Het ongrijpbare meisje : roman
Mario Vargas Llosa
Mario Vargas Llosa (Auteur), Eugenie Schoolderman (Vertaler), Arie Van der Wal (Vertaler)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Meulenhoff, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VARG |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, © 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : VARG |
Berthold Van Maris
te/ep/26 s
Na een paar wat mindere boeken heeft de Peruaanse schrijver Mario Vargas Llosa, die in 2010 de Nobelprijs voor literatuur kreeg, eindelijk weer eens een goede roman geschreven, over een staatsgreep in Guatemala in de jaren vijftig. Dat Midden-Amerikaanse land, met toen 3 miljoen inwoners, beleefde van 1951 tot 1954 een korte democratische lente, die uiteindelijk vakkundig om zeep werd geholpen door het leger - 8.000 man sterk - en de Amerikaanse CIA. Met 8.000 soldaten kon je in die tijd, en misschien nog steeds, een bevolking van 3 miljoen mensen best onder de duim houden.
De omvergeworpen regering werd met name door de Amerikanen geframed als communistisch. Ten onrechte. Het waren eerder sociaal-liberalen die wat wilden doen aan de enorme verschillen tussen arm en rijk. Ze wilden braakliggende landbouwgronden onteigenen en aan de arme Indiaanse plattelandsbevolking geven.
Llosa noemt het een sleutelmoment in de geschiedenis van Latijns-Amerika. De brute omverwerping van deze democratisch gekozen regering zou volgens hem op heel het continent geleid hebben tot een radicalisering van links: men geloofde niet meer in een democratische route naar betere sociale omstandigheden, en dus werd onder in elk geval een deel van links het idee van een gewapende revolutie populair.
Militairen en politici
Bittere tijden ligt in het verlengde van de romans waarmee Llosa zijn schrijverschap ooit begon. In zijn debuutroman De stad en de honden ging het om de machtsspelletjes tussen jongens die op een militair internaat zitten (want die bestaan in Peru). En in zijn derde roman, het magistrale Gesprek in de kathedraal, schilderde hij ook al de grimmige, van samenzweringen verzadigde atmosfeer van een militaire dictatuur.
Als geen ander kan Llosa in de hoofden van militairen en dictators kruipen. Hij lijkt te weten hoe ze denken, hoe ze zich gedragen. In Bittere tijden hanteert hij het beproefde procedé van verschillende verhaallijnen die zich eerst naast elkaar ontwikkelen en daarna steeds meer door elkaar heen gaan lopen. We volgen verschillende personages: politici, militairen, intriganten.
Llosa baseert zich voor een deel op wat er bekend is over die periode maar voegt daar moeiteloos enige fictie aan toe. Om een voorbeeld te geven van hoe dat werkt: de militair die na de staatsgreep aan de macht kwam, werd later vermoord. Wie daar precies achter zat, is nooit helemaal duidelijk geworden. Daar bestaan minstens vier complottheorieën over. Llosa heeft er eentje uitgekozen, misschien de meest waarschijnlijke, maar in ieder geval de meest dramatische. Die heeft hij stijlvol uitgewerkt.
Het is wat deze auteur altijd doet: hij maakt de werkelijkheid intenser, heftiger, vooral ook sfeervoller. Daarbij zoekt hij bewust de grenzen op van wat geloofwaardig is. Dankzij de juiste opbouw en stijl, en door vaart te houden in het verhaal, krijgt hij het meestal wel voor elkaar dat plotwendingen die op zichzelf niet erg geloofwaardig zijn toch geloofwaardig worden voor de lezer.
Menselijke misdadigers
Het boek is spannend en onderhoudend. De belangrijkste intrigant, de geheim agent Johnny Abbes García, is op zijn manier volstrekt geniaal, en in zijn schaamteloosheid soms erg geestig. Ook de Dominicaanse dictator Rafael Trujillo, die een rol speelt in een van de complotten, blijkt gevoel voor humor te hebben. Dat maakt deze uiterst gewelddadige en misdadige mannen een beetje menselijk.
