Verzamelde gedichten
Hendrik Marsman
Hendrik Marsman (Auteur), H.T.M. Van Vliet (Samensteller)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Uitgeverij Van Oorschot, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : MARS |
Geertjan De Vugt
ua/an/23 j
Niet alleen dichters dragen soms een ongelukkig lot. Ook sommige van hun dichtregels doen dat: ze hebben het in zich om tot cliché te worden. Een van de bekendste voorbeelden hiervan vormt de opening van Marsmans gedicht 'Herinnering aan Holland'. Wie hardop 'Denkend aan Holland/ zie ik brede rivieren' inzet, weet wat het effect is. Al snel zwelt het koor van stemmen aan tot een bredere stroming waarin ze samen 'traag door oneindig/ laagland gaan', langs 'rijen ondenkbaar/ ijle populieren', enzovoort. Als er ieder jaar een top-2000 van de poëzie zou zijn, zou de grijze generatie, niet gespeend van valse nostalgie, dit gedicht zonder twijfel jaarlijks de top-3 in stemmen.
In 1936 klonk Marsmans zang op Holland wellicht nog als een treffende beschrijving van onze delta. Maar als ik anno 2020 aan Holland denk, denk ik toch vooral aan almaar uitdijend asfalt, waar een minister van Infrastructuur en Waterstaat zo op kickt. En aan potsierlijke reclame langs die wegen, een symptoom van een tanende ruimtelijke ordening.
Minder kans om het tot die top-2000 te redden heeft dat andere gedicht van Marsman, dat eveneens uit 1936 stamt en in de titel slechts één woordje scheelt: 'Denkend aan Holland'. 'Soms heb ik heimwee', begint het nog hoopvol, 'naar dat land, en zijn zee.' En toch, schijn bedriegt: 'maar als ik denk aan de mensen/ wordt het verlangen gesmoord./ ik heb in hun zielen/ geen spoor van weerklank gehoord/ van de ontzaglijke ruimte/ waarin zij leven'. Bezingt het eerste gedicht nog op licht melancholische wijze het landschap, in het tweede klinkt een teleurstelling in de bevolking door. Voor de lezer die weinig werk van Marsman kent, toont het een andere kant van de dichter.
Wat een geluk dat Van Oorschot nu Ik die bij sterren sliep heeft uitgebracht, Marsmans verzamelde verzen. In een schitterende blauwe band, waarin alle gepubliceerde en nagelaten gedichten bijeen zijn gebracht, krijgen we kans opnieuw kennis te maken met een van Nederlands belangrijkste dichters.
Dat hij dat nog altijd is, blijkt wel uit het feit dat hedendaagse dichters als Maria Barnas (in Nachtboot) en Alfred Schaffer (in wie was ik - strafregels) expliciet met zijn werk in dialoog gaan. Schaffer eindigt zijn recente bundel zelfs met een parodie op Marsmans 'Herinnering': 'denk aan holland', begint hij zijn versie met een imperatief, 'zie brede rivieren/ rechtop vertragen./ ga naar het zuiden./ onaangename lijnen./ afgeplatte buizen/ zoals lange veren./ stop aan het einde./ heel veel/ verbrande ruimte.' De boodschap is duidelijk. Laat dat beeld van die brede, trage rivieren maar varen.
in de juiste volgorde, de bundels in hun oorspronkelijke vorm zijn hersteld, kan mijn verfomfaaide exemplaar van de Verzamelde gedichten, dat ik ooit bij een kringloper op de kop tikte, linea recta terug naar waar het vandaan kwam. Ik maak graag plaats voor de Marsman die ik in dit blauwe boek ben tegengekomen: een Europese dichter.
Zo heb ik hem namelijk leren kennen in deze door H.T.M. van Vliet acribisch verzorgde uitgave. Marsman was een dichter van plekken. Holland, of specifieker: Utrecht, vormde er slechts een van. Hij liet Verzen, zijn eerste bundel uit 1923, drukken met behulp van Arthur Lehning in Berlijn. Aanvankelijk had hij nog geprobeerd het werk onder te brengen bij Die Schmiede, een avant-garde-uitgeverij in dezelfde stad die onder andere werk van Franz Kafka uitgaf. Dat mislukte. Daarop besloot hij dus het werk wel in Berlijn te laten drukken, maar in Nederland in de handel te laten brengen door J. Ploegsma in Zeist. Het is tekenend voor de dichter die Marsman op dat moment was: een Nederlandse dichter die uitgegeven wilde worden in een Europese cultuurhoofdstad. Verzen bevat zelfs één Duitstalig gedicht.
