De reparatie van de wereld
Slobodan Šnajder (Auteur), Roel Schuyt (Vertaler)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SNAJ |
Besprekingen
Stamvader Kempf zakt af naar Transsylvanië
Maarten Steenmeijer
em/ov/28 n
Volgens Javier Marías heb je grofweg twee soorten romanschrijvers. Het eerste type heeft bijna alles al uitgedacht voordat de eerste letter op papier komt: structuur, verhaallijn, personages, stijl. Schrijven met een routekaart, noemt de Spaanse schrijver dat. De tweede categorie heeft niet meer dan een idee of beeld in gedachten en gaat dan aan het werk. Dwalen met een kompas, heet dat bij Marías.
Als je afgaat op de structuur van De reparatie van de wereld zou je denken dat de Kroaat Slobodan Šnajder tot de eerste categorie behoort. Zijn roman, prachtig vertaald door Roel Schuyt, bestaat heel overzichtelijk uit drie delen; elk daarvan is onderverdeeld in hoofdstukken met kordate titels als 'Stamvader Kempf zakt af naar Transsylvanië'. Maar als je gaat lezen, wordt al snel duidelijk dat Šnajder geen vaste route heeft gevolgd, maar al dwalend de geschiedenis van zijn vader, de dichter Ðuro Šnajder, heeft uitvergroot tot een reusachtige roman die veel meer is dan een met magisch-realistische elementen gelardeerde Vatersuche.
Want De reparatie van de wereld is daarnaast een bijna mythische mini-familieroman, een grimmige schelmenroman, een schrijnende liefdesroman, een ontluisterend portret van een huwelijk, een ontzagwekkende historische roman (over Kroatië, WO II, communisme) en een bijna weemoedige ideeënroman over herinnering, engagement, migratie, identiteit en over de grote vraag wat we nu eigenlijk aan moeten met het leven.
Rond 1770 weet Georg Kempf wél wat hij wil met zijn leven wanneer gezanten van keizerin Maria Theresia Duitse boeren en handwerkslieden proberen te ronselen voor onontgonnen gebieden in haar rijk. Als enige uit zijn door honger en armoede geplaagde dorp trekt hij de stoute schoenen aan, vertrekt en komt terecht in Slavonië, waar hij de stamvader wordt van een geslacht van succesvolle Kroatische Volksduitsers (etnische Duitsers die niet in Duitsland wonen). Na een reuzensprong in de tijd (meer dan 150 jaar) zoomt Šnajder in op een nazaat die eveneens Georg Kempf heet maar uit heel ander hout is gesneden. Kempf, zoals hij kortweg wordt aangeduid, is een twijfelaar, een buitenstaander. Hij houdt van drank, vrouwen en poëzie, en mist de handelsgeest van zijn vader.
Stroomversnelling
Kempfs leven komt in een stroomversnelling wanneer hij in 1943 'gedwongen vrijwillig' toetreedt tot de Waffen-SS en naar Polen wordt gestuurd. Als militair staat hij ineens met beide voeten in de modder van de geschiedenis. 'In Polen was alles nog ingewikkelder dan in Kroatië', zo ontdekt hij. 'Alles was hier met elkaar vervlochten tot een bloedige kluwen.' Dat hij het na een jaar voor gezien houdt bij de SS is niet aan zijn politieke principes te danken, maar aan een Poolse nationaliste die hem ertoe verleidt zich aan te sluiten bij het Poolse Ondergrondse Leger. Zover komt het niet, maar deserteren doet Kempf wel en daarmee begint een zwerftocht door oorlogsgebied.
Intussen heeft Kempfs zoon zijn opwachting gemaakt. Hij wordt pas in 1948 geboren, maar als ongeborene becommentarieert hij monter de belevenissen van de man die zijn vader moet worden. In deze prenatale fase is de zoon prominenter aanwezig dan na zijn geboorte en dat heeft wellicht iets te maken met het feit dat hij als personage van vlees en bloed in het naoorlogse Joegoslavië 'maar zelden de geschiedenis 'aan het werk' [heeft] gezien'.
Dat geldt niet voor zijn moeder Vera, die in de oorlog actief was als partizane, op het nippertje een doorgangskamp overleefde en zich na de oorlog hard bleef maken voor een nieuw, rechtvaardiger (lees: communistisch) Joegoslavië, waarvan Kroatië toen een deelrepubliek was. Toch krijgt haar verhaal opvallend genoeg veel minder ruimte dan dat van Kempf. Deze tweederangspositie heeft iets tegenstrijdigs, omdat die haaks staat op de kracht van haar persoonlijkheid. Kempf koestert als hoogste ideaal 'een wereld (...) die niet meer gered hoeft te worden' maar in plaats van zich daarvoor in te zetten leidt hij in het Joegoslavië van Tito een treurig en futloos bestaan als tweederangsdichter, mislukte echtgenoot en afwezige vader.