In het verleden heeft Llosa daar wel kritiek op gekregen: dat de militairen en dictators in zijn boeken soms zo menselijk zijn, zo geestig en soms zelfs aandoenlijk. Daarop antwoordt de schrijver steevast: dat klopt, ze zitten heel ingewikkeld in elkaar.
Dictators en hooggeplaatste militairen oefenen hun macht vaak uit met een pervers plezier. Ze spelen met hun slachtoffers. Maar ze moeten ook voortdurend op hun hoede zijn voor samenzweringen. Vaak worden ze zelf vroeg of laat uit de weg geruimd.
In Bittere tijden is die keten van geweld heel duidelijk. De man die de democratische president verjaagt, wordt drie jaar later vermoord door iemand die tien jaar later op zijn beurt ook vermoord wordt. Zo leuk is het dus ook weer niet om dictator, militair of intrigant te zijn.
Met Guatemala is het overigens nooit meer helemaal goed gekomen. Het land kwam in een burgeroorlog terecht, die een paar decennia duurde. Daarbij vielen zo'n 200.000 doden.
Meulenhoff, 352 p., 23 euro. Vertaling Eugenie Schoolderman en Arie van der Wal.
Marijke Arijs
te/ep/12 s
Dictators zijn een ramp voor de mensheid, maar een zegen voor de literatuur. In Latijns-Amerika is aan despoten geen gebrek en daar doet menig schrijver zijn voordeel mee. Bekende dictatorromans zijn De herfst van de patriarch van Gabriel García Márquez, De methode van Alejo Carpentier en De president van Miguel Ángel Asturias, maar ook Mario Vargas Llosa laat zich dankbaar door autoritaire regimes inspireren. Gesprek in De Kathedraal (1969) speelt in de tijd van de Peruaanse dictator Manuel Odría en Het feest van de bok (2000) in de Dominicaanse Republiek van Rafael Leónidas Trujillo.
De jongste jaren produceerde de Peruaanse Nobelprijswinnaar hooguit twee teleurstellende niemendalletjes, De bescheiden held en Voor uw liefde, maar met Bittere tijden is hij helemaal terug van weggeweest. Zijn jongste gaat over de militaire coup tegen de Guatemalteekse president Jacobo Árbenz Guzmán, en als het op staatsgrepen, geweld en machtsmisbruik aankomt, is de schrijver in zijn element.
In Bittere tijden wordt een duister hoofdstuk uit de veelbewogen Latijns-Amerikaanse geschiedenis gereconstrueerd. In 1954 werd de democratisch verkozen Jacobo Árbenz uit het zadel gewipt. De president had geprobeerd Guatemala om te vormen tot een democratie naar Amerikaans model. Zijn hervormingen vormden een bedreiging voor de belangen van de United Fruit Company, tegenwoordig Chiquita Brands International, die fluks een reclamejongen inhuurde om het tij te keren. Voor het eerst werd fake news ingezet om leugens in waarheid te veranderen. Edward L. Bernays, de zelfverklaarde vader van de public relations, bewerkte de publieke opinie en verspreidde het gerucht dat Árbenz een communist was die onder één hoedje speelde met de Sovjet-Unie. Het Mccarthyisme, de Koude Oorlog en de Trumandoctrine deden de rest. De Amerikanen, nooit te beroerd om hun principes te verraden als het op hun belangen aankomt, zetten de CIA aan het werk en wierpen deze rechtgeaarde democraat omver. Een kolossale blunder, zo bleek, waarmee de gringo's zichzelf in de voet schoten. De staatsgreep wakkerde het anti-Amerikanisme aan en droeg ertoe bij 'dat de mythe van de gewapende revolutie en het socialisme in heel Latijns-Amerika populair werd.'