In zijn debuut reizen we heen en weer tussen Amsterdam en Berlijn, tussen Delft en Basel, en tussen de Duitse eilanden, Potsdam, Scheveningen en Weimar. Het zijn uitgebeende verzen, slank, langgerekt en met regels verspreid als dwarsliggers, zoals die van het spoor waarover zijn nachttrein moet hebben gereden. Zo leest 'Bazel': 'Groen is de slag/ van den stroom/ door het dal/ van den dag// heuvlen van licht/ zijn de wallen// de stad is een fort// door de poorten/ der bruggen/ ligt zon gestort/ over de ruggen/ der golven// de stad is bedolven/ onder het haar/ van de zon.'
In Berlijn schrijft hij onder invloed van de Duitse expressionistische schilderijen van Franz Marc: 'De morgenlucht is een bezoedeld kleed/ een bladzij met ezelsoor/ een vlek'. Ja, zo is die lucht, bijna een eeuw later, vaak nog steeds boven de Duitse hoofdstad: een die je op sommige dagen graag zou willen omslaan, maar ook een waar je maar wat graag weer naar terugkeert.
Niet al zijn gedichten uit die eerste periode nam hij op in zijn debuut. Het bundelen van zijn werk zou voor hem de rest van zijn leven een crime blijken te zijn. Aan Lehning schreef hij eens: 'Dat bundelen is vervelend, d.w.z. ik ben te selectisch en zoo vreemd onzeker - maar ik beslis nu binnenkort toch wel, w.s. (...) Bundel nooit!' Klaarblijkelijk was het zijn onzekerheid die hem parten speelde, zoals hij daar eigenlijk immer onder leed (welke dichter kent het niet?).
In de aantekeningen bij de gedichten laat Van Vliet regelmatig zien hoe Marsman om het oordeel van zijn vrienden en collega's bad. Negatief of positief, het maakte niet uit, hij had hoe dan ook die externe blik nodig. Des te opmerkelijker is het dat Marsman acht jaar na zijn debuut een aantal vroege gedichten samenvoegde in een uitgave die niet voor de handel, maar voor zijn vrienden was bestemd.
In Ik die bij sterren sliep is dit bundeltje direct na het debuut geplaatst, waardoor de continuïteit van zijn lyrische productie in ere is hersteld. Opnieuw treffen we er van die geserreerde stadsgedichten, waarvan Marsman, op een enkel gedicht na, terecht besloot ze niet in zijn debuut op te nemen. Hij kan dan wel onzeker zijn geweest en hebben geworsteld met bundeling, vaak lijkt hij goede keuzes te hebben gemaakt. Dat blijkt ook uit de ongebundelde, hier verzamelde poëzie. Soms zitten daar gedichten tussen die Lehning in een brief aan Marsman terecht beschreef als 'van die vele versjes'.
De uitgebreide aantekeningen maken dat je dit boek niet met één, maar met twee vingers tussen de pagina's leest. Je springt heen en weer tussen gedicht en toelichting. Er valt iets te ontdekken. Bijvoorbeeld wat een titel doet met een gedicht. 'Gang' is opnieuw een gedicht uit Marsmans debuut: 'Smarten tasten zijn gang./ het vlak is blind/ en ogen branden dieper dan het doel.../ o, grenzen, horizonten en vervloeien -// terzijde zal de wereld branden:/ een scheve bloem in wapperenden mond der ruimte...// maar toen de luiken gleden voor zijn ogen,/ draaide de wereld zich een kwartslag om.-'
Op het eerste oog is het een typisch expressionistisch vers over kwellingen. Wie echter weet dat dit gedicht gepland was voor de nooit verschenen bundel Ruimteschemer onder de titel 'Raskolnikow', leest het anders. Het is, in zekere zin, een hommage aan de held van Dostojevski's Misdaad en straf.
