Het vloekhout : roman
Johan De Boose
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
De Bezige Bij, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : DEBO |
Dirk Leyman
us/ug/22 a
Wereldreiziger Johan de Boose (°1962) doet niets liever dan jagen op 'de spoken van een plek'. Om ze een literaire injectie toe te dienen. Of om er een meeslepend reisverhaal uit te puren. Dodelijk onrustig wordt de Oost-Europa-verslaafde als hij te langdurig aan zijn honk zit gekluisterd.
Ook in zijn nieuwe roman Dondersteen wordt er fanatiek geëxploreerd en rondgezworven, zij het ditmaal richting onherbergzame, verweerde landschappen in het zuidwesten van de VS, de 'navel van de wereld'.
Maar uiteindelijk reist De Boose vooral naar de labyrinten van het geheugen. Hij graaft gloedvolle herinneringen op aan zijn vader, Robert Jean-Marie de Boose, vijftien jaar geleden gestorven. De leraar technisch tekenen was een onberispelijk maar eenzelvig man. 'Een meervoudig kleinburger', 'een verzamelaar van mineraalmonsters', een 'tuinier met strohoed', een 'bloemenonderzoeker in bermuda', zo typeert hij hem.
Reizen deed de man amper. 'Hij reisde in zijn hoofd, in zijn eigen broze heelal. Ik zou de reiziger worden die hem achterna reisde naar waar hij nooit een voet had gezet', noteert De Boose. Ironisch genoeg zal Johan verwekt worden in een Tirools bed, op een van die schaarse excursies van zijn vader.
Na zijn voor de Libris genomineerde roman Het vloekhout, waarin De Boose tweeduizend jaar wereldgeschiedenis via een stuk hout overspande, gooit hij het in Dondersteen over een andere boeg. De liefdevolle zoektocht naar zijn zwijgzame vader krijgt geleidelijk bijna mythische, ja metafysische dimensies. 'Hij zou de rots genaamd aarde ontmantelen, korrel voor korrel, en nabouwen in zijn studio. Hij moest de pit van de natuur vinden, de ziel, de zin.'
Maar De Boose borstelt en passant ook een accuraat zelfportret, tastend naar karakteriële overeenkomsten tussen vader en zoon. Hij biedt hilarische inkijkjes in zijn onbezorgde jeugd in een Oost-Vlaamse verkavelingswijk en detecteert zijn vroege neiging tot melancholie. De tekst is gelardeerd met aandoenlijke kiekjes uit het familiealbum, terwijl De Boose ook een aubade serveert aan zijn beminde moeder Mia, die zich later in de theaterwereld begaf, of aan zijn ooms. Dat hij hierbij weleens tegen het sentiment aanschurkt, deert hem niet.
Toch reiken De Booses ambities hoger dan zomaar een vaderportret. Het gaat hem over een vuist maken tegen het verglijden van de tijd, om een gevecht tegen de leegte én het niets, en het cerebraal verbinden van oernatuur en leven.
Dondersteen heeft de vorm van een vierdelige roadnovel, met veel flashbacks. Structureel wringt het daar wat. De verteller, een schrijver, wil in de VS niet enkel zijn vader in canyonhoofdstad Moab (Utah) een laatste eerbetoon schenken. In Gardner (Colorado) lokaliseert hij het graf van zijn zwager en vriend Gary, een tien jaar eerder gestorven drinkebroer én donkere tegenhanger van hemzelf. De twee missies lopen elkaar wat voor de voeten.
Drinkbarakken
Helaas komt het verhaal van Gary moeizaam uit de verf. We sjokken en tuffen mee op De Booses 'persoonlijke Route 66' vanaf El Paso. En verzeilen in lang uitgesponnen on the road-ervaringen van de eenzame schrijver, in haveloze drinkbarakken en aftandse motels. Grijpt De Boose hier niet opzichtig terug naar zijn roman Noem het middernacht (2007), waarin ongeveer dezelfde biotopen voorkomen? Ook een aantal droomachtige sequenties vergen doorzettingsvermogen van de lezer.