De zoon (Šnajders alter ego) kiest geen partij: niet voor de vader, niet voor de moeder. Bewoog Kempf mee met de wind van de geschiedenis en meende Vera precies te weten welke route de geschiedenis moest volgen, hun zoon dwaalt er met een kompas doorheen. Het kompas van zijn herinneringen en vooral van zijn verbeelding. Misschien is dat een stap vooruit.
Wereldbibliotheek, 479 p., 34,99 euro. Vertaald door Roel Schuyt.
De rattenvangers keren terug
Karen Billiet
rt/aa/13 m
De Kroatische schrijver Slobodan Snajder werd geboren in 1948 en behoort dus tot de generatie die - zoals Geert Mak ooit schreef - elke dag met de oorlog aan tafel zat. Snajder draagt dan ook nog eens twee uitersten met zich mee. Zijn vader vocht aan Duitse zijde in Polen, zijn moeder overleefde als verzetsstrijdster een concentratiekamp. Uit hun nalatenschap puurde hij een adembenemend goede roman, De reparatie van de wereld. Daarin heeft hij vooral oog voor zijn vader Djuro, die in het naoorlogse Joegoslavië wat bekendheid genoot als dichter maar voor zijn zoon altijd een vreemde zou blijven.
Snajder neemt een lange aanloop. In 1769 trekt een gezant van keizerin Maria Theresia als een rattenvanger van Hamelen door Duitsland. De Oostenrijkers hebben in de Balkan gebied op de Turken veroverd en zoeken Duitstalige boeren om de regio te koloniseren. Georg Kempf is een van de vele jongeren die zich laten ronselen.
Dat folkloristische tafereel is een wat gezapige opener - pas later komt het boek echt op dreef - maar Snajder zet hier een lijn uit die hij in de loop van zijn relaas verder ontwikkelt.
Er volgt een sprong naar de jaren 30. Acht generaties nadat Georg Kempf voet aan wal zette in het Slavonische stadje Vinkovci, ziet zijn nazaat Djuro Kempf nieuwe rattenvangers opduiken. Nationalisten, communisten en fascisten hitsen de bevolking tegen elkaar op. Het wordt enkele kameraden van Kempf fataal. Tijdens een verhitte politieke discussie in een kroeg hebben ze niet op het smeulende vuur gelet en komen ze om in de brand.
Hoewel Kempf zich nauwelijks van zijn Duitse wortels bewust is, wordt hij ingelijfd bij de Waffen-SS. Later zal hij alle dubbelzinnigheden van de taal inzetten om die jaren te verhullen. 'Vrijwillig gedwongen' is hij zijn 'kleine Poolse oorlog' ingegaan. Twee jaar zwerft hij door het ontwrichte Europa. Hij deserteert, duikt onder bij Joden, werkt als slaaf voor Poolse boeren en eindigt bij een Russisch-Poolse verzetseenheid. Dat hijzelf 'als een paardenbloempluisje door de wind van de geschiedenis werd meegevoerd', terwijl zijn latere vrouw Vera zelfbewust aan de juiste kant van de geschiedenis ging staan, zal Kempf een leven lang dwarszitten.
Snajder schreef lang voor het theater, tot hij in de jaren '90 een beroepsverbod kreeg omdat hij zich te kritisch uitliet over de politieke wereld in Kroatië. Zijn theaterervaring schemert door in het boek. Hij zet grootse taferelen neer die uitmonden in een huiveringwekkende climax. Onthutsend is het moment waarop Kempf in het kielzog van een Joodse vluchteling door een donker woud zwerft. Bij het ochtendgloren stoten ze op het verlaten concentratiekamp Treblinka en zien er een krioelende mensenmassa die het terrein omwoelt op zoek naar achtergelaten schatten. Net zo indrukwekkend is een scène waarin de openbare executie van een collaborateur in het naoorlogse Joegoslavië een ontlading teweegbrengt in de woedende menigte.
Snajder vertelt vlot en meeslepend, maar speelt ook met elementen uit de klassieke tragedie, de Bijbel en de Joodse mystiek. Zo tilt hij het persoonlijke verhaal naar een hoger niveau, zonder dat het hermetisch wordt.
