Oorlog en terpentijn : roman
Stefan Hertmans
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
2 items uitgeleend
|
De Bezige Bij, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : HERT |
Niet beschikbaar |
De Bezige Bij, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : HERT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : HERT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : HERT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : HERT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2020 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 13577 |
Dirk Leyman
te/ep/19 s
'Niemand is veilig voor het algehele gevoel dat alles met alles samenhangt', staat er ergens in De opgang. Visionaire woorden. Want kijk, wat deze recensent overkomt. Nietsvermoedend maar met grote nieuwsgierigheid sla je de drukproef van de nieuwe Hertmans open. En al op de eerste pagina's ontdek je dat zijn hoofdrolspeler Willem Verhulst (1898-1975), de 'unempatische' collaborateur van later, zijn vroege jeugdjaren heeft doorgebracht in de Berchemse straat waar je nu woont. Meer zelfs, dat zijn diamantslijpende vader misschien wel een atelier had achter het huis dat je betrekt en zijn zus een dansstudio.
Hertmans is het komen traceren, maar weet nét niet de vinger te leggen op de Antwerpse plek van zijn dubieuze held. Maar dat er geheime verbindingen lopen van deze straat naar het Gentse huis dat in De opgang centraal staat, is verrassend.
Stefan Hertmans (69), bijna veertig jaar schrijver, maakte de laatste jaren (ook internationaal) furore met in geschiedenis gedrenkte romans, op subtiele wijze verbonden met persoonlijke, autobiografische elementen. We spreken dan natuurlijk over het met guirlandes en prijzen overladen Oorlog en terpentijn, de saga van zijn grootvader, zondagsschilder Urbain Martien, en Wereldoorlog I, maar ook over De bekeerlinge, dat zich ontspint in de regio van zijn Franse huis in de Vaucluse en waarin we het lot van een vluchtende Joodse vrouw volgen.
De opgang mogen we - zo vertelde Hertmans deze zomer al aan deze krant - beschouwen als het sluitstuk van een drieluik. En wéér reikt het individuele en persoonlijke naar het universele, in een 'verhaal dat toevallig op mijn weg is gekomen zonder dat ik het gezocht heb'. Zij het dat we ditmaal belanden in de onderaardse krochten van collaboratie, nazisme, flamingantisme, verraad en repressie. Ook Hertmans moest kennelijk - in navolging van Monika van Paemel, Erwin Mortier en Jeroen Olyslaegers - zijn ei kwijt over deze duistere periode. Hij doet dat op een ingenieuze manier, gestoeld op historische research en in-situ-onderzoek dat hem op vreemde plekken brengt, aangelengd met foto's van voorwerpen, familieportretten, gebouwen..., zichtbaar geïnspireerd door de verteltechniek van W.G. Sebald.
Legerjasje
Het is oktober 1979. De achtentwintigjarige Hertmans staat in het Gentse Patershol - in een afgedragen legerjasje (!) van de Stock Américain met een PEACE-teken erop, het haar samengebonden in een staartje - te wachten op de Franstalige notaris De Potter. Geposteerd voor een hoog pand aan het Drongenhof waarop hij zijn oog heeft laten vallen. Hij zal het kopen 'in een opwelling' want 'de grote beslissingen in mijn leven heb ik zelden doelbewust genomen'.
Het Patershol was op dat moment bijlange nog niet opgepimpt én vertoonde nog dat rauwe kantje, 'de smalle stegen en beluiken waren in verval'. De voormalige patriciërsbuurt was de goedkope pleisterplaats van de Gentse artistieke bohème. Hertmans schreef er al over in de tekst 'Ultima Thule', opgenomen in Steden (1998).
Twee uur lang zal 'de opgang' van kelder tot zolder duren, terwijl de notaris zijn Staat van Bevinding opstelt. Uiterst zintuiglijk zijn de passages over de uitgeleefde kamers die het hele boek doorspekken. 'Ik heb altijd een zwak gehad voor de geur van vocht en verval', noteert Hertmans. Maar hij bevroedt dan nog nauwelijks welke tergende geheimen dit huis herbergt. Of bleef hij er doelbewust een tikje blind voor?