Coup
Zoals in Het feest van de bok laat Vargas Llosa de werkelijkheid voor zich spreken, want die is volgens de auteur al meer dan gek genoeg. Het merendeel van zijn personages heeft werkelijk bestaan: Bernays, de reclameman die een mediacampagne orkestreerde om een democratische president af te schilderen als de baarlijke communistische duivel, president Jacobo Árbenz, die de almachtige bananenmultinational in de wielen reed, en zijn opvolger Castillo Armas, die drie jaar na de coup een kopje kleiner werd gemaakt. Dat gebeurde in opdracht van zijn collega-dictator Trujillo, met de hulp van Johnny Abbes García, het hoofd van de Dominicaanse veiligheidsdienst. De meeste betrokkenen zijn slecht aan hun eind gekomen. Hun voortijdige dood wordt met een zeker leedvermaak beschreven. De enige van de zwik die het einde van de roman haalt is het vrouwelijk hoofdpersonage, Marta Borrero, de geliefde van Castillo Armas én van zijn vermoedelijke moordenaar. Het boek wordt besloten met een interview met deze mysterieuze vrouw, die tien echtgenoten en talloze minnaars heeft versleten, een onvermoeibaar propagandiste was van alle dictators die Spaans Amerika rijk is en zich op haar oude dag heeft ontpopt als een onvoorwaardelijke fan van Donald Trump.
Gesprekken met geheimzinnige femmes fatales liggen Vargas Llosa uitstekend, net als onderonsjes van dictators en louche bordeelbezoekers. Het complexe verhaal zit vernuftig in elkaar, wordt verteld vanuit verschillende gezichtspunten en bevat een karrenvracht aan namen en achtergrondinformatie. Daardoor duurt het behoorlijk lang voor de vele verhaallijnen verknoopt raken, de samenhang duidelijk wordt en de lezer wijs wordt uit de vele flashbacks en flashforwards. Een literair meesterwerk is deze politieke thriller dus niet. Het is vooral een forse aanklacht tegen het Amerikaanse imperialisme van een gedreven maatschappelijk geëngageerd auteur, de laatste nog levende vertegenwoordiger van de Latijns-Amerikaanse boom.
Vertaald door Eugenie Schoolderman en Arie van der Wal, Meulenhoff, 352 blz., 22,99 €. Oorspronkelijke titel: 'Tiempos recios'.
Maarten Steenmeijer
te/ep/19 s
'Goede propaganda is een onzichtbare vorm van regeren', schreef de Amerikaanse immigrantenzoon Edward Bernays in 1928. Voortbordurend op de ideeën van zijn oom Sigmund Freud stelde hij dat propaganda de massa stuurt zoals het onbewuste dat bij het individu doet. De politiek en het bedrijfsleven moesten hun voordeel doen met dit inzicht, dat zou de economie en ook de democratie ten goede komen. Want, zo stelde Bernays zonder blikken of blozen, 'het bewust en intelligent manipuleren van de georganiseerde gewoonten en meningen van de massa is een belangrijk element in een democratische samenleving'.
Bernays' opvattingen hadden een enorme impact in Amerika en daarbuiten. Ze kwamen Goebbels goed van pas bij het opzetten van de propagandamachine van de nazi's. En zonder de bemoeienissen van Bernays zou de recente geschiedenis van Guatemala er heel anders hebben uitgezien. Dat is de stelling die Mario Vargas Llosa met verve uitwerkt in Bittere tijden, een door en door politieke roman die iedereen die meende dat de Peruaanse schrijver na Het feest van de Bok (2000) een lichtvoetige versie van zichzelf is geworden, in het ongelijk stelt.
Bittere tijden begint met een kleine gebeurtenis die grote gevolgen zou hebben: de ontmoeting in 1948 van Bernays met Sam Zemurray, hoofd van de United Fruit Company, het bedrijf dat van de banaan een populair product had gemaakt in de Verenigde Staten en dat in veel Latijns-Amerikaanse landen een monopoliepositie had die, zo weten we uit Honderd jaar eenzaamheid, desastreus was voor de lokale bevolking.
