Natte dozen : roman
Marnix Peeters
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Het Getij, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : PEET |
Dirk Leyman
us/ug/29 a
Rocambolesk. Dat is de term die zich aan je opdringt na het lezen van Oogje. Het kleine meisje uit de Lange Tafelstraat, de verse roman van Marnix Peeters. Voor de zekerheid heb ik de precieze betekenis nog eens opgezocht. Het betekent 'fantastisch, ongelooflijk, onwaarschijnlijk'. Het is afgeleid van het Franse woord 'rocambolesque', 'naar de romanfiguur Rocambole in de buitengewone avonturen van Ponson du Terrail (1829-1871)', meldt Van Dale droogjes. Maar dekt het woord wel helemaal de lading? Ik zou er graag nog 'holderdebolderend' aan toevoegen. Of misschien ook 'knettergek'. En 'ongerijmd', al is hoofdpersonage Oogje weliswaar behept met een irritante rijmdwang.
Marnix Peeters houdt streng de hand aan zijn klokvaste publicatieritme, goed voor tien boeken in tien jaar schrijverschap. Zij het dit keer opnieuw bij een andere uitgever. Niet langer meer bij zijn eigenste Pottwall Publishers maar bij De Arbeiderspers, waar hij nu is geparkeerd door zijn beschermheer/uitgever Robbert Ammerlaan. Of hoe uitgeven in eigen beheer toch iets minder idyllisch is dan het lijkt.
Is het spektakelstuk Oogje een vintage Peeters of vallen er nieuwe accenten te noteren? Ja en neen. De vervaarlijke, soms explosieve mengeling van het scabreuze, het humorvolle én het zwartgallige, voortgestuwd door karikaturale maar kakelbonte personages, is gehandhaafd. Evenmin moet je Peeters aanmanen om vliegende vaart in zijn romans te stoppen. Uiteraard zijn er overvloedig veel taferelen vol ontsporende, galopperende seks (zelfs met nonnen), daar kun je je klok op gelijk zetten.
Toch ligt er af en toe ook een floers van tristesse over de gebeurtenissen en waart de dood gestadig rond, met grijpklare armen. Aan de hand van geriater André Pauwels leren we trouwens alles over de rigor mortis en de fasen der aflijvigheid.
Hoofdpersonage Oogje is een meisje met het syndroom van Down. Ze valt ten prooi aan nietsontziende ouders die haar misbruiken én vooral van haar af willen. Tot zij het pad kruist van de puberende Beertje De Winter, ook al niet meteen afkomstig uit een voortreffelijk sporend gezin.
'Ik vond haar niet lelijk, Oogje. Zij had grote ogen zonder wimpers en zij keek een beetje scheel', zo noteert Beertje. Oogje blijkt een soort 'idiot savant' die bijvoorbeeld loepzuiver de zeldzame taal Tiszasziget beheerst.
Beertje, verteller van deze roman, tekent met horten en stoten hun gezamenlijke geschiedenis op, in hoofdstukken met instructieve titels als 'Hoe hopeloos verliefd ik werd op de hoer Ruxandra' of 'Hoe wij Oogjes vader vonden, althans zijn schaduw'. Buiten kijf staat dat Beertje gehecht raakt aan zijn 'vreemdbegaafde vriendinnetje'. Maar de schlemielige kerel heeft gewelddadige oprispingen: 'Ik vel een volwassen man als het moet.' En inderdaad, voor een dodelijk slachtoffer meer of minder draait Beertje zijn hand niet om: 'Je kunt geen omelet bakken zonder eieren te breken.' Is het een ultieme wraakneming op een catastrofale jeugd, een missie die hij samen met Oogje wenst te volvoeren?
Aanvankelijk belandt het duo in de tentakels van een hoogst krakkemikkig reizend circus, een Huis van Vertier, waar Fred Trompet di Modrone en Leider Weiss de plak zwaaien. Hun getoonde acts zijn van een ten hemel schreiende onkunde. Amauteurgoochelaar Beertje leert er Oogje doormidden te zagen én verwerft er een bevrijdende Zündapp-529-brommer. Waarna er een eerste bloedige afrekening plaatsvindt en de vernielzuchtige verwikkelingen zich in verschroeiend hoog tempo ontvouwen. Tot er voorwaar een licht idyllisch happy end lijkt te volgen.