Twintig jaar later, kort nadat hij het huis heeft verkocht, krijgt Hertmans de memoires in handen van Adriaan Verhulst, hoogleraar geschiedenis aan de Gentse Universiteit, cultuurvoorvechter én voorzitter van de toenmalige openbare omroep BRT. 'Zoon van een 'foute' Vlaming', zo heet het geschrift. Daar ontdekt Hertmans verbijsterd dat er in de oorlogsjaren een SS-man met zijn gezin in zijn huis in het Patershol woonde.
Hij leest hoe Adriaan een al bij al vrij mild portret schetst van zijn nimmer spijt betonende vader. Willem was immers geen meeloper of zomaar voetvolk, maar een gewiekst en nietsontziend spion. Architect van deportaties en van afrekeningen in het Gentse, zij het zonder zijn handen zelf opzichtig in bloed te drenken. Een heerschap 'tussen volstrekte lichtzinnigheid en doortrapte sluwheid'. Explosief materiaal voor een schrijver, maar de tijd is nog niet rijp. Het besef dat op zijn schouw van Comblanchien-marmer decennia eerder een pleisteren Hitler-buste prijkte, moet bezinken.
Celbrieven
Hertmans besluit de geschiedenis van het huis en zijn merkwaardige bewoners te vertellen. Hij sprokkelt getuigenissen, praat met Willems dochter Letta, slaat de celbrieven van Willem en het dagboek van zijn vrouw Mientje erop na. Adriaan komt te overlijden voor hij hem kan spreken. Zo krijgt 'de opgang' maar ook de snelle 'ondergang' van Willem Verhulst contouren, de Antwerpse jongen die vanaf zijn vierde jaar aan zijn ene oog blind is en op school zal worden gepest als 'Willem Scheel'.
Hoe is het zover kunnen komen voor deze telg uit een middenklassegezin van negen kinderen? Met stijgende verbazing word je meegesleurd in deze zoveelste ontstellende geschiedenis uit het oorlogsimbroglio, door Hertmans kundig gedoseerd, soms met cliffhangers én dan weer met terugslagen in de tijd.
Het is in het WO I-klimaat van Vlaamsgezinde studentenclubs in Gent dat Willem wordt opgejut, zijn haat tegen de Belgische staat krijgt daar gestalte, al is zijn ideologie een verraderlijk, weinig onderbouwd ratjetoe. Hij verzeilt in activistische milieus en droomt dan al van een Groot-Germaanse staat.
In Vilvoorde, waar hij vervolgens op de Tuinbouwschool wordt geplaatst, krijgt hij een relatie met de joodse bakkersvrouw Elsa Meissner, die haar man in de steek laat en met wie Willem in het huwelijk zal treden en naar Nederland vlucht. Tot zij aan baarmoederhalskanker overlijdt. Ironisch genoeg ontmoet hij dáár, in Oud-Zevenaar, aan Elsa's sterfbed, de protestantse Hermina (Mientje) Wijers, die zijn tweede vrouw zal worden. Verhulst, die een steile carrière maakt als 'handelsreiziger in licht' bij de MEGA (Maatschappij voor Elektriciteit - Gemeenschappelijke Aankoop), verkast met zijn gezin naar Gent, eerst nog in Oudburg en bij het begin van de oorlog in het Drongenhof, een huis opgeëist door de Duitsers.
Al in de jaren dertig zat hij steeds meer in de klauwen van het rechtse nationalisme, maar houdt dat grotendeels verborgen voor zijn pacifistische, gelovige én verdraagzame Mientje. Over zijn minnaressen - onder wie zijn vaste maîtresse, de felle flamingantische, radicale Griet Latomme (die op haar negentigste verjaardag nog door Bart De Wever zal worden gefêteerd) - heeft ze slechts vermoedens.
Zoete broodjes
Hertmans is de ene keer de koele registrator, dan weer de gewiekste romancier die de gebeurtenissen met achteloze bravoure op ons netvlies beitst, een bedreven verteller die je weinig trucjes moet leren. We volgen hoe Verhulst - niet zonder hybris - in de diepste cenakels van de collaboratie doordringt én zoete broodjes bakt met de SS, zelfs met de aartscollaborateur van DeVlag, Jef Van de Wiele.
