Een zomer in Venetië
Wlodzimierz Odojewski
Wlodzimierz Odojewski (Auteur), Charlotte Pothuizen (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij, 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : ODOJ |
Max Temmerman
ru/eb/20 f
Twee jaar geleden verscheen de eerste vertaling van de Poolse auteur, dichter en scenarioschrijver Wlodzimierz Odojewski (1930-2016). Op een verdwaald kort verhaal en een hoorspel na was zijn ruime oeuvre tot dan niet in het Nederlands beschikbaar. Laten we hopen dat nieuwe vertalingen elkaar als parels aan een snoer opvolgen, nu deze tweede roman, Verdraaide tijd, alle verfijnde karakteristieken bevestigt waar Zomer in Venetië liefhebbers van meticuleuze literatuur op vergastte.
Om te beginnen keert het magisch-realisme terug, maar ditmaal ongenaakbaarder, kouder. De setting is Warschau, een uitgebluste wetenschappelijk onderzoeker beleeft er meer dan twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog een vreemde tijdverschuiving. In de traphal van zijn appartement wordt hij opgewacht door een jonge vrouw die net als hijzelf deel uitmaakte van een verzetsgroep tijdens de oorlog. De koerierster overhandigt hem dezelfde opdracht als toen. Om het helemaal duizelingwekkend te maken: ze is in al die jaren geen haar veranderd.
Waclaw neemt enkele dagen ziekteverlof, weet zich herdoopt tot Roman (zijn verzetsnaam) en herbeleeft het meest opzienbarende hoofdstuk van zijn leven: de mislukte verzetsdaad die leidde tot de dood van zijn kompanen en tot zijn eigen arrestatie door de Gestapo. Odojewski bedient zich van een wetenschappelijke aanname die in populaire sciencefiction dagelijkse kost is: wie terugkeert in de tijd, moet weten dat alles wat hij verandert gevolgen heeft voor het heden. Zelfs en misschien vooral als de tijdreis plaatsvindt in je brein.
Roman doet wat van hem verwacht wordt en onderzoekt de verloren gewaande achtergrond van de meest bepalende gebeurtenissen uit zijn leven: de liquidatie van een spion en de bijbehorende diefstal van belangrijke documenten uit diens bureau. In een reeks van elkaar snel opvolgende scènes bezoekt hij de decors waar de actie plaatsvond, hij praat er met getuigen van vroeger en nu, dompelt zich onder in zijn herinneringen en komt op confronterende wijze meer te weten dat hem lief is.
Erg geslaagd is de zintuigelijke vermenging van heden en verleden waar Odojewksi oog voor heeft: de muffe geur van verrotting en ouderdom die het appartement van Roman binnendringt, licht dat om de haverklap door de duisternis snijdt om er vervolgens weer door opgeslokt te worden en sirenes van politiewagens die met hun kenmerkende dopplereffect niet alleen door ruimte, maar ook door tijd lijken te breken.
Zenuwstelsel als computer
De taal die Odojewski hanteert, kenmerkt het grondthema van deze vertelling: ons immer raadselachtige geheugen. Roman beschrijft de verwikkelingen en zijn aangewakkerde herinneringen in lange, meanderende zinnen vol nevenschikkingen die treffend aangeven hoezeer de verteller in het duister tast. Hij wikt daarbij zorgvuldig zijn bewoordingen, berucht als hij is voor onnauwkeurigheid: 'dat verleden en heden, dat zeg je meestal gewoon zo, maar het wil niets zeggen, want die tijden zijn in mijn geval zo nauw met elkaar verstrengeld dat ik niet meer weet of ze afzonderlijk bestaan, of ze überhaupt bestaan, of dat er wellicht maar één ononderbroken, voortdurende tijd bestaat die verleden en heden is …'
In het begin van het boek geeft de verteller mee dat hij van plan was zich te verdiepen in het boek Het zenuwstelsel als computer van de baanbrekende wiskundige John von Neumann (denk: Nagasaki en Hiroshima, maar ook computerwetenschappen, statistiek, getallenleer). Een van de bevindingen die Neumann in dat boek uit de doeken doet, is dat de taal waar het menselijk geheugen zich van bedient, elementen uit de statistiek aanwendt om informatie op niet-lineaire wijze te verzenden.
Met andere woorden: een mens zou zich wel eens veel meer kunnen herinneren dan hij denkt. Herinneringen staan allesbehalve zwart op wit gedrukt in een boek dat klaar ligt om opengeslagen te worden. Ze lijken integendeel volstrekt autonoom met hun eigenaar aan de haal te kunnen gaan.
Of nog anders geformuleerd: de menselijke beleving van de realiteit kan zoveel magie bevatten, dat twintig jaar na het beëindigen van een oorlog, deze nog steeds in volle hevigheid woedt.
Vertaald door Charlotte Pothuizen, Querido, 160 blz., 18,99 € (e-boek 10,99 €).
Arnout Le Clerq
2/ei/22 m
In Polen is de Tweede Wereldoorlog nooit ver weg. En in het Warschau van begin jaren zestig, het decor van de korte, detectiveachtige roman Verdraaide tijd (1965) is hij nog akelig kortgeleden.
