Alles wat je liefhebt wordt mooi
Babs Gons
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : GONS |
Jeroen Dera
i /un/19 j
Eigenlijk is het nauwelijks voor te stellen dat de bundel Doe het toch maar van Babs Gons een debuut is. En toch is het zo: de vrouw die begin jaren 2000 spoken word introduceerde in het Nederlandse taalgebied, de grande dame van Paradiso en Poetry Circle Nowhere, de winnaar van de Black Achievement Award voor Kunst en Cultuur 2018 ziet voor het eerst een poëziebundel verschijnen met haar naam erop. Althans, als we haar in eigen beheer uitgegeven Hoe kan het toch? niet meerekenen, het geniete boekje dat ze enige jaren op zak droeg tijdens optredens, omdat er altijd mensen naar haar toe kwamen met de vraag of ze die vlammend gebrachte gedichten nog ergens konden teruglezen.
'Doe het toch maar', zullen velen haar hebben gezegd over die stap naar een papieren bundel bij een serieuze uitgeverij. De tijd is ook wel rijp voor een publicatie als deze, want spoken word heeft zich de laatste jaren steeds nadrukkelijker gemanifesteerd in de poëziewereld, met Gons als belangrijke vlaggendrager. Enige jaren geleden bezorgde zij al de bloemlezing HARDOP (2019), die in de poëziekritiek niet onopgemerkt bleef.
Antwerpen en Amsterdam hebben met Seckou Ouologuem en Gershwin Bonevacia een spoken word-artiest als stadsdichter, terwijl Schiavone momenteel genomineerd is voor de C. Buddingh'-prijs met haar bundel Voor als je stuk bent (2020). Mede door het optreden van Amanda Gorman tijdens de inauguratie van Joe Biden in januari dit jaar heeft spoken word inmiddels zo veel momentum opgebouwd, dat zelfs de Nederlandse populistische krant De Telegraaf Gons interviewde naar aanleiding van Doe het toch maar. Die aandacht is belangrijk, omdat spoken word het witte bastion van de laaglandse poëzie genadeloos openbreekt.
De geëngageerde toon is niet te missen, en dat is ook precies de bedoeling. Alles in Gons' woorden ademt de noodzaak om zich uit te spreken: over racisme, over seksisme, maar ook over grenzeloze liefde (niet voor niets is de bundel opgedragen aan Gons' zoon Cuba). Natuurlijk levert dat het risico van particuliere teksten op, maar juist door haar thematische keuzes speelt Gons in een hogere divisie. In het gedicht 'Billenman' dient ze bijvoorbeeld een man van repliek die iets over haar achterwerk zegt, waarbij ze een lans breekt voor 'lichamen waarop ik de plattegronden kan lezen / van de strijden die ze hebben geleverd / om te mogen zijn wie ze zijn'. Het is een niet mis te verstane kritiek op de man die haar als zwarte vrouw tot een stereotypisch seksobject reduceert, voorzien van een scherpte die doet denken aan Radna Fabias' meesterlijke behandeling van het thema in haar bundel Habitus.
Gons is op haar sterkst als ze blootlegt hoe mechanismen van uitsluiting maatschappelijk zijn verankerd. Soms houdt ze het daarbij pijnlijk klein ('de nette kleren / die iets van je huid compenseren'), andere keren pakt ze humoristisch uit, zoals in het felle 'Vacature' waarin ze het geforceerde en vaak discriminerende diversiteitsbeleid van het bedrijfsleven aan de kaak stelt: 'Passende bij de uitstraling van de afdeling / gaat de voorkeur uit naar een slank postuur, taille liever / niet breder dan 120 centimeter in verband met de ruimte / voor het koffiezetapparaat.' En in het gedicht 'Zou je woensdag zwart willen zijn?' legt ze messcherp bloot hoe ook de literaire wereld haar in een hokje duwt: 'we vinden het leuk als je een jurkje aantrekt / een hoofddoek, beetje Badu, soulful / heb je niet iets meer angry black woman / iets meer woke / unapologetic'?
Het lijkt misschien polariserend, maar die kwalificatie doet het werk van Gons geen recht. In het voorwoord bij Doe het toch maar schrijft de dichter nu juist dat ze verlangt naar een wereld waarin de verschillen en hiërarchieën worden uitgevlakt.
ik wil een taal waarin
'gewoon' en 'anders'
hun langste tijd hebben gehad
een zachte dood sterven
en niemand ooit meer
onzichtbaar kunnen maken
Woordkunst, dus, die een einde maakt aan de uitsluiting. Er valt niet aan te twijfelen dat Gons voor vele jonge lezers een inspiratiebron zal zijn, zoals Toni Morrison dat voor haar was. En toch is er iets wat blijft knagen. In haar voorwoord roept de dichter ook op tot een taal 'waarin elke nieuwe verliefdheid / vraagt om een nieuw vocabulaire', maar precies dat blijft hier uit. Uit ervaring weet ik wat er gebeurt als Gons haar teksten op een podium brengt: dan gaan de woorden door merg en been. Maar een dichterlijk vocabulaire, met fascinerende beeldspraak, subtiele dubbelzinnigheid, fraaie neologismen of grammaticale inventiviteit? Dat doet Gons dan weer niet. Terwijl: juist als de taal zélf onder druk komt te staan, kunnen 'gewoon' en 'anders' aan het wankelen gaan. Voor die volgende stap moeten we misschien aan een ander adres zijn, maar wat is het een zegen dat Babs Gons de weg heeft bereid.
