In de omhelzing van de rivier
Gianfranco Calligarich
Gianfranco Calligarich (Auteur), Els Van der Pluijm (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : CALL |
Marijke Arijs
i /ul/11 j
Het gebeurt niet alle dagen dat er een vergeten meesterwerkje onder het stof vandaan wordt gehaald, maar De laatste zomer in de stad is ontegenzeglijk een van die zeldzame parels. De debuutroman van Gianfranco Calligarich werd in 1973 bijzonder lovend ontvangen en verkocht als een trein, maar verdween vervolgens van de boekenmarkt. Sindsdien gold het als een geheimtip voor literaire fijnproevers.
Het duurde maar liefst veertig jaar voor het werd herontdekt, heruitgegeven en opgepikt door buitenlandse uitgeverijen. De Nederlandse vertaling ligt sinds kort in de boekhandel en dat is maar goed ook, want het is een verrukkelijk weemoedige en mistroostige roman.
Society
De laatste zomer in de stad doet onweerstaanbaar denken aan La dolce vita van Federico Fellini, de legendarische film uit 1960 waarin societyjournalist Marcello het Romeinse nachtleven onveilig maakt. Leo Gazzarra, de antiheld van Calligarich, behoort tot dezelfde beroepsgroep, maar doolt er een tiental jaar later rond, wanneer het leven in de Eeuwige Stad allang niet meer zo dolce is. Het wordt geen vrolijk verhaal en dat is van meet af aan duidelijk, want de auteur valt meteen met de deur in huis: 'Zo gaat het natuurlijk altijd. Iemand doet van alles om afzijdig te blijven en belandt vervolgens op een goede dag, zonder te weten hoe, in een geschiedenis die hem regelrecht naar het einde brengt.'
De lezer voelt op zijn sokken aan dat dit verkeerd zal aflopen, al was het maar omdat de dertigjarige Leo geen greintje ambitie heeft. Het liefst was hij aan de zijlijn blijven staan, maar een mens kan nu eenmaal niet leven van de wind, en dus heeft hij het naargeestige Milaan verruild voor het bruisende Rome. Voor een verstokte flaneur is de Italiaanse hoofdstad the place to be. Je kunt er leven op de bonnefooi, de slecht betaalde baantjes liggen er voor het oprapen en het is er goedkoop wonen, als je tenminste van groezelige hotelletjes houdt. Onze held dobbert stuurloos rond en kampt met een forse existentiële crisis. Zijn ontmoeting met de beeldschone Arianna maakt de zaak er niet beter op, want de jonge vrouw is van het onvoorspelbare type. Tussen hen beiden zou iets moois kunnen opbloeien, want ze zijn uit hetzelfde rusteloze hout gesneden, maar door zijn gebrek aan ambitie en haar hysterische neigingen is hun knipperlichtrelatie bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Leo krijgt een baan bij de televisie in de schoot geworpen, maar houdt het er al na een ochtend voor bekeken en eindigt roemloos bij de Gazzetta dello Sport, een heleboel dromen en illusies armer. En dan komt hij er nog goed vanaf, vergeleken bij zijn goede vriend Graziano, met zijn elegante witte pakken, zijn steenrijke Amerikaanse echtgenote en zijn drankprobleem.
Rome
'We waren zo oud, het was zo laat, alles was zo misgelopen', besluit Leo sneu, want het valt niet mee om je draai te vinden in het leven, als je worstelt met een verlammend gebrek aan daadkracht, een diepgeworteld pessimisme en existentiële stuurloosheid. Dat laatste verklaart allicht dat het boek vaak wordt vergeleken met De onverschilligen van Alberto Moravia en De vreemdeling van Albert Camus, maar bij Calligarich gaat het er stukken zorgelozer aan toe. Met zijn talent voor ironie, zijn rake oneliners en verrassende metaforen weet hij het gesomber meesterlijk buiten de deur te houden.
In Leo's kielzog struinen we door nachtelijk Rome, een onherbergzaam, onverschillig en vijandig oord waar menselijke relaties per definitie vluchtig en oppervlakkig zijn. We hangen doelloos rond op de Spaanse trappen, de Piazza del Popolo en de Piazza Navona, drinken ons laveloos en dweilen feestjes af met linkse journalisten, televisiepresentatoren, baardige dichters, verarmde aristocraten en fotomodellen. Want de grootste kwaliteit van deze roman is dat hij de relatie belicht tussen een man en een stad, dat wist Natalia Ginzburg al. De schrijfster was destijds Calligarichs grootste fan. De laatste zomer in de stad is een onvoorwaardelijke liefdesverklaring aan de ondraaglijke lichtheid van Rome en een haast Proustiaanse ode aan de verloren tijd, die er als zand tussen de vingers wegglipt. Ondanks de aardedonkere onderstroom is de toon lichtvoetig en wanhopig, wrang en ironisch tegelijk. Want de toestand mag dan al hopeloos zijn, ernstig is hij allerminst.
