De bevrijdende bruid
Abraham B. Yehoshua
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, copyright 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : YEHO |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, copyright 2021 |
VOLWASSENEN : ROMANS : YEHO |
Ben Van Raaij
rt/aa/06 m
Voornamen schieten hem niet meer automatisch te binnen, op straat herkent hij een oud-collega niet, hij vergeet de startcode van zijn auto en hij weet alleen nog bij benadering waar hij woont. Stap voor stap is in De tunnel de aftakeling van het geheugen van de gepensioneerde ingenieur Zvi Luria te volgen. Tegelijk is Abraham Yehoshua's roman een complexe, soms kluchtige roman over 'twee volken (die) in één vaderland leven'.
Toen hij nog als ingenieur voor de staat werkte, had Luria andere dingen aan zijn hoofd. Op zijn kantoor had hij een portret van Ben-Zvi hangen, de tweede president van Israël. Die had hij hoog zitten, omdat hij 'een bescheiden en oprechte man' was, een 'waarschuwing tegen corruptie'. Asaël Maimoni, de jonge ingenieur die nu in Luria's oude werkkamer bivakkeert, heeft het portret laten hangen, maar voor hem heeft het een andere betekenis: Maimoni is het te doen om Ben-Zvi's overtuiging dat de Palestijnse boeren en de bedoeïenen nazaten zijn van Joden die zich door omstandigheden hebben moeten bekeren tot de islam. De implicatie: vroeger waren ze één volk, waarom zouden ze dan nu niet met elkaar kunnen leven?
Maimoni neemt Luria op sleeptouw door hem als onbezoldigd assistent te betrekken bij de aanleg van een weg in de Negev-woestijn.
Verborgen Palestijnen
Een sta-in-de-weg van het woestijnproject is een heuvel met een millennia oude ruïne waar een drietal illegale Palestijnen zich verschuilt. Wat moeten de jonge ingenieur en zijn assistent met die heuvel? Opblazen is de goedkoopste oplossing, maar zou een tunnel aanleggen niet humaner zijn? Voor Luria is de tunnelkwestie veel meer dan een 'bezigheidstherapie voor een uitdovend brein', zoals zijn vrouw Dina het avontuur in de Negev omschrijft.
Ook de ziekte die Dina te pakken krijgt, is meer dan een particulier probleem. In het ziekenhuis waar zij als kinderarts werkt, raakt zij besmet met een meningokokbacterie die door een Palestijns jongetje uit de bezette gebieden op haar is overgedragen. Dat het joch in een Israëlisch ziekenhuis wordt verpleegd, is te danken aan een vrijwilligersorganisatie die ernstig zieke Palestijnen bij de grens ophaalt, zodat ze in Israël de medische hulp krijgen die ze nodig hebben. In Dina's ziekenhuis, zo schrijft Yehoshua, zijn de patiëntjes 'door elkaar gemengd als in één staat, bed naast bed, zuurstof naast zuurstof, en de infusen raken bijna in elkaar verstrikt'.
Veel in De tunnel is geladen met een symboliek die niet eenduidig is. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Luria's dementie. Is hij een voorbeeld voor Israël? Zou het land minder moeten omzien? Krijgt het dan meer oog voor wat er feitelijk aan de hand is? Zeker. Maar leidt vergeten anderzijds dan niet, zoals in het geval van Luria, onherroepelijk tot degeneratie? Of zelfs tot een gewelddadige dood, zoals het slotakkoord van de roman suggereert?
Yehoshua is - getuige recente interviews - een voorstander van één staat voor Palestijnen en Joden geworden. Zijn roman laat op onnadrukkelijke wijze zien dat dit oneindig veel makkelijker gezegd is dan gedaan.
Wereldbibliotheek, 398 p., 29,99 euro. Vertaald door Kees Meiling.
Maarten Steenmeijer
rt/aa/06 m
Voornamen schieten hem niet meer automatisch te binnen, op straat herkent hij een oud-collega niet, hij vergeet de startcode van zijn auto en als het erop aankomt, weet hij alleen nog bij benadering waar hij woont. Stapje voor stapje is in De tunnel de aftakeling te volgen van het geheugen van de gepensioneerde ingenieur Zvi Luria. Toch is Abraham Yehoshua's roman veel meer dan een Israëlische pendant van Bernlefs Hersenschimmen. Het is een complexe, bij tijd en wijle kluchtige roman over 'twee volken (die) in één vaderland leven'.
