De verloren toon
Lida Winiewicz
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij BV, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : WINI |
Max Temmerman
us/ug/08 a
Ik zou er een boek over kunnen schrijven! Een familiefeest is niet geslaagd als deze uitspraak niet valt, het liefst begeleid door een handgebaar dat duidelijk maakt hoe volumineus het boekwerk wel niet zou zijn. En alle toehoorders knikken instemmend, en iedereen weet dat het nooit zover zal komen.
De Oostenrijkse schrijfster Lida Winiewicz deed het wel. Jarenlang had ze een buitenhuis op het platteland waar ze buurvrouw Christine leerde kennen, een oude boerin die van dat buitenverblijf gebruikmaakte om zich af te zonderen in overpeinzingen en terugblikken op haar welgevulde leven. Winiewicz luisterde aandachtig, tekende met sobere pen het levensverhaal op en laat en passant de twintigste eeuw in volle glorie schitteren.
Het chronologisch vertelde verhaal begint armzalig en klein, als was het een door Joseph Roth geschreven versie van Het gezin Van Paemel. De oude vrouw groeit op als een van zes kinderen in een gezin dat zelfs het predicaat keuterboer niet verdient. Vader is steenhouwer, wat betekent dat hij amper geld binnenbrengt en niet oud zal worden. Moeder is in dienst bij twee boeren, ruilhandel tekent immers de lokale agrarische economie: ze mogen hun geiten laten grazen op een stukje grond van een boer en ze bewonen een huisje van een andere boer, in ruil moet ze klusjes uitvoeren voor beiden.
Bokrijk
De jeugdjaren van de boerin worden gemarkeerd door gemis. Eten, in de eerste plaats. Maar ook schoenen hebben ze niet, hygiëne en geneeskunde zijn nagenoeg afwezig en vrije tijd is een mythe. De vertelster vertelt honderduit, 'nu ik toch op mijn praatstoel zit'. Haar relaas heeft wat weg van een wandeling door Bokrijk waar huisjes verschillende onderdelen van het agrarische leven van een eeuw geleden belichten. Van de lemma's voeding en werk via onderwijs naar leven, liefde, kinderen en de alomtegenwoordige dood.
Authentiek
Behendig vermijdt Winiewicz hierbij de valkuilen van goedkoop sentiment en effectbejag, het is de lankmoedige verteltrant die aan dit relaas een bij momenten erg ontroerende authenticiteit verleent. 'Ik geloof dat mijn vader heel mooie grafstenen maakte. Wij hadden ons van ons leven niet zo'n grafsteen kunnen veroorloven.'
Volkse wijsheden kruiden daarbij het relaas. Over Rosi, haar schoonmoeder die er in slaagt iedereen rond zich in het verderf te storten, klinkt het: 'De twee voortanden van Rosi waren langer en smaller dan de andere en een beetje spits. Ze zeggen dat vrouwen met zulke tanden satansbruiden zijn.'
Het verhaal ondergaat stroomversnellingen als Christine als jong meisje wordt uitbesteed aan verschillende boerderijen, een bakkerij en gedurende twee jaar een herberg om tegen kost en inwoon het allround ambacht van vrouw te leren. Een boerin moet immers alles goed kunnen: dieren verzorgen, het land bewerken, naaien en breien, koken, bakken, karnen, roken, wassen en plassen, de lijst van taken is schier eindeloos.
Op één van de boerderijen waar ze als meid inwoont, leert ze de liefde van haar leven kennen. En de sterren mogen ook eens een keertje goed staan, ze trouwen, krijgen kinderen en slagen er warempel in zich op te werken op de maatschappelijke ladder.
Oorlog
Een keizer sterft, later komt Hitler op de proppen. Amerikanen laten zich even zien en nadien Russen. Er is één constante: oorlogen komen en oorlogen gaan. Vaders, broers, mannen en zonen trekken naar wisselende fronten om in het beste geval jaren later gehavend opnieuw op te duiken. Op de verre achtergrond leeft de grillige twintigste eeuw zich uit. Nu en dan drukt ze onverbiddelijk haar stempel op dit authentieke boerenleven, maar minstens zo indringend zijn de kleine veranderingen dichterbij: industriële omwentelingen die het boerenleven opkrikken, kleine geldsommen van familieleden in Amerika die soelaas bieden, een plattelandsmaatschappij die zich traag ontrukt aan de stringente armoede die haar eeuwenlang kenmerkte.
Lees dit franjeloze, eerlijke relaas. Het speelt zich af in een ander land, maar ook het nooit geschreven verhaal van je eigen familie schemert er onverbiddelijk in door.
Vertaald door Elly Schippers, Querido, 160 blz., 20 €.
Emilia Menkveld
te/ep/12 s
Na een lange, succesvolle carrière debuteerde de Oostenrijkse schrijver en vertaler Lida Winiewicz (92) twee jaar geleden in het Nederlands met de autobiografische roman De verloren toon. Levendig beschrijft ze daarin de vroege dood van haar moeder, haar jeugd in het Wenen van de jaren dertig, de opkomst van de nazi's en de oorlog, die zij als kwart-Jood (een 'Mischling in de tweede graad') veilig doorstaat, samen met haar grote zus. Haar vader en stiefmoeder worden vermoord in Auschwitz.