Vertaald door Els van der Pluijm, Wereldbibliotheek, 176 blz., 20 €.
Emilia Menkveld
i /ul/31 j
Rome is nooit alleen maar mooi in De laatste zomer in de stad, het debuut van Gianfranco Calligarich uit 1973 dat in Italië een cultstatus heeft - en nu eindelijk is vertaald. Als je van Rome houdt, schrijft hij, zal het zich aanbieden zoals jij dat wilt en hoef je je alleen maar 'over te geven aan de kabbelende golven van het heden' om er deel van te worden. Dan zullen er 'schitterende trappen zijn, spectaculaire fonteinen, tempelruïnes en de nachtelijke stilte van onttroonde goden, totdat de tijd elke betekenis verliest, behalve de kinderlijke betekenis dat de klok erdoor wordt aangedreven'.
Aan liefde geen gebrek bij verteller Leo Gazzara, maar toch is het in zijn Rome altijd te heet, of te koud, of te nat. Het zonlicht is te fel, de nachthemel weergaloos maar dreigend. Regen klettert neer in de straten en op de pleinen, waar plassen zo groot als meren ontstaan. Barsten doorklieven de monumentale muren, overal brokkelt pleisterwerk af en wurmt gelig gras zich door kieren naar buiten.
De bijna-dertiger is ontsnapt aan het Milaan van zijn ouders, 'die naargeestige stad', om in Rome te ontdekken wat hij met zijn leven aan moet. Dat valt nog niet mee. Het is vlak na de Italiaanse boom economico van de jaren zestig, de hoofdstad bruist en er is meer dan genoeg werk, maar Leo kan er niet van profiteren. Binnen een jaar is hij zijn tijdschriftbaantje kwijt, 'een periode die eerlijk gezegd nog korter had kunnen zijn', zonder uitzicht op iets nieuws - of de bereidheid zich daarvoor in te spannen.
Hij zwerft door de stad, pakt de metro naar Ostia om aan zee wat te lezen. Struint de kroegen rond Piazza del Popolo af, in de hoop iemand tegen te komen die hem kan trakteren. Belandt op feestjes met mensen die het wél hebben gemaakt, met tv-regisseurs, modellen, een tenniskampioen. En probeert telkens weer te stoppen met drinken. Tegen een vriend: ''Ik heb het wel naar mijn zin.' 'O ja? Waarom ben je dan altijd dronken?' 'Niet altijd', zei ik, 'vaak. Dat is een aanzienlijk verschil.''
Leo is een nietsnut, een sombermans, nogal een macho bovendien, vooral voor de vrouwen die hij in bed weet te krijgen. Toch is het na 175 pagina's moeilijk afscheidnemen. Hij formuleert zo geestig en gevat - ook in de sterke vertaling van Els van der Pluijm - dat je hem kunt blijven citeren. Over zijn aanwezigheid op een feestje: 'Mijn terugkeer naar de anonimiteit viel samen met de ontdekking van een pot vol hazelnoten.' (Waarvan hij zich de rest van de avond slechts met tegenzin losscheurt.) Of neem de openingszinnen: 'Zo gaat het natuurlijk altijd. Iemand doet van alles om afzijdig te blijven en belandt vervolgens op een goede dag, zonder te weten hoe, in een geschiedenis die hem regelrecht naar het einde brengt.' Wat een manier om je oeuvre te beginnen.
Dat vond Natalia Ginzburg ook. De grote Italiaanse schrijver en redacteur was zo enthousiast over het manuscript dat ze persoonlijk toezag op de publicatie. Het boek beleefde een bescheiden succes, waarna Calligarich (1947) carrière maakte in de film- en televisiewereld. Veertig jaar (en een paar andere romans) later is De laatste zomer in de stad herontdekt door het grote publiek.
