Pier en Oceaan : roman
Oek De Jong
Oek De Jong (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Augustus, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : DEJO |
Aleid Truijens
em/ov/21 n
Onder dichters zie je het vaak, maar weinig Nederlandse romanschrijvers hebben het: aandacht voor het werk van collega's. Schrijven over het werk van anderen uit nieuwsgierigheid hoe zíj het doen, uit een gevoel van verwantschap of juist afkeer, uit bewondering, wedijver of compassie. Schrijvers zijn een bepaald type lezers, met een verscherpte blik; zij willen zich spiegelen en via de ander de eigen drijfveren onderzoeken. Doeschka Meijsing kon het, Maarten 't Hart ook, en Hella Haasse. Het levert vaak mooie stukken op.
Oek de Jong is er een meester in. De romancier, onlangs eindelijk bekroond met een grote prijs voor Zwarte schuur, is ook een begenadigd essayist: zoekend, lucide, vaak gevoelig, soms bonkig, zelden koket. Niet iemand met een overdonderend ego, zelfbewust als het gaat om zijn vak. De Jongs essays, merendeels eerder gepubliceerd in essaybundels, sommige herschreven, zijn nu verzameld in Het glanzend zwart van mosselen. Het is een groot plezier om ze te herlezen.
De essays zijn thematisch geordend, niet chronologisch, wat ik jammer vind, omdat je zo de ontwikkeling in De Jongs denken en formuleren niet goed ziet. 'Thema' is van minder belang dan een wereldbeeld, veranderend inzicht en groeiende zelfkennis in die veertig jaar. Over die ontwikkeling gaat het wel in De Jongs inleiding, waarin hij vertelt wie hij was en wat hem bezighield toen hij de verschillende essays schreef.
De titel verwijst naar een moment van volledige aandacht. De Jong had het bij het zien van een foto van vers gevangen mosselen. Op zulke zeldzame momenten kan een mens volledig opgaan in wat hij ziet, zonder gedachten, verlangens of gevoelens, zonder verleden of toekomst. Zonder intellect. Het zijn in deze essays momenten van puur geluk. Je zou ze ook goddelijk kunnen noemen. Momenten waarop je verlost bent van jezelf. De mysticus in De Jong is nooit ver weg.
De essays waarin De Jong tot de helderste inzichten komt, zijn niet de wat tobberige stukken over het wezen van iets, van 'de roman' of 'de mystiek', maar de stukken over anderen, over schrijvers, dichters, schilders en fotografen. Zijn stukken over anderen zijn gek genoeg het persoonlijkst.
Hij herkent de gebenedijde momenten waarin alles samenvalt op schilderijen van Vermeer, in het melkmeisje dat zonder emotie opgaat in het melk schenken. In de strenge gedichten van Ida Gerhardt, waarin plotseling even een felle emotie oplaait. Hij herkent het bij Herman Gorter, wiens ziel kon versmelten met de natuur, met een meisje, met de hele mensheid desnoods. Hij herkent het in het bekendste gedicht van Vasalis, dat begint met de mooie regel 'De bus rijdt als een kamer door de nacht' en eindigt in tijdloosheid: 'geen toekomst, geen verleden,/ alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.' Prachtig is het essay over Paul van Ostaijen, de 'mystiker' en modernist, die dichtte: 'Ik wil niets weten/ ik wil niet vragen/ waarom/ ik niet werd een postzegelkollektioneur'.
De Jong bepaalt zijn standpunt tegenover twee reuzen van de vorige generatie, W.F. Hermans en Gerard Reve. Over Hermans schreef hij twee stukken, waarin duidelijk wordt waarom de schrijver hem niet helemaal ligt. In het eerste stuk uit 1981 gaat het vooral over Hermans' 'agressieve kop': 'De kille blik die doet denken aan een roofvis. De neus aangeduid als een onweersneus. De naar beneden getrokken lippen. En die prachtig gestulpte, hoekige oren (...).' De Jong ziet in hem 'een typisch Hollandse geest'. Hermans onthulde een onthutsende waarheid voor de christelijk opgevoede jongen: de wereld bestond alleen uit feiten.