Toen hij nog als ingenieur voor de staat werkte, had Luria andere dingen aan zijn hoofd. Op zijn kantoor had hij een portret van Ben-Zvi hangen, de tweede president van Israël. Die had hij hoog zitten, omdat hij 'een bescheiden en oprechte man' was, een 'waarschuwing tegen corruptie'. Asaël Maimoni, de jonge ingenieur die nu in Luria's oude werkkamer bivakkeert, heeft het portret laten hangen, maar voor hem heeft het een heel andere betekenis en dat verschil is veelzeggend. Het is Maimoni te doen om Ben-Zvi's overtuiging dat de Palestijnse boeren en de bedoeïenen nazaten zijn van Joden die zich door omstandigheden moesten bekeren tot de islam. De implicatie is niet te missen: vroeger waren ze één volk, waarom zouden ze nu dan niet met elkaar kunnen leven?
Maimoni neemt Luria op sleeptouw door hem als onbezoldigd assistent te betrekken bij de aanleg van een weg in de Negev, het woestijngebied in het zuiden van Israël. De oude ingenieur heeft er nooit eerder gewerkt en dat is niet zonder betekenis, zoals ook zijn ommezwaai ten aanzien van het privéleven van de mensen met wie hij samenwerkt dat niet is. Vroeger wilde hij daar niets van weten, nu wel.
Een sta-in-de-weg van het woestijnproject is een heuvel met een millennia oude Nabatese ruïne waar een drietal illegale Palestijnen zich verschuilt. Wat moeten de jonge ingenieur en zijn assistent met die heuvel? Opblazen is de goedkoopste oplossing, maar zou een tunnel aanleggen niet humaner zijn? Voor Luria is de tunnelkwestie veel meer dan een 'bezigheidstherapie voor een uitdovend brein', zoals zijn vrouw Dina het avontuur in de Negev omschrijft.
Ook de ziekte die Dina te pakken krijgt, is meer dan een particulier probleem. In het ziekenhuis waar zij als kinderarts werkt, raakt zij besmet met een meningokokbacterie die op haar is overgedragen door een Palestijns jongetje uit de bezette gebieden. Dat het joch wordt verpleegd in een Israëlisch ziekenhuis is te danken aan 'Op weg naar genezing', een vrijwilligersorganisatie die ernstig zieke Palestijnen bij de grens ophaalt, zodat ze in Israël de medische hulp krijgen die ze nodig hebben. In Dina's ziekenhuis, zo schrijft Yehoshua, zijn de patiëntjes 'door elkaar gemengd als in één staat, bed naast bed, zuurstof naast zuurstof, en de infusen raken bijna in elkaar verstrikt.'
Veel in De tunnel is geladen met een symboliek die niet eenduidig is. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Luria's dementie. Is hij een voorbeeld voor Israël? Zou het land minder moeten omzien? Krijgt het dan meer oog voor wat er feitelijk aan de hand is? Zeker. Maar leidt vergeten anderzijds dan niet, zoals in het geval van Luria, onherroepelijk tot degeneratie? Of zelfs tot een gewelddadige dood, zoals het slotakkoord van de roman suggereert?
Yehoshua heeft in recente interviews te kennen gegeven dat hij een voorstander is geworden van één staat voor Palestijnen en Joden. Zijn roman laat op onnadrukkelijke wijze zien dat dit oneindig veel makkelijker gezegd is dan gedaan.
****
Uit het Hebreeuws vertaald door Kees Meiling. Wereldbibliotheek; 398 pagina's; € 29,99.
Drs. B. Hummel
Bij de gepensioneerde en gehuwde ingenieur wegenbouw Zvi Luria wordt beginnende dementie geconstateerd. Om de dementie te vertragen, begint hij onbezoldigd met de zoon van een oud-collega aan zijn laatste project: een weg in de Sinaï. Stateloze bewoners van een berg op het traject vormen een onverwacht probleem. De oplossing is een tunnel. De auteur (1936), bekend van onder meer ‘De minnaar’ en ‘De vijf jaargetijden van Molcho’ speelt in deze, ondanks het zware onderwerp, lichtvoetige roman met het begrip identiteit: Luria die aan de zijne vastklampt, de statelozen die ernaar op zoek zijn. Zo lopen er vele draden door deze rijke roman die in zijn beschrijving van Luria's huwelijk een ode aan de liefde is. Voor een breder publiek dan alleen in Israëlische fictie geïnteresseerden.
Gerwin Van Der Werf
ru/eb/06 f
Er komt een man bij de dokter, in de eerste scène van A.B. Yehoshua's nieuwe roman De tunnel. Dat kan een grap zijn, maar ook een drama. Of iets ertussenin, want wie het werk van Yehoshua een beetje kent weet dat hij goed kan balanceren tussen komedie en ernst. De 83-jarige A.B. Yehoshua is de meest lichtvoetige en zachtmoedige van de grote Israëlische schrijvers, en in De tunnel zien we hem op zijn best.
