Treindromen
Denis Johnson
Denis Johnson (Auteur), Peter Bergsma (Vertaler), Auke Hulst (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Koppernik, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : JOHN |
Johan Faes
us/ug/01 a
Met zijn laatste roman De lachende monsters gaf Denis Johnson, drie jaar voor zijn dood, te kennen dat hij dan toch een sterveling was. Dat boek uit 2014 was, zoals bijna al zijn andere, een doorgedreven genre-oefening. Maar waar bijna al die andere tegelijk lessen geven aan het genre dat ze beoefenen en de limieten ervan opheffen, bleef De lachende monsters een spionageroman en weinig meer dan dat.
Er waren geruchten dat het met De naam van de wereld uit 2000 ook zo gesteld was. Dat het een onderhoudende campusnovelle is.
Michael Reeds academische loopbaan is meer een slaapwandeling. Vier jaar nadat hij vrouw en dochter verloren heeft in een ongeluk, vraagt hij zich af wat hem nog rest. Tijdens een diner 'in het gezelschap van mensen die graag zijn waar ze zijn (…) eindelijk gerespecteerd en veilig, terwijl de anderen elkaar afslachten op het marktplein', wordt hij gereanimeerd door een te jonge celliste met overvloedig rood haar in een blauwe fluwelen jurk. Flower Cannon. Een naam als een optisch bedrog. Ze verschijnt in dagdromen en middernachten, 'lichtgevende beelden, opgeroepen en afgevoerd in een vloeiende vaagheid'.
Hij volgt haar van een achterzaal in een indiaans casino naar een samenzang in een mennonietenkerk. Van naakt naar verhulling, langs zijsporen en door bochten die ook de schrijver niet lijkt te zien aankomen. Johnson is er redelijk onnavolgbaar in: hoe hij zijn vaste hand achter de rug houdt, mee staat te kijken naar wat er gebeurt en hoe zijn personages daarop reageren. Het houdt de diepe inzichten onvoorbedacht en de leeservaring soeverein. Je voelt je niet overgeregisseerd.
Reed drijft steeds verder weg van zijn herinneringen. Ook Flower Cannon, de leerling-tovenares die hem gewekt heeft, vervliegt - en ze was nog zo memorabel. Hij laat de geschiedenisfaculteit achter zich, het Midwesten en de vrede, en wordt reporter in het Midden-Oosten. Hij is wakker.
De naam van de wereld is niet Johnsons beste, dat blijven Treindromen en de kortverhalen uit Jezus' zoon. Toch heeft het ook die momenten van duizelingwekkend surplacen in het leven van een gewone man die zich onderscheidt van al die andere gewone mannen.
In een museum wordt Reed telkens weer gezogen naar hetzelfde werk. Een volmaakt, zwart vierkantje op een wit laken, met uitdijende concentrische figuren getekend met de hand, vierkanten rond een vierkant, kaders die geframed worden en die elke onvolkomenheid steeds meer uitvergroten 'totdat aan de uiterste randen de vormen niet langer vierkanten waren, maar uitgestrekte chaotische omzwervingen'.
Het is het leven, het is schrijven over het leven. Weinigen doen het zo treffend onvolmaakt als Denis Johnson.
Vertaald door Peter Bergsma, Koppernik, 136 blz., 22,50 €. Oorspronkelijke titel: 'The name of the world'.
Roderik Six
i /un/17 j
Michael Reed leidt een landerig bestaan. Als hoogleraar aan een universiteit in het de Amerikaanse Midwest hoeft hij zich weinig zorgen te maken, ware het niet van die ene blok graniet die dagelijks op zijn geest drukt: vier jaar geleden kwamen zijn vrouw en dochter om bij een ongeluk en hoe hij ook op het verdriet inhamert, de donkere massa lost geen splinter. Dus oefent Reed geduld en heeft hij zijn leven op pauze gezet. Die wachtstand komt in het gedrang wanneer zijn aanstelling opgeheven wordt en de vrijgevochten Flower Cannon zijn leven binnen komt gedanst. Een hippiekind, een celliste annex stripster, een sektelid: Flower lééft en wekt de lendenen.