Peeters stoeit er op los met een stoet aan personages, genaamd Kenny Reetliker, Swa van Kerkhof, Theodor Rheinstein of de hoer Ruxandra, wier voluptueuze vormen en pijpvermogens uitputtend worden bezongen. Stuk voor stuk mogen ze hun deuntje meefluiten in Peeters' wrang-vrolijke symfonie.
Diabolisch
Vertelclichés worden op hun kop gezet en stuiteren in het rond, terwijl de taal knalt en sist als een biefstuk in de pan. Het kan niet anders of Peeters beleeft op zijn berg in de Oostkantons diabolisch veel plezier aan zijn dolgedraaide hersenspinsels. Soms is het alsof je stripballonnetjes boven de hoofden van zijn creaturen ziet flitsen. Maar geregeld dreigt de mateloosheid en ligt de brusselmansiaanse ongein op vinkenslag. Of is het ook een kwestie van 'kijk eens hoe ver ik durf te gaan', teneinde de sensitivity readers te kietelen? Anderzijds: dit vogeltje zingt nu eenmaal zoals het gebekt is. Als geen ander kan Peeters het ventiel van zijn verbeelding tot het uiterste opendraaien.
De Arbeiderspers, 250 p., 20,99 euro.
Marnix Verplancke
te/ep/09 s
Niet lang nadat Beertje door zijn ouders aan het meelijwekkende circus van Fred Trompet is verkocht, ontmoet hij er Oogje, een meisje dat hem met halfopen mond vanonder haar steile blonde haren scheel staat aan te kijken. Een mongool dus, die volgens Fred, die langdradige gesprekken voert met zijn toupet Hilda, wel eens uitermate geschikt zou kunnen zijn voor een goocheltruc waarin Beertje Oogje na veel vieren en vijven in tweeën zaagt. Hoe beter Beertje en Oogje elkaar leren kennen, hoe meer ze echter gaan beseffen dat hun toekomst niet in Freds Huis van Vertier ligt. Nee, ze springen op een Zündapp en scheuren de wilde vrijheid tegemoet. En Oogjes dode vader, zoals verderop in Marnix Peeters’ nieuwe roman blijkt. Een zoon van het circus luidt de titel van een van John Irvings romans, en aangezien Peeters een notoire Irving-fan is, zou hij ooit een boek schrijven waarin dat circus zou opduiken. Hier dus, al is dat in deze betere Peeters in feite maar bijzaak. Waar het echt om draait, is een zaak van leven en dood, of zoals de regelmatig de kop opstekende dokter Pauwels het zegt: ‘Wat is het leven anders dan een inleiding tot de dood?’
***
De Arbeiderspers, 248 blz., € 20,99.
C. la Roi
Beertje De Winter (ik-figuur, ± 18 jaar) is door zijn ouders gedumpt in het Huis van Vertier, een reizend circus. Hier ontmoet hij Oogje, een meisje met downsyndroom dat door haar ouders in het circus is gedropt. De roman heeft de vorm van een logboek in tien getitelde delen en 62 hoofdstukken. Tussendoor reflecteert Beertje in dertien met Romeinse cijfers genummerde, passages op de dood en op zijn geschrift. In vijf cursieve gedeeltes doet hij verslag van de macabere pogingen die zijn ouders hebben ondernomen om van hem af te komen. Wanneer Fred Trompet, directeur van het circus, Oogje probeert te misbruiken, grijpt Beertje in. Hij kent zijn eigen krachten niet, met noodlottige gevolgen voor Fred. De roadtrip die volgt, op de Zündapp van Fred, staat bol van seks en geweld. Het tweetal, op zoek naar Oogje’s vader en Beertje’s moeder, ontmoet onderweg buitenissige figuren met exotische namen en onconventioneel taalgebruik. Peeters’ tiende roman doet niet onder voor zijn debuut. Een met vaart geschreven grotesk verhaal in de beste traditie van Herman Brusselmans.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.