Naarmate het verhaal vordert, legt Snajder de continuïteit van de geschiedenis bloot. Op het einde van zijn leven ziet de oude Kempf in het ineenstortende Joegoslavië alweer rattenvangers opstaan, 'van wie de fluit zich altijd aanpast aan de geest van de tijd'. Snajder deinst in dit boek niet terug voor forse uitspraken, over uiteenlopende onderwerpen als het Poolse patriottisme, het gepolitiseerde cultuurleven in het voormalige Joegoslavië of Europa's medeplichtigheid aan Hitlers gewelddaden. Wat hem betreft zijn het geen herinneringen uit een ver verleden. 'De handeling is gesitueerd in de twintigste eeuw, en is daarmee ook in dialoog,' voert hij aan in het nawoord, 'maar die eeuw is nog lang niet voorbij'.
Vertaald door Roel Schuyt, Wereldbibliotheek, 480 blz., 29,99 € (e-boek 14,99 €).
Op het kompas van de verbeelding
Maarten Steenmeijer
em/ov/21 n
Volgens Javier Marías heb je grofweg twee soorten romanschrijvers. Het eerste type heeft bijna alles al uitgedacht voordat de eerste letter op papier komt: de structuur, de verhaallijn, de personages, de toon, de stijl. Schrijven met een routekaart, noemt de Spaanse schrijver dat. De tweede categorie heeft niet meer dan een idee of beeld in gedachten en gaat dan aan het werk. Dwalen met een kompas, heet dat in de woorden van Marías.
Als je afgaat op de structuur van De reparatie van de wereld zou je denken dat de Kroatische schrijver Slobodan Šnajder tot de eerste categorie behoort. Zijn roman, die bewonderenswaardig is vertaald door Roel Schuyt, bestaat heel overzichtelijk uit drie delen en elk daarvan is op zijn beurt onderverdeeld in hoofdstukken met kordate titels als 'Stamvader Kempf zakt af naar Transsylvanië', 'De promenade, 1941' en 'Over de rivier en dan het bos in'. Maar als je gaat lezen, wordt al snel duidelijk dat Šnajder geen vaste route heeft gevolgd, maar al dwalend de geschiedenis van zijn vader, de dichter Ðuro Šnajder, heeft uitvergroot tot een reusachtige roman die veel meer is dan een met magisch-realistische elementen gelardeerde Vatersuche.
Want De reparatie van de wereld is daarnaast een bijna mythische mini-familieroman, een grimmige schelmenroman, een schrijnende liefdesroman, een ontluisterend portret van een huwelijk, een ontzagwekkende historische roman (over Kroatië, de Tweede Wereldoorlog, het naoorlogse communisme) en, tot slot, een bijna weemoedige ideeënroman over herinnering, engagement, migratie, identiteit, de existentiële betekenis van kunst en over de grote vraag wat we nu eigenlijk aan moeten met het leven.
Rond 1770 weet Georg Kempf wél wat hij wil met zijn leven wanneer gezanten van keizerin Maria Theresia Duitse boeren en handwerkslieden proberen te ronselen voor onontgonnen gebieden in haar rijk. Als enige uit zijn door honger en armoede geplaagde dorp trekt hij de stoute schoenen aan, vertrekt en komt terecht in Slavonië, waar hij de stamvader wordt van een geslacht van succesvolle Kroatische Volksduitsers (etnische Duitsers die niet in Duitsland wonen). Hoe dat precies in zijn werk is gegaan, laat Šnajder links liggen. In plaats daarvan maakt hij een reuzensprong in de tijd (meer dan 150 jaar) en zoomt hij in op een nazaat die eveneens Georg Kempf heet maar uit heel ander hout is gesneden dan zijn voorouder. Kempf, zoals hij kortweg wordt aangeduid, is een twijfelaar, een buitenstaander. Hij houdt van drank, vrouwen en poëzie, en mist de handelsgeest van zijn vader.
