij daaruit ontwaakt 'bleek als een uit de pan gespoeld sliertje pasta dat een nacht in de afwasmachine heeft doorgebracht'.
Stijf van paranoia
Op het dieptepunt van zijn gekte heeft zich in de badkamer een gruwel voltrokken. Met dat beeld voor ogen fietst Leo terug naar huis. We zijn negen maanden verder en Lottes kindje is geboren. Simon staat weer stijf van paranoia. Ook wij zijn achterdochtig, en terecht. We weten, net als Leo, waartoe Simon in staat is. De secondes tellen. Horrorscenario's passeren de revue. Wat is er gebeurd, wat staat er te gebeuren, komt Leo op tijd? Het is de kracht, maar ook de zwakte van dit boek, of niet?
Ik moet bekennen dat ik me ergens halverwege begon af te vragen of dit opgejaagde scenario geen afbreuk deed aan de kalme en ontroerende beschrijving van Simons waanzin en de weerslag daarvan op Leo en op hun relatie. Wat zou er gebeurd zijn als Spit het bij dit verslag, dat zich laat lezen als een getuigenis - Spit is een groot observator - had gelaten? Het antwoord zit hem in de wijze waarop ze, tegen het einde, als de tijdslijnen en tempi samenkomen, focust op het centrale thema van haar roman: wantrouwen.
Een psychoticus die - hoe kan het ook anders - met argusogen wordt bekeken, ziet vroeg of laat zijn achterdocht bewezen. Spit had haar geraffineerde verteltechnieken nodig om ons meedogenloos met deze paradoxale en angstaanjagende self-fulfilling prophecy te confronteren.
Das Mag; 576 blz. €25,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.