Archaïsch de dieren : gedichten
Hester Knibbe
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : KNIB |
Paul Demets
te/ep/12 s
In Inzake dit huis maakt Hester Knibbe een beweging naar buiten, vervolgens naar binnen en dan zwermt ze weer uit. Ze koppelt existentiële vragen aan de pogingen tot plaatsbepaling: hoe verhoudt de mens zich tot de anderen en zichzelf? De mogelijke antwoorden in deze bundel bieden geen zekerheid, maar toch lijkt Knibbe er zeker van dat we ooit ergens onze plek wel vinden, als we ons richten op het citaat van Jorge Luis Borges dat ze als motto voor de bundel gebruikt: 'Als we het universum echt zagen, zouden we het misschien begrijpen./ Maar uiteindelijk is er geen mens die zichzelf niet vindt, als hij terugdenkt.'
Het leven is toch vooral één grote zoektocht. In het eerste deel, 'Onder velen', wordt duidelijk dat we elkaar zo moeilijk begrijpen: 'Wij vreemden maken gebaren hinten en wijzen, lezen vragend/ je wezen omgonsd met gebrabbel.'Het hoogtepunt van de bundel is meteen in dit eerste deel te vinden. In 'Handschift' stelt Hester Knibbe doofblinden centraal en verwoordt ze hoe zij communiceren: 'Hoe maak je taal als woorden/ ontbreken, alleen huid tegen huid of/ huid tegen ding kan spreken?' Zij hanteren 'de kleine grammatica van gebaren'. En ze lijken elkaar beter te begrijpen dan wij die wel kunnen zien en spreken: 'Kijk ze met elkaar, zij hebben/ geen licht nodig om de ander// te lezen.'
Dierlijk
Hester Knibbe lijkt het op het eerste gezicht klassieke poëzie te schrijven: ze schrijft helder, gestructureerd, heeft een beheerste toon, zoekt naar balans. Maar daaronder woekert toch van alles. Ze is gefascineerd door onze zintuiglijkheid en het dierlijke in ons. Niet verwonderlijk dus dat ze aandacht besteedt aan de manier waarop doofblinden met elkaar omgaan. Of dat ze de mens neerzet in zijn primitieve staat. In recente bundels Archaïsch de dieren (2014) en As vuur (2017) verbindt ze dit met antieke culturen. In haar nieuwste bundel, situeert ze enkele gedichten in een gelijkaardige setting: 'Man. Hij is herder en hond tegelijk in het dal/ van de goden.' Het lijkt verkieslijk om een hond te zijn, liever dan een mens: 'Hond// kent het leven van laag bij de grond veel beter/ dan hij die beveelt: vier poten geeft// steviger beeld van aardse moeilijk/ begaanbare plaatsen.'
Een terugkeer naar een andere manier van zijn vinden we ook in het laatste deel van de bundel, 'Transit'. De gedichten hebben het karakter van een parabel, die begint met de vaststelling: 'Er was eens een mens die zijn best deed maar faalde/ als god.' De mens faalt, want hij is zeker geen god en daarom zoekt hij naar verlossing: 'Hij bad/: om een zinkgat waarin zijn gebreken kleine/ missers zouden verdwijnen worden vergeten/ en hief zijn vuile handen ten hemel.' Wat kunnen we doen, aangezien er toch geen verlossing komt? Misschien een 'oud verhaal tien keer' vertellen, want 'ooit/ zal er een mythe uit worden geboren. Bewaar/ in je merg een toen en een eens en je bestaat/ bij de gratie ervan.'
Lief
We leven niet alleen in ons lichaam, maar ook in onze geest. Hester Knibbe hanteert geen dualistische visie. Wanneer het hart wordt weggekrast, verdwijnt ook de liefde, schrijft ze. Er zou dan niet veel meer dan een soort omhulsel overblijven waarin de ik-figuur huist: 'Niets zou mij blijven// dan een lied over een houterige/ ton met een hoepel erom, eronder/ twee benen aan weerszijden armen// globe erop (ogen neus oren/ bedenk je gewoon) en waarin een// simsalabim moet galmen voor de ton in beweging/ komt liefkozend omarmt.' En ze gaat nog verder: ze wijdt ook een cyclus aan de ziel. Ze lijkt met Aristoteles de visie te delen dat de werkelijkheid meer is dan het materiële. Lichaam en ziel bestaan voor hem. De ziel huist in het lichaam. Bij Knibbe heeft ook de ziel een dierlijk verlangen. Want ze zit 'tevreden onder de lamp, leest in lichaam// de kleine verdiensten, kruist die aan/ schrijft in de marge liefde en kijkt// zo lang naar het woord dat het/ huid wordt rond een gedachte.// Dan staat ze op, verlaat/ lichtkring en kamer op zoek naar/ bezieling van een ander lichaam.'
Waar huist de essentie van jezelf? Het is boeiend om aan de hand van Inzake dit huis daarnaar op zoek te gaan. Misschien is de essentie wel te vinden waar je geliefde die vermoedt: 'Ik heb een lief dat mij tussen de regels/ spelt. Hij gaat ervan uit, nee leest dat ik// een lichaam heb warm van zichzelf met/ kleine onrustige bewegingen met hoofd hart// en een rede die ik soms uitzet.'
De Arbeiderspers, 88 blz., 18,99 €.
Drs. Erik Kreytz
Al sinds haar debuut in 1982 en na een achttal bundels is deze dichteres (1946, stadsdichteres Rotterdam) in de ban van de taal als hoeksteen: een thuis en een doel voor contact, het onvatbare van het bestaan als een sluipweg tussen de vele tekens; woorden die een huid als een huis zijn, maar die ook een wirwar van uitingen kunnen vormen. In haar poëzie gaat ze na, hoe het is om met dan wel zonder taal, bv. als een doofblinde, te leven. Nu eens introduceert ze ongewone woorden vanuit een Babylonisch begin, dan bedenkt ze een eigen handschrift. Die speurtocht is een consequent duel tussen het bestaan in taal en de wil om eruit te breken. Geen eenvoudige gedichten, eerder pogingen, gebaren, om te verstaan, zoals muziekspel en beeldhouwkust; naast ook overtuigende poëzie in de wil om de ander te bereiken. Al bijna veertig jaar verkent Hester Stibbe de ruimte van de woorden. Haar werk is herhaaldelijk bekroond, maar het geeft zich niet eenvoudig prijs. Fraai vorm gegeven bundel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.