Willem wordt in het geniep voorman van de Gentse Dietsche Actie (GDA), dat zeer Duitsgezind blijkt. Het blijft niet bij hand-en-spandiensten. Het comité controleert de Gentse radiodistributie om propagandaredenen en legt beslag op de Ecole des Hautes Etudes, waar het zijn zetel vestigt. De triomfjaren lijken aangebroken. De GDA is een opzichtige dekmantel voor deportaties, jodenjacht, afrekeningen en financiële malversaties: 'Willem zit rustig achter zijn tafel en maakt lijsten, alleen maar lijsten.'
Zelden vertoont Willem zich nog zonder zijn nazi-uniform. Maar de verwijdering tussen hem, zijn vrouw en zijn kinderen zet zich genadeloos door. 'In de hoge koele gang van het huis in Drongenhof staan de echtelieden met getrokken messen tegenover elkaar.' Alle voortekenen wijzen erop dat zijn hoofd zal rollen als de Bevrijding aanbreekt. Hij is bang van het 'tuig' en het 'crapuul' in het Patershol, van verzetslui die hem beginnen te belagen.
Zelf is hij 'een held van Bommerskonten, een bangschijter', zoals zijn dochter Letta het zal formuleren. Halsoverkop snelt hij in september 1944 met zijn acolieten - en zijn minnares - naar Duitsland, waar hij in 1947 wordt opgepakt. Tijdens de repressie krijgt hij levenslang maar in 1953 komt hij vrij, onder meer door bemiddeling van zijn zoon én Mientje. Later nam hij zijn baantje als handelsreiziger gewoon weer op. In 1975 sterft hij. O ironie: zijn laatste wens is begraven te worden boven op zijn joodse eerste echtgenote Elsa Meissner, op de Berchemse begraafplaats.
Spelend en schuivend met motieven (zoals de trappen, maar ook de blauweregen tegen de gevel, het Leie-water, de Hitler-buste) schetst Hertmans een decennia overkoepelend tijdsbeeld dat aan de ribben kleeft. Zijn scrupuleuze onderzoek - waarvan hij ook de lasnaden toont - leidt tot een vernuftig patchwork.
De opgang is een boek dat je vrijwel meteen een tweede keer wilt doorgronden, omdat je hoogstwaarschijnlijk details zijn ontgaan. Het heeft alles in zich om incontournable te worden op de rijkgevulde planken over WO II en collaboratie.
Wordt de 'waarheid' ontsluierd? Ten dele, er blijven zwarte gaten. Maar het is niet min wat Hertmans allemaal naar boven takelt. Hoogst krachtig is de portrettering van 'vrije geest' Hermina, die onverschrokken voor haar principes bleef vechten, maar zo vaak in het zand moest bijten. De opgang groeit zo ook uit tot een pijnlijke veldslag van een huwelijk. Even knap is hoe het decor van Gent dit boek doorvonkt en Hertmans fijne oog voor nevenfiguren. Wedden dat veel lezers een verbaasde blik op dat pand in het Drongenhof zullen komen werpen? Maar één lezersverwachting wordt niet ingewilligd: Hertmans' eigen leven in zijn Gentse huis blijft grotendeels buiten schot. Een manco? Niet echt, maar het blijft nieuwsgierigmakend. Of ligt daar de kiem voor alsnog een vervolg?
De Bezige Bij, 440 p., 24,99 euro.
Christophe Van Gerrewey
ob/kt/03 o
'België is ziek aan de jaren veertig', zo opende socioloog Luc Huyse zijn boek Onverwerkt verleden over de collaboratie en de repressie. Een paar weken terug voegde hij daar nog aan toe in Humo: 'Inmiddels ben ik ervan overtuigd dat we destijds niet ziek genoeg geweest zijn. We zijn te snel in slaap gevallen.' Met zijn nieuwe roman lijkt Stefan Hertmans zijn lezers wakker te willen schudden door het levensverhaal te vertellen van een 'foute' Vlaming: Willem Verhulst, geboren in 1898 en overleden in 1975, met als lijfspreuk 'voor 't Belgikske, nikske!', en hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voor de deportatie van, en dus de moord op, een groot aantal landgenoten. Dat er, verbazingwekkend genoeg, over Verhulst online nauwelijks informatie is terug te vinden, is meteen een eerste bestaansreden voor dit boek.