Zemurray nodigde Bernays uit om pr-adviseur te worden voor zijn bedrijf vanwege reputatieproblemen binnen en buiten de VS. Bernays wist daar wel raad mee dankzij zijn connecties in de hoogste kringen van de Amerikaanse politiek en zakenwereld. Die kwamen goed van pas toen het monopolie van United Fruit in Guatemala in het geding kwam vanwege de nieuwe politieke wind die daar was gaan waaien. De presidenten Arévalo (die regeerde van 1945 tot 1951) en Árbenz (1951-1954) wilden Guatemala omsmeden tot een moderne, kapitalistische democratie, naar voorbeeld van de Verenigde Staten. Met name Árbenz pakte dat voortvarend aan. Speerpunt van zijn beleid waren de landbouwhervormingen, die de positie en de levensomstandigheden van de arbeiders fundamenteel moesten veranderen en die een einde zouden maken aan de monopoliepositie van United Fruit en het bedrijf zouden verplichten om netjes belasting te betalen.
Wat Árbenz betreft mocht United Fruit in Guatemala blijven - graag zelfs -, maar dan moest het zich wel houden aan de spelregels van het moderne kapitalisme zoals die in de Verenigde Staten golden. Bernays bedacht een sinister plan om de hervormingen te fnuiken: de democraat Árbenz moest in de pers - vooral in de progressieve pers van de VS - worden afgeschilderd als een communist die van Guatemala een satellietstaat van de Sovjet-Unie wilde maken, de eerste op het Amerikaanse continent. Dat beeld zou Árbenz' positie onmogelijk maken en draagvlak creëren voor militair ingrijpen.
Het plan slaagde wonderwel. Time Magazine, Newsweek, The New York Times, The Washington Post, Chicago Tribune, allemaal tuinden ze erin en zagen wat Bernays wilde dat ze zagen: de dreigende komst van de rode horden in de achtertuin van de VS. Hoe dit precies in zijn werk ging, legt Vargas Llosa verder nauwelijks uit. Wat hij in Bittere tijden vooral laat zien is wat er in Guatemala zelf gebeurde: het pragmatisch idealistische presidentschap van Árbenz, de sinistere wijze waarop de Amerikaanse regering deze om zeep hielp met behulp van de CIA en een bij elkaar gesprokkeld bevrijdingsleger, de politieke chaos die daarop volgde (mede vanwege de verdeeldheid onder de Guatemalteekse militairen) en het belangrijke aandeel van communistenhater Trujillo, de president van de Dominicaanse Republiek die we al kenden uit Vargas Llosa's genadeloze dictatorroman Het feest van de Bok.
Volgens beproefd recept wisselt Vargas Llosa deze en andere verhaallijnen in aparte hoofdstukken op onvoorspelbare wijze met elkaar af en dat maakt Bittere tijden extra spannend. Ook in deze roman blijft de schrijver het citaat van Balzac trouw dat hij als motto gebruikte in een van zijn eerste romans, Gesprek in De Kathedraal: 'le roman est l'histoire privée des nations.' De historische gebeurtenissen vormen het grote kader, maar het gaat vooral om wat er zich in de hoofden van de personages en achter de schermen afspeelt (te beginnen met de ontmoeting tussen Bernays en Zemurray). Dat is niet het enige wat de schrijver heeft verzonnen, want ook sommige personages zijn verzinsels van de auteur of losjes gebaseerd op bestaande personen.
Geldt dit laatste ook voor don Mario, de schrijver zonder achternaam die in het laatste deel van de roman ('Nadien') een bezoek brengt aan Marta Borrero Parra, een van de belangrijkste personages? Je zou inderdaad denken dat don Mario een mengeling van fictie en werkelijkheid is, zeker nadat je hebt ontdekt dat Marta Borrero Parra een verzonnen naam is voor een personage dat is gemodelleerd naar een vrouw die echt heeft bestaan (Gloria Bolaños Pons). Maar op de laatste pagina's verdwijnt deze indruk als sneeuw voor de zon. Daarin wordt uitgelegd dat het Amerikaanse ingrijpen in Guatemala het anti-amerikanisme in heel Latijns-Amerika enorm heeft doen oplaaien en precies veroorzaakte wat de Amerikanen wilden voorkomen: de populariteit van het communisme, dat decennialang de geschiedenis van Latijns-Amerika en met name die van Cuba zou gaan bepalen.