BABS GONS, Doe het toch maar. Atlas Contact, 96 blz., 20 € (e-boek 12,99 €).
Ko van Geemert
In 2019 stelde ‘spoken word-artiest’ Babs Gons (1971) de bundel ‘Hardop’ samen, met werk van zichzelf en zeventien collega’s. Onlangs verscheen haar debuutbundel: ‘doe het toch maar’. Deze opent met een ‘voorwoord’: ‘ik wil een taal / waarin elke nieuwe verliefdheid / vraagt om een nieuw vocabulaire ’ en sluit af met ‘ten slotte nog iets over mij’: ‘oké daar gaan we dan, hou je vast’. Beide hebben de vorm van een gedicht. De bundel, geïllustreerd door Frederick Calmes, bestaat uit 33 gedichten, waaronder ‘polyglot’: ‘ik leerde de ene taal na de andere / die van de nette kleren / die iets van je huid compenseren / […] / maar het liefste is me / de taal die me zo blootlegt / als mijn huid maar toelaat’. Drie gedichten hebben de titel ‘doe het toch maar’. Een citaat: ‘doe het toch maar, / herhaal dat tegen jezelf / als je je weer eens realiseert / dat je de wereld nooit zal veranderen / met een handvol kunstzinnig gerangschikte zinnen’. De hamvraag is natuurlijk of deze poëzie behalve op het podium ook de moeite waard is op papier. En dat is beslist het geval.
Janita Monna
i /un/26 j
Een debuut, aldus Van Dale, is een eerste optreden, voor publiek, een eerste publicatie. Maar Babs Gons is niet echt een beginneling te noemen. Ze draait al jaren mee, stond op ontelbare podia, van Amsterdam tot Brazilië. Ze was te horen op de radio, op televisie, schreef het Boekenweekgedicht. En toch verscheen recent pas haar debuut. Dat wil zeggen, haar debuut op papier: Doe het toch maar.
Wat daarin staat, was meestal bedoeld voor een podium, want Gons geldt als groot spoken word-artiest. Ze plaveide de weg voor het genre in Nederland, stelde met Hardop een bloemlezing van spoken word-teksten samen. En nu het genre gezien wordt, wil ze zelf weleens andere wegen verkennen, zei ze in eerder al een keer in Trouw. Dit boek omschreef ze om die reden als een 'afscheidsconcert'.
Een voorwoord gaat aan de bundel vooraf, een credo, waarin Gons uiteenzet waar zij in haar werk naar zoekt, welke woorden zij daarvoor hoopt te vinden. Haar taal zou een taal moeten zijn 'die mensen niet met een woord/ buitenspel zet/ en afserveert in plaats van/ ze te eren,/ van ze te leren/ de plooien in hun huid als jaarringen/ ons te laten onderwijzen'.
Dat is precies wat haar woorden doen. Gons schrijft dicht op de actualiteit, legt de vinger daar waar het schuurt. Openlijk en onderhuids racisme, de positie van vrouwen: ze vertelt urgente verhalen, en toont in krachtige, ritmische regels dat die verhalen van alle tijden zijn. Ze kiest de kant van wie in de marge staan, van wie zich niet op de voorgrond dringen. Ze maakt een vuist, zeker, maar laat een streng opgeheven vinger achterwege. Woorden wikkelt ze als elastiek om woede, pijn, verbazing: de toon blijft zacht.
Haar teksten stellen vragen, zoeken het gesprek. Een persoonlijke geschiedenis maakt ze het verhaal van velen; dat wat veraf staat, haalt ze dichtbij.
In Gons' werk, dat het midden houdt tussen poëzie en verhaal en column, is een grote betrokkenheid voelbaar. Een grote liefde voor haar zoon, voor Amsterdam, voor het leven. Dat maakt dat ze ook geluk kan zien als de wereld in lockdown is: 'ik verklaar de vogels op het balkon/ tot onze nieuwe vrienden'.
Haar werk is een pleidooi voor mededogen, met de ander, met jezelf. Haar woorden fluiten de wijs van medemenselijkheid.
handen in onze rug
handen in onze rug
we dromen er allemaal van
dat er anderen voor ons opstaan
wanneer we het nodig hebben
dat er anderen voor ons opkomen
in onze naam zullen strijden
als wij het niet meer alleen aankunnen
niet sterk genoeg zijn
we dromen er allemaal van
dat ze aan onze zijde verschijnen
we handen in onze rug voelen
op die momenten dat we
onder vuur liggen
dat we ons gedragen weten
als we zelf de kracht niet meer bezitten
als we geen stem meer hebben
in onze strijd om
net zo mens te mogen zijn
als andere mensen
we hopen dat
als de stilte weer neerdaalt
in de straten
in onze harten en polsen
nadat de laatste slag is weggestorven
de laatste schreeuw
het laatste verweer
de verhalen worden verzameld
om naverteld te worden
het zijn deze stenen
die ons eraan herinneren
dat we nooit achterover mogen leunen
nooit weg mogen kijken
wanneer we nodig zijn
en we geroepen worden
verzet heeft altijd zin
ook als het licht gedoofd is
ook als de stilte hels is
als je goed luistert hoor je
hier een lofzang
een eerbetoon
een ode
aan eenieder
die opstond
het werk neerlegde
de straat op ging
de stem liet gelden
om te staan
voor elkaar
we dromen er allemaal van
handen in onze rug te voelen
op die momenten dat we
het nodig hebben
ons gedragen weten
Janita Monna schrijft wekelijks over poëzie.
Babs Gons, Doe het toch maar, Atlas Contact; 96 blz. € 20.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.