De opgang ligt overduidelijk in de lijn van Oorlog en terpentijn uit 2013 en De bekeerlinge uit 2016, en de drie boeken vormen een trilogie waarin dezelfde methode wordt gehanteerd, en waarmee Hertmans brak met al zijn vorige werk. Hij verzint niet langer een overduidelijk fictief verhaal, zoals bijvoorbeeld in het pseudo-autobiografische en ironische Naar Merelbeke uit 1994. Wat hij nu vertelt is echt gebeurd en op feiten gebaseerd. Hij komt, langzaam en met omwegen, een indrukwekkende maar grotendeels vergeten geschiedenis op het spoor dankzij een materieel overblijfsel uit het verleden. In Oorlog en terpentijn gaat het om de cahiers die zijn grootvader bijhield tijdens de Eerste Wereldoorlog; in De bekeerlinge staat het Franse vakantiehuis van Hertmans centraal, en het joods bad waarin - vermoedelijk - een jonkvrouw uit de elfde eeuw zich liet dopen. Om de echtheid van de gebeurtenissen te benadrukken, zijn de romans geïllustreerd met zwartwit foto's, een techniek die aan W.G. Sebald is ontleend, de Duitse auteur die de romankunst fundamenteel vernieuwde met zorgvuldige reconstructies van historische trauma's, en die talloze auteurs heeft beïnvloed. In tegenstelling tot Sebald maakte Hertmans zich in Oorlog en terpentijn en vooral in De bekeerlinge bij momenten schuldig aan vormen van overacting: hij stond zijn onderwerp - en dus het verleden - soms in de weg, door nadrukkelijk, gretig en romantisch te lijden onder zijn taak als met schuld beladen geschiedschrijver.
Duisternis
Met De opgang heeft Hertmans die tics en hebbelijkheden weggevijld. Zijn methode is na de twee vorige boeken geperfectioneerd, en het resultaat is een van zijn beste romans - een donker, zorgwekkend en beheerst boek, waarin lijden, geweld en dreiging zodanig worden beschreven dat de actuele werkelijkheid er als een virus besmet mee blijkt te zijn. De opgang overtreft ruimschoots Oorlog en terpentijn en De bekeerlinge, maar combineert ook verhaalelementen uit beide boeken. De belangrijkste plek is opnieuw een huis, ditmaal een vervallen maar ruime burgerwoning die Hertmans eind jaren zeventig voor een prikje kocht in het Patershol in Gent. Pas twintig jaar later komt hij aan de weet dat Willem Verhulst decennialang in dit huis woonde, samen met zijn vrouw en drie kinderen.
De bronnen waarop De opgang is gebaseerd zijn veelvuldig. Er is om te beginnen het huis: de roman is gestructureerd rond het eerste bezoek dat Hertmans in 1978 aflegt samen met een notaris - de trage 'opgang' langs de grote trap naar boven, en zowel letterlijk als figuurlijk een 'plaatsbeschrijving'. Daarnaast zijn er de memoires van de vrouw en de kinderen van Verhulst, wiens zoon Adriaan historicus en hoogleraar was aan de Universiteit Gent. De auteur voerde gesprekken met de dochters van Verhulst en met andere ooggetuigen, verrichtte uitvoerig archiefonderzoek en bezocht lieux de mémoire. Niet ondanks maar net dankzij al deze 'research' heeft Hertmans nooit eerder zo'n spannende roman geschreven. Koel en met precisie zet hij de ene na de andere gebeurtenis in scène, om gedoseerd en geconcentreerd feiten en vondsten als bewijsstukken op tafel te leggen. De stijl die hij daarbij hanteert is griezelig en geregeld naargeestig, maar ook beschrijvend en nauwkeurig - de puntkomma is een veelgebruikt leesteken in deze roman, waarin plekken, mensen en voorwerpen langs verschillende kanten worden belicht, precies om aan te geven in wat voor een duisternis ze zich bevinden.