De man in kwestie is Zvi Luria, gepensioneerd wegenbouwkundige, de dokter een neuroloog die hem vertelt dat hij aan een beginnende vorm van dementie lijdt, er is een kleine atrofie zichtbaar in Zvi's hersenen. Niet dat de diagnose als een verrassing komt, de gepensioneerde merkt aan het voortdurende vergeten van namen dat er iets in zijn hoofd veranderd is: 'de voornamen smelten als het ware weg wanneer ik ze probeer aan te raken'. Onlangs nam hij ook in plaats van zijn kleinzoon een ander jongetje mee uit school, en als hij bij de dokter vandaan komt, koopt hij in plaats van bloemen voor zijn vrouw tweemaal een zak tomaten, waarna hij voordat zijn vrouw thuiskomt (ze werkt als kinderarts in een ziekenhuis) met de kolossale hoeveelheid tomaten gauw een pan shakshuka gaat koken.
Een roman over dementie dus, verteld vanuit het perspectief van de dementerende zelf. Dan denk je meteen aan de klassieker Hersenschimmen van Bernlef, en misschien het recentere en zeer succesvolle Ik mis mezelf (verfilmd als Still Alice) van Lisa Genova. Als je Yehoshua's roman zou willen vergelijken met die twee, dan is De tunnel grappiger en minder radicaal dan Hersenschimmen, en eerlijker, minder sentimenteel dan Ik mis mezelf.
Afscheidsspeech
Het spreekt voor zich dat Luria's dementie hem gedurende het verhaal steeds meer parten gaat spelen. In een bijzonder fijne scène moet hij voor de vuist weg een afscheidsspeech voor een oud-collega houden, maar hij is de naam van diens vrouw vergeten, die hij (net iets té) goed kende, waarna een pijnlijk rendez-vous volgt. Hij verdwaalt steeds op weg naar huis, loopt tijdens een opera het toneel op en laat de startcode van zijn auto op zijn hand tatoeëren. Grappig ja, maar Yehoshua maakt er ondanks de lichte toets beslist geen klucht van - eerder een vervreemdend schouwspel in taal dat ten diepste gaat over de identiteit van een man die zichzelf verliest, en - hoe kan het anders - de identiteit van een land. Want Yehoshua's werk is altijd verbonden met de politiek in Israël.
Zvi Luria pakt zijn werk als wegenbouwkundige tijdelijk op om zijn geest scherp te houden. Hij wordt de onbezoldigde adviseur van de jonge ingenieur Asaël Maimoni, die de opdracht heeft gekregen de bouw van een militaire weg voor te bereiden. Die weg moet gaan lopen door een canyon in de Negev-woestijn. Een obstakel daarbij is een rotsachtige heuvel waar de weg omheen, overheen of dwars doorheen moet. Maimoni wil een (dure) tunnel voorstellen en hoopt dat Luria, die als ingenieur nog altijd een goede reputatie geniet, de projectontwikkelaars kan overtuigen van de noodzaak van zo'n tunnel. De reden dat Maimoni per se die tunnel wil, is feitelijk een verhaal binnen het verhaal. Op de rots woont een Palestijnse familie, een vader met twee jongvolwassen kinderen die (om redenen die hier te ver voeren) niet terug naar huis kunnen maar in Israël illegaal zijn. Zo brengt Yehoshua ook de politiek in het speelveld. Ik moet zeggen dat ik het verhaal door de verwikkelingen rond dit gezin en de tunnel er niet overzichtelijker op vond worden, maar het speelt allemaal wel een wezenlijke rol in het boek: de krater, de woestijn, de rotsheuvel, de weg en de tunnel, ze worden als vanzelf symbolen voor van alles en nog wat. Dat legt Yehoshua er niet dik bovenop, gelukkig. De lezer wordt geprikkeld zelf betekenissen te vinden in het mozaïek van symbolen. Ze negeren is ook mogelijk.
Alle mogelijke lezingen van deze roman ten spijt vond ik De tunnel in de eerste plaats een verhaal over een huwelijk van 48 jaar dat een finale proef krijgt voorgeschoteld in de vorm van Luria's ziekte. Het gekibbel tussen Luria en zijn vrouw levert de beste passages in de roman op. Hun pogingen dichtbij elkaar te blijven, ondanks het feit dat hij door de dementie langzaam afdrijft, zijn ontroerend. '"Ik zie", zegt ze, "dat deze tunnel jou sterk maakt." Luria geeft geen antwoord, hij streelt teder haar hand, buigt zich voorover en kust die.' In de aangrijpende slotscène wordt duidelijk dat Luria de weg uiteindelijk toch alleen moet gaan.
Vert. Kees Meiling, Wereldbibliotheek; 400 blz. € 29,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.