De tolk van Java : waarin de herinneringen van een kamerolifantje, de memoires van een oorlogstolk gehamerd op een schrijfmachine, onderbroken met verhalen, brieven en gemopper van de oudste zoon, becommentarieerd door zijn broer
Alfred Birney
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BIRN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, © 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : BIRN |
Maria Vlaar
i /un/20 j
Met De tolk van Java schreef Alfred Birney zich naar de top van de Nederlandse literatuur. Voor die tijd kon hij van zijn boeken onmogelijk leven en scharrelde hij als gitaarleraar de kost bij elkaar. Een paar maanden nadat hij de Libris Literatuurprijs 2017 won, belandde Birney met een hartinfarct in het ziekenhuis. In 2006 had hij al eens een hartaanval gekregen. Met In de wacht, gebaseerd op zijn ziekenhuiservaringen, laat hij zijn alter ego Alan Noland - gitaarleraar, geen schrijver - hetzelfde doormaken.
Noland is een enorme mopperaar, boos op de maatschappij en iedereen daarin, en de eerste helft van de roman valt dan ook in de categorie 'superieur gefoeter'. Terwijl hij wacht op een hartoperatie schotelt hij ons met reuzenstappen ('voor het gemak sla ik nu wat eeuwen over') de wereldgeschiedenis voor en brengt weinig overtuigende denkbeelden over de huidige tijd te berde. Vermoeiend voor de lezer, maar wel goed geschreven. Noland is van de hippiegeneratie en net als Birney een vrijbuiter. Het ziekenhuisregime voelt als een gevangenis. 'Wij maakten van zeuren een kunst', schrijft hij. 'Zeuren is geen blues, maar het is wel muziek. Zeikmuziek, dat wel. Wat zeik ik.'
Opvallend is Nolands onbeschaamde raciaal en etnisch profileren. Alle verpleegsters en patiënten worden beschreven naar afkomst en uiterlijk: Turks, Marokkaans, Hindoestaans, Chinees, Indisch of Moluks, Schots of Engels. De witte Nederlandse verpleegsters, die de weekenddiensten aan de gekleurde collega's overlaten, heten bij Noland niet ongeestig 'Batavières'. Alle vrouwen worden beoordeeld op hun mogelijke kwaliteiten als minnares.
Hoe zieker Noland wordt, hoe meer zijn bravoure instort en hij zijn kwetsbaarheid en melancholie toont. In de tweede helft van de roman komt waar het echt om gaat: zijn moeder weigert haar oudste zoon te bezoeken; zijn zoon Stevie ziet zijn zieke vader maar sporadisch en zijn maffe ex heeft hij liever helemaal niet aan zijn bed.
Nolands verleden - bekend van De tolk van Java - lijkt zijn heden te bepalen. De gewelddadige vader, 'de oorlogswaanzinnige tropenjongen', heeft het neokolonialistische racisme er bij zijn zoon ingeramd. De internaten en de onverschillige moeder hebben hem bindingsangstig gemaakt. Hij neemt ons terug naar zijn achttiende levensjaar, waarin zijn gezin kapot was en hij zijn eerste tranquillizers kreeg.
Het verhaal van zoon Stevie, ook achttien, hakt erin. Noland heeft alles anders willen doen en toch deels dezelfde fouten gemaakt. 'Ik ben gestopt met wachten op mijn moeder. Moet ik nu ook gaan stoppen met wachten op mijn zoon?'
In de wacht mondt uit in een ontroerende liefdesbetuiging aan zijn zoon, op de drempel van een dodelijke of levensreddende ingreep.
De Geus, 317 blz., 22,50 €.
F. Hockx
De zestiger Alan Noland, een ‘Indo’ met Chinees, Indisch, Schots en Nederlands bloed in de aderen en het alter ego van Birney, ligt na een hartaanval ‘in de wacht’ in een Haags ziekenhuis omdat zijn cardioloog op vakantie is. De gedwongen passiviteit roept een stroom van herinneringen en tirades op. Herinneringen aan zijn gewelddadige vader (die centraal staat in het met de Libris-prijs bekroonde ‘De tolk van Java’), zijn moeder die maar niet op bezoek komt, zijn tweelingbroer Phil en zijn ex-vrouw Tara, moeder van zijn van het label ‘Asperger’ voorziene zoon Stevie, voor wie hij niet de vader is geweest die hij had willen zijn. Tirades over de gang van zaken in het ziekenhuis, de multiculturele samenleving (Noland ‘etnisch profileert’ er op los), de farmaceutische industrie, de domheid van mensen en wat al niet meer. Daar ligt ook het probleem van dit autobiografische boek: het is een weinig subtiele klaagzang waarin zonder veel stilistische brille op dezelfde aambeelden gehamerd wordt. Humoristisch lichtpuntje zijn de scènes met de Haagse kastelein die enige tijd zijn kamergenoot is.