'De geschiedenis van Cuba', zo staat er, 'had anders kunnen verlopen als de Verenigde Staten de poging van Arévalo en Árbenz tot modernisering en democratisering van Guatemala hadden geaccepteerd. Die democratisering en modernisering was wat Fidel Castro voor de Cubaanse samenleving zei te willen toen hij op 26 juli 1953 in Santiago de Cuba de Moncadakazerne bestormde. Dat stond ver af van de dictatoriale en collectivistische uitersten die Cuba tot op de dag van vandaag zouden doen verstenen en in een anachronistische en tegen elk sprankje vrijheid dichtgemetselde dictatuur zouden doen veranderen.' Het kan niet anders of hier is de auteur zelf aan het woord, die met dit didactische slotakkoord impliciet duidelijk maakt dat zijn spel met fictie en werkelijkheid niet, zoals bij Bernays, in dienst staat van een flagrante leugen maar van een bevlogen waarheid.
****
Uit het Spaans vertaald door Eugenie Schoolderman en Arie van der Wal. Meulenhoff; 351 pagina's; € 22,99.
Sam De Wilde
te/ep/15 s
Mario Vargas Llosa heeft flink aan de literaire viagra gezeten. In de nieuwe roman van de 84-jarige Nobelprijswinnaar wordt niet alleen gretig aan ‘gleuven gelikt’ en vroegtijdig geëjaculeerd, ‘Bittere tijden’ is ook een uiterst vitale historische roman die naar de 20ste-eeuwse Latijns-Amerikaanse geschiedenis kijkt zoals een kind naar een bak vol Play-Doh: als kleurrijk spul om naar hartenlust te kneden. De geschiedenis die de Peruviaanse auteur in een wervelende vertelling als klei door zijn handen laat gaan, is die van de door de CIA beraamde militaire coup waarmee kolonel Carlos Castillo Armas in 1954 de macht greep in Guatemala. Een interventie die volgens Vargas Llosa de democratisering van het hele continent met tientallen jaren heeft vertraagd en vele duizenden levens heeft gekost. Toch maakt de schrijver, die in 1990 in zijn eigen land de presidentsverkiezingen verloor van de corrupte kandidaat Alberto Fujimori, er allerminst een somber verhaal van. Ondanks de titel, en het bloed dat onvermijdelijk van de pagina’s druipt wanneer de politieke geschiedenis van Guatemala ter sprake komt, is ‘Bittere tijden’ een even speels verontrustende als razend grappige roman geworden. Zoals Vargas Llosa zich in interviews al liet ontvallen, is de wereld vol horror, barbarij en geweld die hij schetst, volstrekt onrechtvaardig, maar wel erg aantrekkelijk voor een schrijver. Met sardonisch genoegen presenteert Vargas Llosa een reeks historische en fictieve personages die elkaar
in buitenissigheid overtreffen. Hij maakt bestaande personages larger én smaller than life. In zijn handen is een man als Johnny Abbes García – die trouwe lezers nog zullen kennen van ‘Het feest van de Bok’ – niet alleen de bereidwillige beul die hij daadwerkelijk was, maar ook de ‘gleuvenlikker’ van dienst en een immer zweterige gluiperd die het letterlijk in zijn broek doet wanneer hij een moord uitvoert. Niet dat Vargas Llosa de hele Guatemalteekse geschiedenis uit zijn duim zit te zuigen. In ‘Bittere tijden’ koppelt de volleerde verteller gedegen research aan een politieke en historische analyse van het tumultueuze en gewelddadige tijdperk