Het is het tweede boek van de hier vrij onbekende Poolse schrijver Włodzimierz Odojewski (1930-2016) dat in het Nederlands is vertaald. Twee jaar terug verscheen Een zomer in Venetië, een broeierige novelle over de zomer van 1939, waarin de oorlog naar binnen sluipt. Diezelfde oorlog blijkt in het fraai vertaalde Verdraaide tijd onmogelijk los te laten.
Als bibliothecaris Wacław Konradius op een herfstdag thuiskomt, wacht een mooie jonge vrouw hem op bij zijn woning. Ze lijkt sprekend op Małgorzata, met wie hij twintig jaar eerder in het verzet zat. Onmogelijk, denkt Konradius. Maar zij noemt hem bij zijn oude codenaam, Roman, en overhandigt een brief met daarin een opdracht van Walter, de leider van hun verzetsgroep.
Konradius denkt liever niet terug aan die pijnlijke tijd. 'Veel later heelden de verstrijkende jaren de wond wat en bedekten hem met een dikke korst, waaronder ik met mijn gedachten nooit probeerde te komen.' Nu zit hij met die brief; Małgorzata laat Konradius verward achter. Daar gaat de wondkorst, 'toch niet dik en dicht genoeg om me een kwartier of een halfuur later te beschermen tegen alles wat van daar door dat duister naar me toe begint te dringen en wat steeds zichtbaarder werd, maar helemaal niet begrijpelijker'.
Want voor Konradius lopen niet alleen heden en verleden door elkaar, maar ook leven en dood. Małgorzata, Walter en zijn andere kameraden zijn namelijk omgekomen bij een noodlottige actie van hun verzetsgroep, waaraan Konradius zou deelnemen. Maar hij werd gearresteerd, verhoord, gedeporteerd, wist te ontsnappen uit de trein naar het concentratiekamp. Híj leeft nog.
Na Małgorzata's bezoek beginnen de gedachten van Konradius te kolken. Hij volgt de instructies uit de brief op. Als een detective probeert hij de dagen erna de gang van zaken te ontrafelen, 'alles had vast een verborgen betekenis'. Behoedzaam en op de tast trekt hij door de stad en zijn eigen geheugen, alsof hij bang is voor wat hij zal aantreffen.
Odojewski hanteert een bonte, zintuiglijke stijl waarmee hij de lezer in lange zinnen door het verhaal wil trekken. Hierbij doet de haastige verteller Konradius soms ook een stapje terug: laten we niet te ver vooruitlopen op het verhaal, laten we bij de feiten blijven, weifelende formuleringen als 'ik geloof dat ik toen geloofde' - soms word je als lezer tureluurs van de 'één stap naar voren, twee stappen terug'-methode van Konradius. De sporen leiden hem naar een Gestapo-officier, een mislukte verzetsactie en de dood van Małgorzata, op wie hij verliefd was. Wat was zijn eigen rol hierin? En wil hij dat wel weten?
Konradius' gedachten trekken in vrijwel elke zin een sprintje om zijn acties bij te benen, die evengoed herinneringen kunnen zijn. 'Dat verleden en heden, dat zeg je meestal gewoon zo, maar het wil niets zeggen, want die tijden zijn in mijn geval zo nauw met elkaar verstrengeld dat ik niet meer weet of ze afzonderlijk bestaan, of ze überhaupt bestaan, of dat er wellicht maar één ononderbroken, voortdurende tijd bestaat die verleden en heden is, of die helemaal niet bestaat en slechts onze vreemde en oncontroleerbare verbeelding van de tijd is.'
Met herinneringen maken we het verleden onderdeel van onze tijd, de doden dragen we met ons mee. Dit geldt met name in Warschau, een stad die Konradius terloops 'één grote begraafplaats' noemt. Waarom begint de wond onder Konradius' korst opnieuw te bloeden? Komt dat door die jonge vrouw in het trappenhuis? Of jeukte het zo onbedaarlijk dat hij uit zichzelf begon te krabben en Małgorzata dacht te zien? De bibliothecaris lijkt meer met zich mee te torsen dan alleen het gewicht van de doden. Dat houdt de hele roman lang druk op de ketel.
Uit het Pools vertaald door Charlotte Pothuizen. Querido; 160 pagina's; € 18,99.
R. Fritz
Tweede roman van de Poolse schrijver (1930-2016) die in het Nederlands is vertaald. Bibliotheekmedewerker Konradius wordt bij terugkeer van zijn werk opgewacht door een jonge vrouw, die hem een brief overhandigt. De vrouw lijkt sprekend op iemand met wie Konradius tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet heeft gezeten. Zij verdwijnt meteen na het afgeven van de brief. Bij opening blijkt het een brief uit 1943 van verzetsleider Walter te zijn. Voor zover Konradius weet, zijn alle leden van de verzetsgroep omgekomen. Hij gaat in het Warschau van 1962 op zoek naar de plekken uit zijn verleden, in de hoop meer te weten te komen over de fatale gebeurtenissen van destijds. Hij belandt gaandeweg in een identiteitscrisis. Magisch-realistische roman die sterk doet denken aan het werk van Kafka, maar ook aan de roman 'De komst van Joachim Stiller' van Hubert Lampo, waarin de hoofdpersoon ook een brief uit het verleden ontvangt. Lof voor de vertaalster die de zinnen van de Poolse auteur, die vaak een halve pagina of meer beslaan, naar prachtig vloeiend Nederlands heeft weten te vertalen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.