Rob Schouten
2/ei/16 m
Het lijkt wel een nieuw genre, de zorgroman. De opvolger van de dementie- of alzheimerroman die tot voor kort onze ouderdom in beeld trachtte te brengen. Vanuit ziekenhuizen en zorginstituten roepen en foeteren de patiënten en bejaarden ons toe. En dat alles dateert nog van voor de coronacrisis, dus wie weet wat ons de komende tijd nog te wachten staat.
De zorgroman is niet alleen sociologisch interessant met z'n kijkje in een redelijk onbekende wereld maar ook literair: het levert een nieuw soort scheldliteratuur op. In het voetspoor van de succesvolle verhalen van Hendrik Groen schreven Erik Nieuwenhuis met 'Niemand vertelt je hier ooit wat' en Jeroen Brouwers met 'Cliënt E. Busken' zulke romans, waarin de hoofdpersonen min of meer tegen hun zin, dus boos en gefrustreerd, vastgehouden worden in zorginstituten.
Alfred Birney, nog maar onlangs doorgebroken met zijn bekroonde roman 'De tolk van Java' (goed voor de Libris Literatuurprijs en de Henriëtte Roland Holstprijs!) voegt zich in dat rijtje met 'In de wacht', opstandige observaties ditmaal uit het ziekenhuis.
Alan Noland, zestig jaar, ligt na een hartaanval in het ziekenhuis en beschrijft niet alleen wat hem daar allemaal overkomt maar ook hoe zijn leven er tot nu toe uitziet. Noland, de naam zegt het al: deze man komt eigenlijk nergens vandaan, hij is een smeltkroes-Indo met Chinees, Indisch, Nederlands en Schots bloed, en met al die verschillende bloedbanen in zijn lijf permitteert hij het zichzelf om onbeschaamd etnisch te profileren. Dit soort romans moet het, in het voetspoor van Céline zeg maar, vooral hebben van de ongeremde emoties, het gefoeter en gemopper, naast de momenten van inkeer, van de plotse warme gevoelens. Van het temperament van de spreker dus. Dat geldt zeker ook voor Birney's protaganist Noland, in het dagelijks leven gitaarleraar, die vanuit zijn ziekenhuisbed lekker tekeer gaat. Over artsen die hem niet bevallen, medepatiënten van wie hij last heeft, verpleegsters die hem nu eens hardhandig dan weer liefdevol verzorgen, psychologen met hun mooie praatjes: "zeuren is lekker als je geen gitaar in je fikken hebt. Zeuren is geen blues, maar het is wel muziek. Zeikmuziek, dat wel. Wat zeik ik."
En zo wordt er in dit boek flink en virtuoos gezeikt, er deugt maar weinig van de wereld. Dat betreft niet alleen het ziekenhuis maar ook de rest van zijn omgeving. Noland zeurt over zijn moeder die maar niet langskomt, over zijn ex-vrouw Tara die niet deugt, over zijn broer die hem bedrogen heeft, het minst nog over zijn zoon Stevie, zijn hoogbegaafde oogappel, die thuis zit te blowen en aura' s ziet, over de Nederlanders, door hem Batavieren genoemd, maar net zo goed over Hindoestanen, of over Surinamers, Chinezen, ja wie niet eigenlijk?
Maar onder al dat gefoeter proef je de pijn van andere minder grijpbare zaken, een postkoloniaal trauma vermengd met de desillusies van een protestgeneratie, van een ouwe hippie, want babyboomer Noland stamt uit een tijd dat alles nog kon, en dat de wereld vol bloemenmeisjes en beloften zat. Aan het woord is dus een verzuurde maar levendige en energieke man, die zijn lege ziekenhuisdagen vult met veelal sombere en hypochondrische bespiegelingen: "Ik durf te wedden dat als ik slaap straks, ze me opeens komen halen voor een scan. Ze klooien maar wat aan, net als in de VOC-tijd. Met een beetje geluk wordt het morgen."
Nolands woordenrijk gelamenteer is leuk, vermakelijk maar het heeft ook iets vrijblijvends en populistisch. Vandaar dat de momenten van contemplatie en melancholisch inzicht mij eigenlijk het beste bevallen in deze weinig verheven klaagzangen. Bijvoorbeeld als Noland zijn uitzicht beschrijft: "Van hierachter kun je het oude en het nieuwe centrum van de stad met elkaar in gevecht zien. Treurige oude kerken staan met hun handen in het haar te zoeken naar hun vergeten gebeden, terwijl agressieve spitse daken van miniwolkenkrabbers oprukken naar een slagveld zo chaotisch dat zelfs moskeeën luchtspiegelingen veroorzaken."
Of als tegen het eind een onbespoten, orthodox-christelijk verpleegster uit Ede aan zijn ziekbed verschijnt, een ware engel van een 'enorm aantrekkelijke saaiheid'. Die ingetogen saaiheid betracht Birney in zijn multiculturele ziekenhuisspektakel geenszins. Integendeel, kun je wel zeggen.
De Geus; 320 blz. € 22,50.
oordeel
Vermakelijk gescheld met beklijvende momenten van melancholie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.