Wijlen Denis Johnson (1949‑2017) had geen grootse plot nodig om grootse literatuur te plegen. Zijn bloedmooie stijl, doordrenkt van droefenis en wrange humor, draagt dit adembenemende boek, dat nu voor het eerst in het Nederlands beschikbaar is. Van een verlepte striptease in een casino tot een huilende man in een badkamer: Johnson schrijft scènes waar menig auteur een vingerkootje voor veil zou hebben.
*****
Koppernik (oorspronkelijke titel: The Name of the World), 156 blz., € 22,50.
C.H.M. Beijer
In het leven van de ruim 50-jarige Michael Reed, voormalig speechschrijver van een omstreden politicus, voltrekken zich rampen: zijn vrouw en dochter zijn omgekomen bij een ongeval, als medewerker aan een Amerikaanse universiteit wordt hij voortijdig ontslagen. Als ik-verteller observeert en registreert hij scherp, maar zijn gevoelsleven lijkt verlamd. Dat verandert als hij een lichte liefde opvat voor een mysterieuze jonge vrouw die in verschillende gedaantes in zijn leven verschijnt en in wie hij soms zijn verongelukte vrouw of dochter meent te herkennen. In enkele ontmoetingen met haar weet hij zich te bevrijden van zijn verdrongen verdriet en rouw. Of zijn nieuwe leven als oorlogsverslaggever een blijk is van herwonnen wil of moed der wanhoop, is een van vele vragen die dit sterk suggestieve verhaal oproept. Deze weergaloos goed geschreven en volstrekt niet sentimentele roman (uit 2000), met nawoord van Auke Hulst, is knap vertaald door Peter Bergsma. Van de gewaardeerde Amerikaanse auteur (1949-2017) verscheen eerder in Nederlandse vertaling o.a. ‘Jezus’ zoon’, 'Treindromen' en ‘Een zuil van rook’.
Rob Schouten
2/ei/23 m
Ik heb een zwak voor romans en verhalen die zich in het academisch milieu afspelen, en dan vooral 'Onder professoren', om maar direct het bekendste voorbeeld ervan in de Nederlandse letteren te noemen. Vrijwel zonder uitzondering laten ze ons de menselijke kant van geleerdheid zien, niet zelden in sarcastische vorm gehuld. In de Angelsaksische en vooral de Amerikaanse literatuur is het een erkend genre: de campusroman. Nog niet lang geleden maakte een aanvankelijk vergeten titel uit die reeks, 'Stoner' van John Williams, over een weggepeste professor, grote furore; het beroemde 'The Secret History' van Donna Tartt behoort er ook toe, net als het cynische 'Ik ben Charlotte Simmons' van Tom Wolfe. Misschien wel het beroemdste voorbeeld werd trouwens geschreven door een emigrant, Vladimir Nabokov die in 'Pnin' het beeld vestigde van de onhandige, goedmoedige geleerde die op even vermakelijke als ironische wijze dat academische milieu om zich heen observeert.
Ook 'De naam van de wereld' van Denis Johnson (1949-2017), verschenen in 2000 maar nu pas vertaald, begint als een campusroman. Professor Mike Reed loopt na de dood van zijn vrouw en dochter bij een auto-ongeluk met zijn ziel onder zijn arm; als hij dan ook nog ontslagen wordt aan zijn universiteit, begint er voor hem een nieuw, onbekend leven waarin hij aan zijn academische vaardigheden niks meer heeft.
