Klokkendans
Anne Tyler
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : TYLE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : TYLE |
Dirk-Jan Arensman
i /un/20 j
In de openingspassage van haar 23ste roman, Een rooie aan de kant van de weg, lijkt Anne Tyler (1941) dezelfde toon aan te slaan als die van sommige van haar zuurste critici, die het al vijftig jaar in negatieve zin over haar personages hebben.
'Je vraagt je af wat er in het hoofd omgaat van een man als Micah Mortimer', luidt de meewarige openingszin. Waarna een schijnbaar uit roddelige observaties en speculaties opgetrokken schets van diens troosteloze kabbelbestaan twee pagina's later wordt afgesloten met een berustende herneming van die vraag.
'Neemt hij ooit de tijd om bij zijn leven stil te staan? De zin ervan, de bedoeling? Beklemt het hem dat er de komende dertig tot veertig jaar amper verandering in lijkt te zullen komen? Niemand die het weet. En het staat haast wel vast dat niemand het hem ooit heeft gevraagd.'
Onbeduidende sukkelaars en hun o zo gewone leventjes, Tyler is er geregeld dé chroniqueur van genoemd. En ook deze Micah is op het eerste gezicht weer typisch licht excentriek hoofdschudmateriaal.
Op zijn 43ste woont hij alleen in een obsessief ordelijk en schoon gehouden kelderappartement in Baltimore ('Is het stofzuigdag?', spot een zwager ergens. 'Afstofdag? Schrob-de-vloer-met-een-tandenborsteldag?'). Zijn brood verdient hij als conciërge in hetzelfde flatgebouw én met zijn eigen eenmans-IT-bedrijfje, Tech Hermit, onder welke naam hij de computerproblemen van bejaarden oplost, niet zelden door hun apparatuur simpelweg uit en weer aan te zetten. En hij onderhoudt een latrelatie met schooljuffrouw Cass, waarbinnen na drie jaar alles wel zo'n beetje is 'gestold - compromissen gesloten, verschillen aanvaard, eigenaardigheden voor lief genomen'.
Zelf lijkt hij volmaakt tevreden, met zichzelf en met zijn vertrouwde tredmolentje. Een modelburger, die in zijn verbeelding luidkeels wordt geprezen door de 'Verkeersgod', wanneer hij zich weer eens precíes aan de maximumsnelheid houdt; veilig opgesloten in zijn routines.
Dat wil zeggen, tót Tyler al die zekerheden met een paar plotwendingen op losse schroeven zet. Ongeveer zoals ze dat eerder Macon Leary aandeed in haar verfilmde roman The Accidental Tourist(1985), of die arme gegijzelde Charlotte Emory in Earthly Possessions (1977).
(Dat kan voor u geheimtaal zijn, maar we bedoelen maar: lees ook die vroegere romans.)
Bij Micah staat plotseling de 18-jarige Brink op de stoep, de zoon van vriendinnetje-uit-zijn-studententijd Lorna. De jongen is ervan overtuigd dat Micah zijn biologische vader is. Onmogelijk, weet die laatste, maar hij laat de verdoolde puber toch overnachten in zijn logeerkamer.
Daarop wordt vriendin Cass zó boos dat hij haar die kamer níét aanbood, terwijl zij uit haar huurhuis dreigt te worden gezet en samenwoonhint na samenwoonhint liet vallen, dat ze het ter plekke uitmaakt.
Ze laat onze wat autistische antiheld verbijsterd en verontwaardigd achter. Pas langzaam dringt tot hem door hoezeer hij in de afgelopen tijd van echt menselijk contact verstoken is geraakt - en welke rol hij zelf in dat proces heeft gespeeld.
Veel meer dramatische verwikkelingen heeft Een rooie aan de kant van de weg niet te bieden, afgezien van nog een bescheiden zoektocht naar Brink, die Micah tijdelijk herenigt met diens moeder. De kracht ervan schuilt in hoezeer Tyler je laat meeleven met de crises en de eurekamomenten van haar hoofdpersonage. Hoezeer die goedbedoelende oen voor je gaat léven.
Grijpkast op de kermis
Hoe ze dat precies doet, daar krijg je de vinger nauwelijks achter. Het heeft te maken met het kalm stapelen van realistische details. Met het vakvrouwschap van zo'n scène waarin onze eenzaat tijdens een familiebezoek wordt overspoeld door de hartelijke chaos van zijn vier praatgrage zussen en hun gezinnen, waardoor je, bij al hun liefdevolle bemoeizucht, op slag meer van zijn terughoudendheid begrijpt. En met de oncynische mengeling van warmte en droge humor ook, waarmee ze beschrijft hoe hij blind voor andermans signalen door het leven blundert.
Je hart breekt als zijn onvermogen wordt gevangen in een fraaie metafoor ('In de omgang met mensen voelde het soms alsof hij aan een grijpkast op de kermis stond en de prijs maar niet kon pakken, omdat de knoppen niet goed werkten') en slaat op de laatste pagina hoopvol een slagje over. Omdat je hebt gelezen wat er in hoofd en hart van 'zo'n man' omging.
Prometheus, 208 p., 19,99 euro. Vertaald door Peter Abelsen.
Naar gegevens van J. de Jager-v.d. Wijst
Veertiger Micah Mortimer woont in Baltimore en lost als it'er bij mensen aan huis computerproblemen op. Hij heeft een neurotisch precieze dagindeling, is afstandelijk naar zijn buurtbewoners en met vrouwen wil het niet zo lukken. Toch heeft hij al drie jaar een vriendin, lerares Cass, maar ze wonen nog gescheiden. Dan staat er onverwacht een knul van achttien jaar voor zijn deur: Brink Adams, zoon van een vroegere vriendin die hij al twintig jaar niet meer heeft gezien. De jongen wil bij hem logeren en dacht dat Micah zijn echte vader was, wat niet zo is. Tegen Cass, die op dat moment misschien haar flat moet verlaten, zegt hij dat ze maar in haar auto moet slapen. Dit betekent het einde van hun relatie. De volgende dag is Brink vertrokken en wordt hij gebeld door diens bezorgde moeder Lorna, nu advocate. Het dagelijks leven van een doodgewone, eenvoudige man, zonder veel aspiraties, wordt in onopgesmukte taal, herkenbaar weergegeven.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.