Het is net Fellini, jubelde de Italiaanse pers bij de heruitgave. De hoofdpersoon lijkt zo uit La dolce vita gestapt! Inderdaad, Leo begeeft zich weleens onder de Romeinse beau monde, en ook hij dwaalt veel door nachtelijk Rome, maar zijn leven is een stuk minder dolce, zijn Rome heel wat rafeliger dan dat van Marcello Mastroianni, die een sterreporter speelt. Leo komt uiteindelijk terecht op de typistenafdeling van de Corriere dello Sport, waar hij artikelen van anderen moet overtikken. Plonst Marcello met de wulpse actrice Sylvia in de Trevi-fontein, Leo en zijn geliefde Arianna liggen hele nachten slapeloos in bed, 'als kokkels' aan elkaar geklampt, verenigd in hun gevoel van vervreemding en onvermogen.
Leo had haar ontmoet op het feestje met de hazelnoten, beeldschoon, spontaan, net zo rusteloos als hij. Met Arianna wordt hij soms, heel soms 'overmand door de hoop dat het ten slotte allemaal goed zou komen'. Ze deelt zijn liefde voor Proust (al heeft geen van beiden À la recherche du temps perdu ooit uitgelezen), gaat graag met hem mee naar zee en is goed tegen hem opgewassen ('ik wil helemaal niet vrijen, heb je dat nog steeds niet door?'). Maar wispelturig is ze ook, en als het even zo uitkomt, laat ze Leo vreselijk barsten - of heeft hij het over zichzelf afgeroepen?
Want ook hier geldt: aan liefde geen gebrek, maar Leo kán er zo weinig mee, zoals hij droog-ironisch blijft benadrukken. Net als met de rest van het bestaan. Zelden zo vrolijk geworden van zo'n tragisch boek.
★★★★★
Uit het Italiaans vertaald door Els van der Pluijm. Wereldbibliotheek; 176 pagina's; € 20.
Roderik Six
us/ug/05 a
Ach, waren we maar net als Leo Gazzara, een journalist in het Rome van de jaren zeventig. Officieel werkt hij voor een sportkrant, maar hij daagt slechts zelden op en welwillende secretaressen redden hem telkens van de moordende deadline. Zijn snippertijd spendeert hij aan flaneren, met zijn drinkebroers terrasjes doen en salons bezoeken waar de beau monde de kunst van het nietsdoen perfectioneert. Tussendoor rijdt hij – natuurlijk in zijn Alfa Romeo – met een Italiaanse schone naar deze of gene kust om daar te gaan landeren in een villa. La dolce vita , ware het niet voor Arianna, de vrouw die zijn rustige leventje overhoop gooit met haar wispelturige liefde.
De laatste zomer in de stad verscheen oorspronkelijk in 1973 maar leest nog altijd lentefris. Rustig kabbelende literatuur die je doet wegsoezen terwijl elke prachtige zin naar een perfecte negroni smaakt. Cultauteur Calligarich wiegt je in slaap, bevolkt je dromen met kleurrijke personages en streelt je geest met zijn fijnzinnige dialogen. Om je dan alsnog te verrassen met een knappe plotwending. Topklasse.
****
Wereldbibliotheek (oorspronkelijke titel: L’ultima estate in città), 176 blz., € 20.
Anneke van Ammelrooy
Na de eerste druk van deze ‘loser’-roman in 1973 gaven Italiaanse lezers het bijna veertig jaar lang aan elkaar door totdat dit cult-boek rond 2010 werd ‘herontdekt’ en heruitgegeven. Nu voor het eerst in het Nederlands vertaald, als enige roman van deze auteur (1947). De charme ervan draait om het levensgevoel van het rebelse deel van de generatie die rond 1970 in metropolen opgroeide, zich niet wilde settelen (afstuderen, trouwen) en heel intens in de politiek of, zoals in deze roman, in de liefde geloofde. Hoofdpersoon Leo Gazzara wil ook niet deugen, verhuist (zoals de auteur deed) van de financiële hoofdstad Milaan naar het meer artistieke en lichtzinnige Rome. Hij drinkt, lijdt honger, woont in hotels, maar dankzij zijn kennis van grote literatuur heeft hij vrienden in de Romeinse middenklasse, mensen die volop hebben geprofiteerd van het naoorlogse Wirtschaftswunder. Leo heeft het gevoel dat voor dertigers zoals hij alleen nog de ‘kliekjes’ van die periode overblijven: rotbaantjes, een geleend flatje, de afgedankte vriendinnen van anderen. Dan wordt hij verliefd op de verknipte Arianna. Een onderkoeld verteld drama en een ode aan Rome.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.