Denis Johnson was een leerling en adept van de grote Amerikaanse short-story-schrijver Raymond Carver, en dat merk je, zijn stijl is kort en zakelijk, maar ook enorm scherp; zelden las ik een boek waarin met een paar halen het academische milieu, en trouwens elk tafereel ook daarbuiten, wordt neergezet. Het begint direct goed en laat ik maar ruim citeren want Johnson is een meester van de formulering (hulde ook aan de vertaling van Peter Bergsma): "Daarna belandde ik in de Vergelijkende Studies-vleugel van het Gebouw van Geesteswetenschappen, al was ik eigenlijk universitair docent geschiedenis. (De faculteit Geesteswetenschappen was sinds lang opgesplitst in meerdere vakgroepen, grotere vakgroepen; het oude gebouw herbergt budgettaire buitenbeentjes, door subsidies op de been gehouden programma's en dergelijke, experimenten die hun financieringsperiode uitdienen en dan wegkwijnen. Dit werd op de een of andere manier het thuis van Geschiedenis). Ik gaf kleine werkgroepen, vroeg slimme, ongerichte studenten boeken te lezen die ik zelf al gelezen had en luisterde daarna hoe ze werkstukken blootstelden aan de kritiek van de rest van de groep. Met andere woorden, ik voerde niks uit. Dat zou een glorieuze toekomst aldaar allerminst in de weg hebben gestaan, ware het niet dat ik me evenmin bekommerde om de andere kant van de zaak, de vergadering en de memo's en dergelijke." Zie hier een onderkoeld en laconiek beeld van de universiteit, waaronder echter een flink sarcasme omtrent de willekeur van alles schuilgaat.
Het is Johnsons puntige stijl die dit boek z'n volkomen eigen karakter verleent. Want wat er gebeurt is alleszins emotioneel maar je moet het als lezer zelf zien te proeven. Mike Reed raakt gefascineerd door een studente, Flower Cannon, nauwelijks de helft van zijn leeftijd, die hij vervolgens almaar tegenkomt, al heeft het er ook de schijn van dat hij zelf achter haar aan zit. Dat is het mooie van het door Johnson gekozen perspectief, juist omdat we vanuit Reeds hoofd kijken kom je er niet goed achter wat al zijn motieven zijn, hij lijkt zichzelf te bedotten. Op een gegeven moment had ik zelfs het idee dat die Flower Cannon helemaal niet bestaat, dat het een hersenspinsel van Reed is, een soort projectie van zijn eigen verongelukte dochtertje - Reed zelf oppert die mogelijkheid trouwens ook maar handelt er vervolgens niet naar. Het zijn suggesties en ideeën die juist door de koele, emoties verhullende manier van schrijven van Johnson worden opgeroepen.
We hebben hier te maken met het 'Professor Unrat'-syndroom, naar de beroemde roman van Heinrich Mann (en de nog beroemdere film daarnaar gemaakt 'De Blauwe Engel'); stijve geleerde raakt gebiologeerd door avontuurlijke jonge vrouw. Maar in Johnsons versie gaat de voormalige geleerde niet ten onder maar begint een heel nieuw leven, niet met zijn geïdealiseerde studente, maar als oorlogsjournalist tijdens de Golfoorlog. Erg waarschijnlijk is dit niet maar toch geloof je Johnson onvoorwaardelijk, juist omdat alles zo onnadrukkelijk wordt verteld.
Zo laat Reed en passant weten dat hij geen auto meer rijdt, maar koopt hij toch ineens een BMW, vier jaar na het auto-ongeluk van zijn vrouw en dochter, een stil teken dat hij misschien wel uitgerouwd is. In het neerzetten van dat soort onderhuidse ontwikkelingen is Johnson een meester, vooral doordat ze onderhuids blijven.
Ook de hele verliefdheid op de ongrijpbare Flower Cannon heeft iets diep mysterieus omdat je voelt dat de academicus in Reed niet vol voor zijn gevoelens gaat. Zo rijdt hij op zeker moment, heel atypisch, naar een casino waar dan toevallig Flower staat te strippen. Jaja, denkt de lezer, dat zal wel; hij loopt gewoon achter haar aan. Overigens wordt de liefde ook weer (net) niet geconsummeerd, een volgend bewijs dat Denis Johnson niet voor de klatereffecten van de romantiek gaat, maar voor de waarheid van lichte teleurstellingen en gesublimeerde gevoelens.
Denis Johnson, in Nederland al wel eerder vertaald maar toch nooit echt doorgedrongen, zou met deze korte maar meesterlijke roman (nog geen 150 pagina's) wel eens een postuum succes kunnen boeken, zeker als het ligt aan schrijver Auke Hulst, die zijn nawoord eindigt met de woorden 'Lees dat werk en je weet genoeg'. En dat is voor deze ene keer niet te veel gezegd.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.