In het tweede stuk, uit 1998, dringt hij wél door in Hermans inktzwarte wereldbeeld en begrijpt hij hoe het vernederde jongetje uit zijn autobiografische verhalen kon uitgroeien tot de grimmige, bewapende schrijver die zichtbaar maakte wat 'oorlog' betekent.
In zijn essay over Reve herleest hij diens debuut De avonden, dat hij eerder overschat en vervelend vond. Nu herkent hij het religieuze verlangen van de pestkop Frits van Egters, die genadeloos zijn ouders bespot, van wie hij houdt. Ook Reve zocht verlossing van zichzelf.
Het mooist vind ik nog steeds de stukken over Frans Kellendonk. Hij was een generatiegenoot, een collega met wie hij altijd in één adem werd genoemd ('Revisor-schrijvers'), een vriend, een concurrent en maar ten dele een geestverwant. Beiden hadden een religieuze opvoeding gehad, Kellendonk katholiek, De Jong protestants, beiden vielen van hun geloof, beiden bleven zoeken naar iets wat die leemte kon vullen. Kellendonk overleed in 1990, aan aids, een uitgeputte oude man van 39.
Het verschil in achtergrond maakte dat ze elkaars vormentaal niet goed begrepen. Zij bleven twee eenzaten. Ze voerden 'stotter- en hapergesprekken', schrijft De Jong in 1990. In het tweede stuk, zeven jaar later, verdiept hij zich in het werk. Hij bekent dat hij Kellendonks adagium 'oprecht veinzen' - gelovig zijn zonder God - 'een wangedrocht van een theorie' vindt. In het derde stuk doet hij alle moeite om zijn vriend postuum te begrijpen. Het is het beste stuk, waarin hij een sterke analyse geeft van Mystiek lichaam, Kellendonks magistrale slotakkoord.
In de scène waarin de twee mannen, kort voor Kellendonks dood, aan diens bed volharden in een even bokkig als radeloos zwijgen, zit hun hele vriendschap samengebald. Bij zo'n scène is de essayist even een romanschrijver.
****
Atlas Contact; 752 pagina's; € 25.
Voor zijn roman Zwarte schuur kreeg Oek de Jong onlangs de Boekenbon Literatuurprijs.
Mark Schaevers
em/ov/24 n
*****
De Boekenbon Literatuurprijs (het eraan verbonden bedrag is mooier dan de naam: 50.000 euro) ging recent naar Oek de Jong voor z’n roman ‘Zwarte schuur’. Zijn uitgever heeft daar niet op gewacht om hem, en meteen ook zijn lezers, een ander groot cadeau te bezorgen: een verzameleditie, meer dan zevenhonderd pagina’s dik, van alle essays die De Jong in de afgelopen veertig jaar bij elkaar heeft geschreven. Zijn romans, en dat zijn beroemde romans als ‘Opwaaiende zomerjurken’ en ‘Pier en oceaan’, noemt De Jong zijn grote expedities, deze essays zijn z’n kleine expedities, en ze stralen gemiddeld dezelfde energie uit – de belangrijkste eigenschap van goed proza, zoals De Jong zelf ooit schreef. ‘Essays’ is een woord dat nogal wat mensen op de vlucht jaagt, in dit geval geven ze daar beter niet aan toe. Oek de Jong vat z’n essays immers op als verhalen, waarin hij haast altijd een draadje uit zijn eigen leven vervlecht, zodat ‘Het glanzend zwart van mosselen’ vele trekken krijgt van een autobiografie. Het leven van Oek de Jong speelt zich, behalve aan zijn schrijftafel, grotendeels af in wat hij noemt ‘de grote ruimte waarin alle kunst zich bevindt’, en zijn expedities leiden ons in de meeste gevallen naar de literatuur of schilderkunst. De langste bijdrage, wel honderd pagina’s, is een intelligente verdediging van