Kempfs leven komt in een stroomversnelling wanneer hij in 1943 'gedwongen vrijwillig' toetreedt tot de Waffen-SS en naar Polen wordt gestuurd. Als militair staat hij daar ineens met beide voeten in de modder van de geschiedenis. 'In Polen was alles nog ingewikkelder dan in Kroatië', zo ontdekt hij. 'Alles was hier met elkaar vervlochten tot een bloedige kluwen (...).' Dat hij het na een jaar voor gezien houdt bij de SS is niet aan zijn politieke principes te danken - die hebben een figurantenrol in zijn morele huishouding - maar aan een Poolse nationaliste die hem ertoe verleidt zich aan te sluiten bij het Poolse Ondergrondse Leger. Zover komt het niet door een samenloop van omstandigheden, maar deserteren doet Kempf wel en daarmee begint een zwerftocht door oorlogsgebied, waar hij onder meer beschutting vindt bij boeren, een groep voortvluchtige Joden en het Russische leger.
Intussen heeft Kempfs zoon zijn opwachting gemaakt in de tekst. Hij wordt weliswaar pas in 1948 geboren, maar als ongeborene becommentarieert hij in aparte kaders op montere wijze de belevenissen van de man die zijn vader moet worden. In deze prenatale fase is de zoon veel prominenter aanwezig dan na zijn geboorte en dat heeft wellicht iets te maken met het feit dat hij als personage van vlees en bloed in het naoorlogse Joegoslavië 'maar zelden de geschiedenis 'aan het werk' [heeft] gezien'.
Dat geldt niet voor zijn moeder Vera, die in de oorlog actief was als partizane, op het nippertje een doorgangskamp overleefde en zich na de oorlog hard bleef maken voor een nieuw, rechtvaardiger (lees: communistisch) Joegoslavië, waarvan Kroatië toen een deelrepubliek was.
Toch krijgt haar verhaal opvallend genoeg veel minder ruimte dan dat van Kempf. Deze tweederangspositie heeft iets tegenstrijdigs, omdat die haaks staat op de kracht van haar persoonlijkheid, die zij deelt met een aantal andere vrouwelijke personages. Kempf koestert als hoogste ideaal 'een wereld (...) die niet meer gered hoeft te worden' maar in plaats van zich daarvoor in te zetten, laat hij zich tijdens de oorlog 'als een paardenbloempluisje door de wind van de geschiedenis' meevoeren om daarna in het Joegoslavië van Tito, min of meer uit de wind van de Grote Geschiedenis, een treurig en futloos bestaan te leiden als tweederangsdichter, mislukte echtgenoot (het huwelijk met Vera klapt al snel) en afwezige vader (na de scheiding wil Vera hun zoon alleen opvoeden, een besluit waartegen Kempf zich niet noemenswaardig verzet).
De zoon (Šnajders alter ego) kiest geen partij: niet voor de vader, niet voor de moeder. Ook geeft hij geen antwoord op de vraag of de wereld te redden valt. Dat de roman eindigt op een kerkhof stemt natuurlijk niet optimistisch. Anderzijds: de doden zijn niet dood. Althans, niet voor de levenden. En dat biedt zicht op een derde weg. Bewoog Kempf mee met de wind van de geschiedenis en meende Vera precies te weten welke route de geschiedenis moest volgen, hun zoon dwaalt er met een kompas doorheen. Het kompas van zijn herinneringen en vooral van zijn verbeelding.
Misschien is dat een stap vooruit.
*****
Uit het Kroatisch vertaald door Roel Schuyt. Wereldbibliotheek; 479 pagina's; € 34,99.
Dr. Nelleke Manneke
In 1770 vertrekt de jonge Duitser Kempf door honger gedreven naar het zojuist op de Turken veroverde Slavonië (Kroatië). Hij treft er een multiculturele samenleving aan, waarin hij en zijn familie opgaan. De roepnaam van zijn nazaat Georg, geboren in 1919, luidt dan ook Dzuka. Hij is student geneeskunde, heeft Joegoslavische en Joodse vrienden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt hij echter als Duitser beschouwd en als ‘gedwongen vrijwilliger’ opgenomen in de Waffen-SS en naar het oosten gestuurd. Zijn beminde Sofia en zijn latere vrouw Vera worden in de oorlog beiden slachtoffer van de nazi’s. Hoewel Georg deserteert, blijven zijn afkomst en geschiedenis beslissend voor zijn verdere leven en blijft hij zich buitenstaander voelen. Bijzondere vertelkunst, waarbij in aparte kaders commentaar wordt geleverd door de (ongeboren) zoon van Georg. Roman met thema’s als vreemdelingenangst, oorlog en staatsterreur, maar bovenal het lot van de Duits-Kroatische familie van de auteur (1948), die gezien wordt als een van de grootste hedendaagse Kroatische schrijvers, in een indrukwekkend en mooi vertaald epos. Met voetnoten en literatuurlijst.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.