Reservoir 13
Jon McGregor
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nieuw Amsterdam, copyright 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MCGR |
Vicky Vanhoutte
ru/eb/20 f
Reservoir 13 (2017) begint schijnbaar als een thriller. Een dertienjarig meisje verdwijnt spoorloos, waarna de dorpsbewoners een zoekactie beginnen. Voor Jon McGregor is het slechts een opstapje naar een roman over het leven van die dorpelingen en het verglijden van de tijd, verspreid over dertien jaar. De constructie is ingenieus en experimenteel, McGregors blik die van een camera, het ritme dat van het dagelijkse leven zelf en het boek van een verpletterende schoonheid, een van de mooiste romans die ik ooit las.
Ook Zelfs de honden, zeven jaar eerder verschenen en nu vertaald, begint schijnbaar als een thriller. Is Robert, wiens lijk de politie wegdraagt, vermoord? Wie heeft hem het laatst gezien? Waarom ligt zijn lichaam al dagenlang te rotten? Terwijl hij wordt weggereden, wordt hij vergezeld door een onzichtbare groep naamlozen die zichzelf 'wij' noemen. Als een camera volgen ze een paar dakloze drugsverslaafden die bij Robert over de vloer kwamen. Hun dagen zijn eender: geld bemachtigen, methadon bemachtigen, drugs bemachtigen, drugs gebruiken. Altijd zijn ze in beweging, rusteloos, radeloos, altijd wachten ze. Als de verlossing komt, dan duurt die slechts een paar uur en begint alles van voor af aan. Daarbij bedient McGregor zich van timelapses, herhalingen, cirkels, zinnen stuiteren, haperen, gedachten blijven onafgemaakt, worden afgekapt, vragen krijgen geen vraagteken, het zijn mededelingen waarop toch nooit een antwoord komt. Het ritme is de gejaagdheid van de drugsverslaafden, van hun gedachten en hun bewegingen. Het is het ritme van de wanhoop.
De eerste vijftig pagina's werkt het, soms adembenemend, daarna wordt het vermoeiend en ergerlijk. Structuur en stijl worden zo opzichtig, zelfbewust en opdringerig dat ze allesoverheersend worden en niet meer wijken voor de personages. Af en toe hervindt McGregor het evenwicht. Als Roberts lijk ontleed wordt en hij omzichtig en zacht wordt aangeraakt, terwijl niemand een vinger naar hem uitstak toen hij nog in leven was. Of als teruggeblikt wordt op hoe Ant als Britse soldaat zijn been verloor in Afghanistan, wat McGregor meesterlijk verweeft met de heroïneteelt die op datzelfde moment plaatsvindt, de drugs waar Ant later aan ten onder zal gaan. Uiteindelijk sterven ze bijna allemaal en voegen ze zich bij de onzichtbare groep, de 'wij', de familie van hopelozen. Nadrukkelijk onsentimenteel registreert McGregor. Het is de blik van de drugsverslaafden zelf, die geen tijd hebben om stil te staan bij dood of leven, omdat ze op overleven zijn aangewezen. Het is een blik die mee gestuurd wordt door de maatschappij, die liever wegkijkt. Afwezig zijn ze altijd: in de wereld, waar ze niet meetellen, en om daaraan te ontsnappen, in de roes. Ik betwijfel of het McGregors bedoeling was, maar gaandeweg werd mijn blik verengd tot die van de maatschappij. Toen ik het boek dichtsloeg, was ik zo afgestompt dat ik alleen maar kon denken: who cares?
Vertaald door Manon Smits, Nieuw Amsterdam, 224 blz., 20,99 € (e-boek 12,99 €).
(dja)
rt/aa/02 m
★★★★☆
Net als 'Reservoir 13' zou je de nu vertaalde derde roman van Jon McGregor een elegie voor verloren zielen kunnen noemen. Maar waar het eerstgenoemde boek nog iets troostrijks had, zijn in 'Zelfs de honden' door verdriet gedempte lichtpuntjes ver te zoeken. Wat niet wegneemt dat dit requiem voor ene Robert Radcliffe van een inktzwarte pracht is.
Robert wordt op een koude decemberdag dood aangetroffen in zijn verpauperde flatje. Ooit begon hij hoopvol een gezinsleven met Yvonne, met wie hij dochter Laura kreeg. Maar algauw verschenen er vege tekenen als in gootsteenkastjes verstopte flessen whisky. Toen het meisje 7 was, vertrokken moeder en kind, waarna de alcoholist in beschonken eenzaamheid verkommerde.
Zijn enige gezelschap: de daklozen en verslaafden die zijn flat als uitvalsbasis gebruikten. Zo is er de goedhartige heroïnejunk Danny, die Roberts lijk als eerste vindt, maar te zeer panikeert om dat iemand te laten weten. Er is vriend/beschermer Mike, bij wie drugs en schizofrenie een verwarrende cocktail vormen. En nog een handvol andere stemmen uit wat een urbane onderwereld van feitelijk overbekend junkieverdriet is.