Zelfs de vreselijkste gebeurtenissen beziet Winiewicz met een zekere (soms schijnbare) lichtheid; humor en ironie zijn nooit ver weg. Schrijven doet ze tamelijk intuïtief, zonder grote schema's of plannen. In een interview met de Volkskrant uit 2018 zei ze daarover: 'Ik denk niet: wat moet er gebeuren, om de personages daar naartoe te laten praten. Ik laat ze praten en dan komt dáár iets uit tevoorschijn.'
Personages laten praten: dat is precies wat er gebeurt in Vragen deed je niet (Duitse titel: Späte Gegend), oorspronkelijk verschenen in 1986 en nu in het Nederlands vertaald door Elly Schippers. De flaptekst leert ons dat Winiewicz op dit verhaal kwam in haar buitenhuis op het Oostenrijkse platteland. Een buurvrouw, de oude boerin Christine, bekende haar eens dat ze daar graag ging zitten als het huis leegstond, om van de rust te genieten en haar verleden te overdenken. Winiewicz vroeg door en maakte haar levensverhaal tot een roman.
Mooie anekdote, maar niet voor niets verbannen naar de achterflap: Winiewicz laat alleen de boerin aan het woord, het gaat om háár verhaal.
Christines ouders waren keuterboeren, of eigenlijk dat niet eens: ze waren nog armer. Vanaf haar 4de of 5de moest ze thuis helpen met knopen naaien, uren achter elkaar, om een beetje geld bij te verdienen. Ze kon maar een paar jaar naar school en ging op haar 10de in betrekking bij een boerin, waar ze hard moest werken, maar het eten was er in elk geval goed, beter dan thuis. Behalve als er weer een afgesabbelde broodkorst van een van de kleine kinderen in de soep ging. 'Die soep moesten wij eten', aldus Christine. 'Het wende.'
In de verte voltrekt zich de 20ste eeuw: de Eerste Wereldoorlog breekt uit, de keizer sterft en Oostenrijk wordt een republiek, Hitler komt aan de macht. Voor Christine verandert er weinig, al mist ze haar man wel als hij aan het front is. Wenen blijft ver weg, naar een ander leven taalt ze niet.
Niet zozeer wat de boerin vertelt maakt indruk - hoe schrijnend, ontroerend en vaak geestig de anekdotes ook zijn - maar vooral de manier waarop Winiewicz haar neerzet: als een trotse, tevreden vrouw, ondanks alle tegenslag. Nooit de tijd gehad om over zichzelf na te denken, maar met een helder verstand en een milde, laconieke blik op de wereld. In korte zinnen zonder opsmuk hóór je haar bijna praten (het boek is later ook bewerkt voor toneel).
Laatst vroeg een van haar kleinkinderen wat ze had willen worden, vertelt Christine ergens. Ze wist niet meteen een antwoord. In haar jeugd was ze niet bezig met wensen: het haalde meestal toch niets uit, dus liet ze het maar achterwege. Toen ze varkens- en koeienmeid was, had ze het in elk geval niet in haar hoofd gehaald om boerin te willen worden: veel te hoog gegrepen.
Maar nu schiet haar iets te binnen: alpenherderin, dat had ze wel gewild. 'Misschien omdat de juffrouw ons ooit een kaart had laten zien, een kleurige ansichtkaart van koeien met bloemenkransen die van de alpenwei naar de stal werden gedreven. Maar bij ons heb je geen alpenweiden. En ik heb nog nooit een koe met een bloemenkrans gezien.'
****
Uit het Duits vertaald door Elly Schippers.
Querido; 160 pagina's; € 20.
C.M. Mays
De 80-jarige boerin Christine kijkt terug op haar leven, vanaf haar geboorte voor WOI tot het heden. Thuis waren ze met zes kinderen, moeder werkte hard, vader was steenhouwer, een ongezond beroep waar je vroeg dood aan ging. Het gezin kende alleen maar armoede, een klein huisje mochten ze bewonen omdat moeder in dienst was van een boer. De kinderen moesten al heel jong meehelpen om de kost te verdienen; op 5-jarige leeftijd naaide Christine al knopen aan kleding. Op 10-jarige leeftijd ging ze in betrekking, zo was er thuis weer een eter minder aan tafel. Het eerste paar schoenen kreeg ze pas toen ze 19 jaar was. Dan ontmoet ze Seppl, haar grote liefde. Ze trouwen, krijgen vijf kinderen en beginnen een boerderij. En boerin is ze tot op de dag van vandaag gebleven. In korte hoofdstukken en mooi beeldend proza wordt de sobere armoedige sfeer goed getroffen. Wel wat deprimerend, want veel vrolijks gebeurt er niet. De toon is gelaten, vragen deed je niet, gewoon berusten in je lot en proberen het beste ervan te maken. De Oostenrijkse auteur (1928) is bekend om haar autobiografie 'De verloren toon'.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.