het romangenre. ‘Wat alleen de roman kan zeggen’, heet dat werkstuk, en het korte antwoord is dat de roman een onvervangbare uitkijkpost op het menselijk leven in zijn geheel is. Maar of het genre ook overeind blijft, daar twijfelt De Jong, nogal ontvankelijk voor cultuurpessimisme, zelf aan. Hij citeert Jonathan Franzen: ‘Voor iedere lezer die vandaag sterft, wordt een kijker geboren.’ In zijn verkenningen van hele schrijversoeuvres springt het stuk over Paul van Ostaijen naar voren. Diens verzamelde gedichten (twee delen) waren de eerste boeken die De Jong kocht. Hij was 16, racete ervoor met de fiets van Zeeland naar Antwerpen. Aan collega’s als zijn vroeg gestorven vriend Frans Kellendonk en niemands vriend W.F. Hermans (‘een man die opzettelijk onaangenaam is’) wijdt hij essentiële teksten, geschreven vanuit ‘een inspirerende oppositie’. Ook op z’n 16de (het was druk in 1968) ontdekte De Jong Jheronimus Bosch, en dat liep uit op zeven jaren studie van de kunstgeschiedenis. Een docerende toon heeft hij er gelukkig niet aan overgehouden, de portretten van zijn favoriete schilders als Rembrandt, Caspar David Friedrich en Francis Bacon zijn bijzonder levendig. Caravaggio krijgt twee essays, want dat was liefde op het eerste gezicht de dag dat De Jong enkele werken van hem aanschouwde in de Romeinse basiliek San Luigi dei Francesi, het startpunt van vele reizen, de schilder en de schilderijen achterna. De Jong heeft veel gereisd en houdt aan zijn hyperontwikkeld observatievermogen de mooiste teksten over. Capri, Pantellina, Sicilië of Schiermonnikoog: zijn voorkeur voor eilanden is duidelijk. Misschien verdient het aanbeveling deze stukken in de huidige omstandigheden met mondjesmaat te lezen, want ze geven een enorme zin om te gaan reizen. Dan wel op de manier waarop De Jong het doet: een sensuele onderdompeling op een vreemde plek, veel meer een landschapservaring dan een reisverslag. De recentere, nog niet eerder gebundelde stukken zijn niet de sterkste. De Jong treedt buiten zijn comfortzone als hij zich aan een toekomstvoorspelling waagt, mei ’68 evalueert (‘een luxerevolutie’, wortel van de huidige decadentie) of zich met de iPhone gaat bemoeien. De nieuwsgierigheid die hem drijft, betreft niet het nieuwste maar het beste wat een cultuur overlevert. In het veertigtal stukken dat ‘Het glanzend zwart van mosselen’ telt, herinnert hij er op evenveel manieren aan dat de belangeloze aandacht die je voor een kunstenaar, kunstwerk of landschap opbrengt je heel gelukkig kan maken.
M.E. van Veldhuizen
In dit ruim zevenhonderd pagina’s tellende boek werpt de veel gelezen en bekroonde romanschrijver Oek de Jong een blik op zijn eerder (in de periode van 1980-2020) geschreven essays en reisverhalen. Op deze manier leer je de schrijver en zijn brede literaire werk goed kennen. Hij reflecteert op zijn eigen ontwikkelingen, ontdekt wat het hem heeft opgeleverd om zich met andere schrijvers en kunstenaars te vergelijken en wat hem heeft geïnspireerd en geraakt. Het verhaal neemt je mee de diepte in, en doet je kritisch kijken naar bekende ideeën en ‘gegevens’. De Jong wordt hierbij niet ijdel, enkel zelfbewust, en laat veel ruimte voor aan de lezer zelf. Het toch al stevige, indrukwekkende boek, wordt nog aantrekkelijker door de schilderijen van onder anderen Caravaggio, Vermeer en Caspar David Friedrich die er in kleur in opgenomen zijn. Geweldige essays waarin op het eigen werk en het werk van de grote schrijvers en kunstenaars gereflecteerd wordt. Dit boek zet aan tot denken en scherpt de blik. Met personenregister.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.