Nog zo'n titelverandering betreft 'Amsterdam': 'De maan verft een gevaar over de gracht./ ik schuifel elken nacht na middernacht,/ in een verloren echolozen stap,/ ruggelings schuivend langs de hemelschuinte,/ de treden der verlaten wenteltrap/ van de ontstelde ruimte -'
Marsman overwoog nog even het gedicht 'Angst' te noemen, maar besloot de atmosfeer met een concrete plek te verbinden. Ergens is dat jammer. Want die andere titel en vooral de laatste versregel maken een andere, universelere lezing mogelijk, namelijk die van een typisch moderne ervaring. Het doet denken aan de angst die de Franse filosoof Blaise Pascal voelde toen hij zijn eigen nietigheid ontdekte ten overstaan van het koude universum, die 'oneindige, onmetelijke ruimte', zoals hij het noemt in zijn Pensées. Dat is nog eens wat anders dan wat je voelt op een gammel zoldertrappetje van een grachtenpand.
Over de moderniteit zei Marsman na het verschijnen van Verzen overigens dat hij die overwonnen had. Doelde hij soms op die existentiële angst? Geenszins, volgens mij. In de jaren na het debuut worden zijn verzen allengs substantiëler, wat inhoud én omvang betreft. De angst voor de dood wordt almaar luider. Intussen blijft hij bundelen en herbundelen, als was het hem een lieve lust. Zijn eigen waarschuwing was hij klaarblijkelijk vergeten.
In Paradise regained, dat in 1927 verscheen, zijn de verzen uit de twee eerdere bundels (Verzen en Penthesileia) opgenomen. Soms bewerkte hij ze, vaak verschenen ze in andere ordeningen. Al in 1938, hij was nog geen 40, bracht hij zijn Verzameld werk uit. Drie delen omvatte het, waarvan één deel poëzie, opgedeeld in periodes en niet in bundels. Of dat niet wat vroeg was, luidde de vraag. Marsmans antwoord was helder: zoiets heeft niets met leeftijd te maken, maar met het innerlijk moment van de dichter. Ja, waarom ook niet?
Twee jaar later werd hij door het noodlot getroffen. Hij stierf aan boord van een schip waarmee hij vanuit Zuid-Frankrijk probeerde te vluchten. Cornwall, want daar wilde hij heen, zou hij nooit bereiken. Het schip zonk in de Golf van Biskaje, waarschijnlijk getorpedeerd door een U-boot. De oorlog was pas net begonnen. Tot het einde van zijn leven bleef hij door Europa reizen; van Holland had hij schoon genoeg. Ellende vond hij het. Europa bleef daarentegen in zijn poëzie opduiken. In een gedicht uit april 1940, twee maanden voor zijn dood, schreef hij: 'zolang de europese wereld leeft/ en, bloedend, droomt den roekelozen droom/ waarin het kruishout als een wijnstok rankt,/ ruist híér de bron, zweeft boven déze zee/ het lichten van den creatieven geest'.
*****
Van Oorschot; 640 pagina's; € 39,50.
Louis Smit
Verzamelde verzen van een dichter (1899-1940) wiens ‘Herinnering aan Holland’ in 2020 werd gekozen als ‘Gedicht van de eeuw’. Hij werkte als advocaat en kwam in 1940 tragisch om het leven. De uitgave heeft als doel een zo volledig mogelijk beeld te geven van zijn dichterschap. Alle bestaande bundels zijn opgenomen. Daarnaast alle verspreid gepubliceerde en nagelaten poëzie (onder meer uit de verzameling van zijn vriend Arthur Lehning). Marsmans werk behoort tot de Nederlandse canon. Toch klinkt er ook kritiek wegens gedateerdheid, hoogdravendheid en gebrek aan warmte. Deze monumentale bundeling van zijn poëzie is vooral een aanwinst voor Marsmanliefhebbers en voor neerlandici. Voor de samenstelling tekent de deskundige H.T.M. van Vliet, Couperuskenner en bezorger van edities van het werk van J.C. Bloem en Simon Vestdijk. Interessant is zijn nawoord over Marsmans interesse voor dichters als Rilke en Trakl en zijn betrokkenheid bij het rooms-katholieke tijdschrift De Gemeenschap. Ook laat het zien hoe scrupuleus Marsman te werk ging bij het samenstellen van zijn dichtbundels.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.