Metgezellen op zijn tocht dwars door Amerika: een stuk carraramarmer, de schedel van een Chinees aapje en een buis met verglaasd zand (de fameuze dondersteen). Stuk voor stuk relieken uit zijn vaders collectie. Want dondersteen of fulguriet is 'een aaneenklitting van zandkorrels die door de hitte van de bliksem zijn gesmolten', al betekent het ook 'kwelduivel' of 'deugniet'.
Het autobiografische, warme schrijven gaat De Boose in deze rijke roman wonderwel af. Maar in de laatste hoofdstukken stuit je op herha- lingen en opzichtige symboliek, als overdadig aangebrachte schmink. Alsof De Boose ietwat krampachtig naar zijn pompeuze slotakkoord, de ultieme vaderode, toewerkt. En dat is jammer, want deze roman bevat ijzersterke passages, waarin De Boose fascinerende nieuwe facetten van zijn schrijverschap etaleert.
De Bezige Bij, 270 p., 22,99 euro.
Bo Van Houwelingen
ob/kt/03 o
Raap een steen op uit uw tuin of het park, en voilà, u houdt de geschiedenis van de wereld in uw hand. Niet te verwarren met die van de méns, met al z'n oorlogjes en epidemietjes, nee, in uw hand ligt de samengebalde saga van de planeet Aarde. Waarom zou je je druk maken om het nietige hier en nu, als je de geschiedenis van miljarden jaren kunt oppakken? Zoiets moet de vader van de Vlaamse schrijver Johan de Boose gedacht hebben. Als Rob de Boose niet boven zijn stenencollectie hing, was hij bezig in zijn tuin, zijn zelfgeschapen universum vol uitgekiende flora, of bestudeerde hij de sterren. Maar het liefst reisde hij de wereld over. In gedachten, met de National Geographic in zijn hand. Zijn studeerkamer kwam hij zelden uit.
Zoon Johan heeft zich juist ontpopt als beroepsreiziger; we kennen De Boose (1962) van zijn reisverhalen uit landen als Kroatië, Rusland en Polen - en natuurlijk van Het vloekhout, waarin een stuk hout door de wereld én de geschiedenis reist. Vorig jaar nog stond de roman op de shortlist van de Libris Literatuurprijs. In de nieuwe, autobiografische roman Dondersteen reist De Boose zijn vader na, 'naar waar hij nooit een voet had gezet': door het hete zuiden van de Verenigde Staten naar Moab in Utah, een oeroude plek in de woestijn en een walhalla voor wie de wereld wil doorgronden.
Maar eerst moet De Boose langs het mistroostige dorp Gardner, waar zijn goede vriend ('bro') Gary begraven ligt. Gary was warmbloedig en mateloos, 'een oermens', 'smoorverliefd op het leven', met 'aanvallen van wilde danslust'. Hoewel De Boose talloze innige woorden gebruikt om zijn vriend mee te beschrijven, wil er maar geen levendig beeld van deze man ontstaan. Hoe en waarom zijn ze vrienden geworden? Wat trok hen in elkaar aan? Wat was er zo ontzettend uniek aan de vriendschap? Voor de lezer blijft het een soort nastaren: daar gaat de schrijver, op weg naar een vriend die wij niet kennen, om redenen die wij niet begrijpen. Het gebrek aan voelbare noodzaak om Gary's graf te bezoeken geeft ruimte aan het ongemakkelijke vermoeden dat de schrijver heeft gedacht: als ik tóch naar Moab reis kan ik nét zo goed even langs, en dat dan óók opschrijven... Een onnodige afslag.
Terug naar de kaarsrechte weg waarover De Boose de woestijn doorkruist, 'cruisecontrol en oeverloze gedachten', aan vroeger, aan vader en de toverwereld die hij opriep met zijn wonderkabinet vol schatten uit de bodem. De lege vlakte waar De Boose doorheen rijdt, vormt een blanco canvas waarop een kleurrijke jeugd wordt geprojecteerd. Struinen door het universum tuin, een toneeluitvoering met vriendjes uit de straat, de houtgeur van een zomeravond. Als fata morgana's doemen onwerkelijke scènes op: vader die in zijn blauwe pyjama over een koord tussen twee sterren loopt, die door een poster in zijn studeerkamer de Matterhorn opstapt, die driedimensionaal kan tekenen - magisch realisme à la Bruno Schulz, de Poolse schrijver door wie De Boose zich bij vlagen laat inspireren.