waarin de Verenigde Staten het Latijns-Amerikaanse continent in een plooi legden die er vandaag nog steeds niet helemaal uit is gestreken. Alleen doet hij dat in zo’n zwierige stijl dat hij zijn lezers doet vergeten hoe ingenieus zijn verhaal is opgebouwd. Van de eerste pagina’s (waarin hij uit de doeken doet welke onsmakelijke rol de pr-afdeling van de Amerikaanse onderneming United Fruit heeft gespeeld) tot de laatste (waarin hij zichzelf een gesprek met één van zijn hoofdpersonages laat voeren) speelt Vargas Llosa een scherpzinnig spel met lineariteit, perspectief en een hele rist literaire conventies. Het siert de eredoctor aan ’s werelds meest prestigieuze universiteiten dat hij daarbij zijn intelligentie nooit in de weg van een sappig verhaal laat staan, en dat hij ironie bezigt zoals de oude Grieken haar bedoeld hadden toen ze haar uitvonden. Mario Vargas Llosa vindt opnieuw de vorm die hij volgens velen al even kwijt was met een verhaal dat ogenschijnlijk over het Guatemala van de jaren 50 gaat, maar dat eigenlijk (zonder het de lezer al te nadrukkelijk onder de neus te willen wrijven) aantoont hoe grote bedrijven via de destabiliserende kracht van nepnieuws over de wereld heersen. Ondanks Vargas Llosa’s onnavolgbare gevoel voor humor smaakt de impliciete conclusie van ‘Bittere tijden’ dan ook even wrang als de titel doet vermoeden: de hele wereld is een bananenrepubliek geworden. Gelukkig wel één waarin schrijvers als Mario Vargas Llosa nog steeds ongestoord hun literaire gang kunnen gaan.
B. van Laerhoven
‘Bittere tijden’ is een veelomvattend portret van een staatsgreep in het Midden-Amerikaanse Guatemala in de jaren vijftig, op gang gebracht door het leger met de hulp van de CIA en de mythe dat de regering van Jacobo Árbenz het ‘sovjetcommunisme in Zuid-Amerika promootte’. De Amerikaanse interventie werd in feite gevraagd door United Fruit, de gigantische fruitteler die vreesde dat de liberale regering van Árbenz de inheemse Indianen land en rechten zou geven. Later spelen nog andere belangenverstrengelingen een rol in de bloedige coup. De Peruaanse Nobelprijswinnaar Mario Vargas Llosa (1936) leek de laatste jaren uitgeblust, maar komt nu weer langs de grote poort binnen met deze spannende, uiterst goed gedocumenteerde roman over het ontstaan van de militaire dictaturen en het linkse verzet in Latijns-Amerika. Krachtige en beeldend geschreven scènes verstrengelen zich tot een weids panorama van politiek en geweld. Een superieure en leerrijke roman voor liefhebbers van historische literatuur.
Berthold Van Maris
te/ep/19 s
Na een paar wat mindere boeken heeft de Peruaanse Nobelprijswinnaar Mario Vargas Llosa eindelijk weer eens een goede roman geschreven, over een staatsgreep in Guatemala in de jaren vijftig. Dat Midden-Amerikaanse land, met toen 3 miljoen inwoners, beleefde van 1951 tot 1954 een korte democratische lente, die uiteindelijk vakkundig om zeep werd geholpen door het leger (8000 man sterk) en de Amerikaanse CIA. Met 8000 soldaten kon je in die tijd, en misschien nog steeds, een bevolking van 3 miljoen mensen best onder de duim houden.
De omvergeworpen regering werd met name door de Amerikanen geframed als communistisch. Ten onrechte. Het waren eerder sociaal-liberalen die wat wilden doen aan de enorme verschillen tussen arm en rijk. Ze wilden braakliggende landbouwgronden onteigenen en aan de arme Indiaanse plattelandsbevolking geven.
Llosa noemt het een sleutelmoment in de geschiedenis van Latijns-Amerika. De brute omverwerping van deze democratisch gekozen regering zou volgens hem op heel het continent geleid hebben tot een radicalisering van links: men geloofde niet meer in een democratische route naar betere sociale omstandigheden, en dus werd onder in ieder geval een deel van links het idee van een gewapende revolutie populair.