McGregor laat je er met zijn mengeling van empathie, rauw realisme en gruizige lyriek zo knap in afdalen dat je hun alledaagse hellevaart met fris betraande ogen beziet. Deprimerend, maar schitterend tegelijk.
Roderik Six
ru/eb/03 f
Robert Radcliffe is dood. Ergens tussen kerst en Nieuwjaar heeft zijn gehavende lichaam de geest gegeven, en vlak voor hij naar het schimmenrijk afreist, overschouwt hij nog één keer zijn leven.
Het begon goed, met zijn geliefde Yvonne en hun jonge dochter Laura, met vast werk en een leuke flat. En zolang hij in beweging bleef, kon hij de snerpende pijn in zijn hoofd dempen. Was het een oude oorlogswonde, een granaatscherf die achter zijn oor de uiteinden van zijn brein tergde, of iets banalers, een uit de hand gelopen kroeggevecht, in de verkeerde steeg met de verkeerde kerels slaags geraakt? De lijkschouwer pulkt het metaal met een pincet uit Roberts schedel en concentreert zich op diens ingewanden, waarbij vooral de levercirrose opvalt.
Het begon goed, maar toen ging het fout. Met een laatste krachtinspanning ziet Robert zichzelf werkloos worden, in pubs rondhangen, thuis liters cider wegstouwen – de angst in de ogen van Laura wanneer hij lallend door de flat banjert. Yvonne die stiekem een koffer pakt. De zachte klik van de voordeur die gesloten wordt in de ochtend. Een lege woonst. Eenzaamheid en tranen. Robert die samen met zijn hondje Penny op een stoel wacht tot ze terugkomen. Robert die vriendschap sluit met Mike, een paranoïde veteraan uit de Falklandoorlog die zijn posttraumatische stress wegspuit met heroïne. Mike die bij Robert intrekt, met in zijn kielzog een sliert junkies, zoals crackhead Danny en zijn kreupele hond Einstein. Eigenlijk is iedereen welkom – zolang de junks Robert van drank en kebab voorzien, vindt hij het allemaal prima. Zelf hoeft Robert geen naald in de arm, nee, dank je. Hij wil dronken maar met een laatste restje waardigheid op zijn stoel wachten op de terugkomst van vrouw en kind.
Het ging fout maar toen leek het wonder toch te geschieden. Robert ziet hoe Laura opnieuw aan de deur staat, helaas ook verslingerd aan de dope, maar wel zinnens om te ontwennen. Of ze even bij haar vader mag blijven om haar leven op orde te krijgen?
Het ging even goed, maar toen liep het toch fout, zoals elk leven fout loopt. Robert ziet zichzelf liggen in een plas bloed en braaksel, alleen in zijn onttakelde flat, starend naar de schimmel op het plafond, wachtend tot agenten zijn voordeur inbeuken omdat de geur niet meer te harden was.
Het is een klein leven dat literair prijsbeest Jon McGregor reconstrueert. Hij geeft de zoveelste droeve man aan de rafelrand van de maatschappij toch nog een verhaal en haalt daarbij een grandioos stijlarsenaal boven, gaande van rechtbankverslagen tot verhakkelde junkiespraak. Robert wordt, omringd met taalkunst, ten grave gedragen. Grimmig maar groots hoe McGregor hier de verschoppelingen der aarde toch nog even zichtbaar maakt.
****
Nieuw Amsterdam (oorspronkelijke titel: Even the Dogs), 240 blz., € 20,99.
Naar gegevens van C.C. Oliemans
In de vijf delen van deze roman volgen we het lichaam van Robert, een alcoholist die dood is aangetroffen in zijn verpauperde flat. Hij wordt door de gemeentelijke diensten meegenomen naar het lijkenhuisje en na onderzoek ten slotte gecremeerd, terwijl de lezer ondertussen door middel van een aantal 'stemmen' wordt binnengeleid in de wereld van daklozen, alcoholisten en drugsverslaafden die leven in de straten van een anonieme Engelse stad. Soms behoren die stemmen toe aan specifieke individuen, zoals kennissen of drinkebroers van Robert (of zijn dochter die op haar beurt verslaafd is aan heroïne), soms ook lijken ze afkomstig van een soort geesten die een breder perspectief op de gebeurtenissen hebben. Uit de lange interne monologen stijgt een somber beeld op van de wanhopige levensstijl van de sprekers, wiens enige toekomst bestaat uit een volgend shot. De schrijver (1976) staat zeker niet zonder empathie tegenover zijn personages en dat (gecombineerd met zijn uitstekende stijl en zijn goede oor voor mono- en dialoog) geeft het verder uiterst zwartgallige boek een zeker elan.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.