Al schrijvende doorgrondt De Boose zijn vader. 'Ik doe wat alleen postuum mogelijk is, en ik gebruik daarvoor het enig denkbare gereedschap, de verbeelding. Ik schrijf alles wat onherroepelijk en tragisch uit elkaar gevallen is weer bij elkaar, tegen beter weten in, tegen de tijd en tegen de dood.' Het doet denken aan wat P.F. Thomése vorig jaar deed in de eveneens autobiografische roman Vaderliefde: verzamelen wat je hebt aan herinneringen, anekdotes en beelden en de hiaten aanvullen met fantasie, waardoor een verhaal ontstaat dat het mogelijk maakt de dode vader beter te leren kennen dan bij leven mogelijk was.
'Het was laat in het weemoedige seizoen, toen de natuur zich opmaakte om te sterven.' 'Alles is de uitkomst van een confrontatie of een versmelting.' 'Over honderdtwintig jaar zou niemand die nu leefde nog op aarde rondlopen. De oermaterie zou neerdalen over ons allen. Alles zou veranderen in vormeloze dingen.' Het wemelt van dit soort verzadigde zinnen in Dondersteen. De Boose schrijft in een stijl die weinig ruimte laat voor verstrooiing, die pregnant is en krachtig als de donder. Ja, die dondersteen dus. Dat is - behalve een ondeugend kind - een grillig gevormd stolsel van zandkorrels die door de hitte van ingeslagen bliksem zijn gesmolten. Tijdens zijn reis draagt De Boose een dondersteen uit de collectie van zijn vader bij zich. Versteende bliksem in een glazen buisje: het is een metafoor voor dit boek, vol zinnen als langzaam aanzwellend onweer. Niets is bij De Boose alleen maar wat het lijkt, overal zit méér achter: een bepaalde geladenheid, een spanning waaruit elk moment de bliksem kan schieten. 'Zeg nooit zomaar steen tegen een steen', prentte vader zijn zoon in. Het is misschien wel de belangrijkste les die de schrijver ooit geleerd heeft.
****
De Bezige Bij; 273 pagina's; € 22,99.
M. Gardin
Johan de Boose (Gent, 1962) bereikte met zijn roman 'Het vloekhout' de shortlist van de Libris literatuurprijs. In zijn nieuwe autobiografische roman onderneemt Johan een roadtrip dwars door de VS. Hij is onderweg naar Utah, waar hij zijn overleden vader wil eren. Hij houdt ook halt in Gardner, waar zijn vriend en schoonbroer Gary begraven ligt. Tijdens zijn roadtrip heeft hij heel wat tijd om zijn relatie met zijn vader te overpeinzen. Hij haalt herinneringen op en schetst een mooi beeld van zijn vader, die zonder zijn werkkamer te verlaten de wereld rondreist in zijn hoofd. De herinneringen aan zijn Oost-Vlaamse jeugd zijn grappig herkenbaar en worden geïllustreerd met foto’s van zijn familie. In vier hoofdstukken komen verschillende fases van de roadtrip aan bod. Het hoofdstuk 'Nocturne' is geïnspireerd op 'Sanatorium Clepsydra' van de Poolse schrijver Bruno Schulz, waarbij de grens tussen realiteit en hallucinatie opgezocht wordt. Deze roman is een melancholische ode aan de band tussen vader en zoon.
Gerwin Van Der Werf
te/ep/05 s
Wijze, warme, onkreukbare vaders, van die vaders waar de kinderen later vol bewondering aan terugdenken, die zijn niet dik gezaaid in de literatuur. De onvergetelijke Atticus Finch uit 'To Kill a Mockingbird' schiet me te binnen, en Samuel Hamilton uit 'East of Eden', hoewel dat een bijfiguur is.
Je zou gaan denken dat dit soort vaders niet echt bestaan, of dat ze niet interessant genoeg zijn om over te schrijven. Dat klopt dus niet, want nu is er 'Dondersteen', de nieuwe roman van Johan de Boose. Met liefde en precisie schrijft hij over een man die de aarde bereisde en bestudeerde zonder zijn werkkamer te verlaten, die een stenenverzameling bezat uit alle geologische tijdperken, een amateurwetenschapper die zijn zoon inwijdde in de talloze geheimen van de aarde, maar die ook op afstand bleef met zijn vreemde obsessie. 'Onkruid bestaat niet' prent hij zijn zoon in, en 'noem een steen nooit zomaar een steen.'