Militairen en politici
Bittere tijden ligt in het verlengde van de romans waarmee Llosa zijn schrijverschap ooit begon. In zijn debuutroman De stad en de honden ging het om de machtspelletjes tussen jongens die op een militair internaat zitten (want die bestaan in Peru). En in zijn derde roman, het magistrale Gesprek in de kathedraal, schilderde hij ook al de grimmige, van samenzweringen verzadigde atmosfeer van een militaire dictatuur.
Als geen ander kan Llosa in de hoofden van militairen en dictators kruipen. Hij lijkt te weten hoe ze denken, hoe ze zich gedragen. In Bittere tijden hanteert hij het beproefde procedé van verschillende verhaallijnen die zich eerst naast elkaar ontwikkelen en daarna steeds meer door elkaar heen gaan lopen. We volgen verschillende personages: politici, militairen, intriganten.
Complottheorieën
Llosa baseert zich voor een deel op wat er bekend is over die periode maar voegt daar moeiteloos enige fictie aan toe. Om een voorbeeld te geven van hoe dat werkt: de militair die na de staatsgreep aan de macht kwam, werd later vermoord. Wie daar precies achter zat, is nooit helemaal duidelijk geworden. Daar bestaan minstens vier complottheorieën over. Llosa heeft er eentje uitgekozen, misschien de meest waarschijnlijke, maar in ieder geval de meest dramatische. Die heeft hij stijlvol uitgewerkt.
Het is wat deze auteur altijd doet: hij maakt de werkelijkheid intenser, heftiger, vooral ook sfeervoller. Daarbij zoekt hij bewust de grenzen op van wat geloofwaardig is. Dankzij de juiste opbouw en stijl, en door vaart te houden in het verhaal, krijgt hij het meestal wel voor elkaar dat plotwendingen die op zichzelf niet erg geloofwaardig zijn toch geloofwaardig worden voor de lezer.
In het laatste hoofdstuk krijgen we ook even een kijkje in de keuken van het romanschrijven. Van een paar personages, die gebaseerd zijn op mensen die werkelijk bestaan hebben, laat Llosa terloops zien hoever de feiten reiken en waar de fantasie van de schrijver met het materiaal aan de haal ging.
Menselijke misdadigers
Het boek is spannend en onderhoudend. Zoals zo vaak zijn juist de slechteriken boeiende personages. De belangrijkste intrigant, de geheim agent Johnny Abbes García, is op zijn eigen manier volstrekt geniaal, en in zijn schaamteloosheid soms erg geestig. Ook de Dominicaanse dictator Rafael Trujillo, die een rol speelt in een van de complotten, blijkt gevoel voor humor te hebben. Dat maakt deze uiterst gewelddadige en misdadige mannen een beetje menselijk.
In het verleden heeft Llosa daar wel kritiek op gekregen: dat de militairen en dictators in zijn boeken soms zo menselijk zijn, zo geestig en soms zelfs aandoenlijk. Daarop antwoordt de schrijver steevast: dat klopt, ze zitten heel ingewikkeld in elkaar.
Dictators en hooggeplaatste militairen oefenen hun macht vaak uit met een pervers plezier. Ze spelen met hun slachtoffers. Maar ze moeten ook voortdurend op hun hoede zijn voor samenzweringen. Vaak worden ze zelf vroeg of laat uit de weg geruimd.
In Bittere tijden is die keten van geweld heel duidelijk. De man die de democratische president verjaagt, wordt drie jaar later vermoord door iemand die tien jaar later op zijn beurt ook vermoord wordt. Zo leuk is het dus ook weer niet om dictator, militair of intrigant te zijn.
Met Guatemala is het daarna nooit meer helemaal goed gekomen. Het land kwam in een burgeroorlog terecht, die een paar decennia duurde. Daarbij vielen zo'n 200.000 doden.
Vert. Eugenie Schoolderman en Arie van der Wal. Meulenhoff; 352 blz. € 23.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.