Bart De Wever
Twee onheilspellende vragen houden het verhaal tot op de laatste bladzijde onder stroom. Wat voor kwaad is het dat de Vlaamse nazi Verhulst aan te wrijven valt? En - vooral - hoe houden die misdaden, en de manier waarop ze al dan niet bestraft zijn, verband met België anno 2020? De manier waarop die laatste vraag haast terloops beantwoord wordt met een anekdote waarin Bart De Wever de hoofdrol speelt - het is een van de even geniale als beklemmende momenten in deze roman. Dat de Belgische ziekte, en het ondertussen schijnbaar als natuurlijk ervaren falen van de federale staat, een direct gevolg is van de collaboratie of van de vergoelijking ervan, is niet iets wat Hertmans letterlijk beweert. Maar van veel sympathie voor zijn hoofdpersonage kan hij evenmin verdacht worden, iets wat nog wordt benadrukt door de heldenrol die de vrouw van Verhulst krijgt toebedeeld, omdat ze de collaboratie van haar man weliswaar heeft gedoogd, maar nooit heeft goedgekeurd. Wie vormen van collaboratie zoals die van Verhulst als 'idealistisch', 'menselijk' en 'geëngageerd' goedpraat, zal De opgang niet bepaald met instemming lezen. En verwijst de titel van dit boek niet ook naar de opkomst en het nooit eerder zo grote succes van allerlei steeds moeilijker te onderscheiden varianten van extreemrechts in de Vlaamse samenleving - ondertussen honderden tinten grijs en zwart, die hun eenzijdige, op ressentiment drijvende kracht baseren op het zogezegd schandalig grote onrecht dat de Vlamingen nog steeds door België wordt aangedaan?
Op 13 november 2014 won Hertmans de AKO-Literatuurprijs met Oorlog en terpentijn. Nog dezelfde dag tweette Geert Bourgeois, toenmalig minister-president van de Vlaamse regering: 'Proficiat aan onze Stefan Hertmans!' Welke politicus zal er Vlaams minister-president zijn als dit boek eenmaal in de prijzen valt? En zal de auteur dan nog steeds als volksschrijver geprezen worden? Dat Hertmans noch dit boek daar veel aan zal kunnen verhelpen, draagt uiteindelijk bij tot het rijkgeschakeerde maar wrange leesplezier dat De opgang te bieden heeft.
De Bezige Bij, 352 blz., 24,99 €.
Karlo Keersmaekers
Begin 2000 leert de auteur het boek “Zoon van een ‘foute’ Vlaming” van Adriaan Verhulst kennen. Hij komt daardoor te weten dat hij 20 jaar in een huis gewoond heeft dat lange tijd bewoond werd door een SS'er. De auteur ontwikkelt twee verhaallijnen. Enerzijds is er het levensverhaal van Willem Verhulst. Over zijn gezin, waarbij vooral zijn echtgenote, een pacifistisch Mientje, en zijn minnares Griet in beeld komen. De auteur schetst hoe Willem evolueert tot een overtuigde en radicale flamingant en collaborateur met de Duitse bezetter. Anderzijds is er de woning die een zekere onweerstaanbare aantrekkingskracht op de auteur had en die hij in een opwelling kocht in 1979. In de kamers van het huis liggen heel wat verhalen bezonken. Beide verhaallijnen, die elkaar afwisselen, zijn gebaseerd op historische feiten en uitgebreid bronnenmateriaal, aangevuld met de verbeelding van de auteur. Het geheel is mooi in elkaar gevlochten tot een boeiend en spannend verhaal. Waar oorlog woedt, sympathiseren mensen met de bezetter of gedragen zich als patriot of verzetsstrijder. De auteur werkte het universele thema van de collaboratie subliem uit. Foto’s van voorwerpen en plaatsen illustreren de tijd van toen. Stefan Hertmans (1951) is auteur van 'Oorlog en terpentijn' en 'De bekeerlinge'.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.