Vader bezat een bliksemsteen
Johan de Boose (Gent, 1962) haalde vorig jaar nog de shortlist van de Libris Literatuurprijs met de kleine maar piekfijne roman 'Het vloekhout', waarin hij een stuk hout uit het kruis van Christus een stem geeft en van hand tot hand laat gaan in twintig eeuwen. Behalve de originele kijk op de Europese geschiedenis die het boek bood, muntte het ook uit in stijl. De Boose schijft kernachtig en bloemrijk tegelijk, kaal proza dat toch zingt, en dat is niet anders in 'Dondersteen'.
Het woord dondersteen kennen we als benaming voor een deugniet, maar De Boose gebruikt het ook in de betekenis van een samensmelting van zandkorrels na een blikseminslag in de woestijn of op het strand, ook wel bliksemsteen genoemd. Zijn vader bezat zo'n steen. Hij brengt dit in verband met Prometheus, die het vuur van de goden stal. Zijn vader stal het overblijfsel van dit hemelvuur, de dondersteen, in zijn levenslange zoektocht naar het geheim van de wereld, van het leven. Dit spel met woorden en betekenis is exemplarisch voor De Booses manier van schrijven. Je herkent er trouwens dezelfde secure gedrevenheid in als die waarmee zijn vader stenen bestudeerde. In het boek gaat de schrijver op reis door het westen van Amerika met een dubbele missie. Hij wil het graf bezoeken van zijn zwager en vriend Gary in Colorado en dan doorreizen naar de ruige canyonlands in Utah, waar hij zijn vader een laatste saluut wil brengen. Tussen deze scènes vertelt hij jeugdgeschiedenissen, we zien hoe hij vol bewondering opkijkt tegen die wonderlijke, studieuze man die uiterlijk zo lijkt op de toenmalige koning Boudewijn: slank, recht, perfect gekapt met zwarte uilenbril.
Ik doe het boek tekort door het verhaal, als je daar al van kan spreken, zo samen te vatten. Het gaat De Boose om iets anders: "Als schrijven een vorm van begrijpen is, is mijn intense schrijven een vorm van lijmen. Ik doe wat alleen postuum mogelijk is, en ik gebruik daarbij het enig denkbare gereedschap, de verbeelding." Die verbeelding zet De Boose maximaal in bij de magisch-realistische scènes waarin zijn vader hem via de werkkamer - die als een theater wordt beschreven - aan de hand meeneemt naar het binnenste van de aarde en naar de top van de Matterhorn. De verbeelding is aan de macht, en het schrijven is begrijpen.
dranklustige zwager
Het blijft even zoeken naar wat de dranklustige zwager Gary in het boek te zoeken heeft, maar goed, ook die reis zal de schrijver echt gemaakt hebben, dus hoort het erbij, zo redeneer je. Maar echt gebeurd is geen excuus, en De Boose weet ook hier prachtig betekenis aan te geven.
Johans zoektocht naar het graf van Gary, in een oord vol verlopen hippies, vormt een aards contrapunt bij de cerebrale Vatersuche. Gary is de sanguinische doener, vader Robert de beheerste denker - twee uitersten die desondanks beiden het leven ten volle leidden, aan beiden is hij verwant.
In het laatste deel van het boek beschrijft De Boose zijn voettocht door The Maze, een grillige en totaal onherbergzame steenwoestijn in Utah waar in de rotsen alle aardlagen zichtbaar zijn, niet netjes in laatjes zoals bij zijn vader thuis, maar in het echt. De tocht vol ontberingen doet in veel denken aan 'Nooit meer slapen', de romanklassieker van W.F. Hermans, dus of de verteller vindt wat hij zoekt is de vraag. De vraag is ook of dat iets uitmaakt.
Met 'Dondersteen' schreef Johan de Boose een fascinerend eerbetoon aan zijn vader, in een stijl die hij zelf het meest kernachtig verwoordt: intens schrijven.
De Bezige Bij; 256 blz. € 22,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.