De buitenjongen
Paolo Cognetti
Paolo Cognetti (Auteur), Yond Boeke (Vertaler), Patty Krone (Vertaler)
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VERDIEPING 3 : SIBERIË : REISVERHALEN : COGN |
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VERDIEPING 3 : SIBERIË : REISVERHALEN : COGN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : COGN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : COGN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : COGN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2020 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 14110 |
Iris Hannema
rt/aa/07 m
Aan het einde van zijn veertigste levensjaar vertrekt de Italiaanse bestsellerauteur Paolo Cognetti met vrienden naar de Nepalese regio Dolpo in de Himalaya. In een maand zullen zij te voet, en met een 47-koppige karavaan - mensen én muildieren - in hun kielzog, over meer dan 5.000 meter hoge passen langs de grens met Tibet trekken.
Dolpo belooft 'klein Tibet op Nepalees grondgebied' te zijn, onaangetast door de moderne tijd en een alternatief voor Tibet, dat volgens de schrijver 'onbereikbaar' is geworden. Niet vanwege grenskwesties of visumproblemen, maar omdat 'het oude rijk van monniken, kooplieden en nomadische herders' eenvoudigweg niet meer bestaat. Eerst was er de bezetting van het Chinese leger in de jaren 50, de Culturele Revolutie in de jaren 60 en 70, en tot slot het nieuwe kapitalistische China dat de Tibetanen instantnoedels en nep-Coca Cola bracht.
Zonder de top te bereiken is Cognetti's eerste non-fictiewerk en moet gezien worden als de afsluiter van het drieluik dat hij schreef over de bergen. Eerder verschenen de romans De acht bergen en De buitenjongen.
In Cognetti's rugzak zit ditmaal de reisklassieker De sneeuwluipaard (1978) van de Amerikaan Peter Matthiessen (1927-2014), nog steeds verkrijgbaar in elke boekwinkel in de Nepalese hoofdstad Kathmandu. Met zijn reisgezelschap legt Cognetti een flink stuk af van de route die erin wordt beschreven, en hij herleest het boek onderweg, op zoek naar verwantschap en herkenning. Niet iedereen is fan van Matthiessens 'hallucinante proza': als Paolo zijn reisgenoot Nicola, met wie hij een tent deelt, er hardop uit voorleest, valt deze prompt in slaap.
Bombastische inzichten en beschrijvingen mogen niet aan zijn tentgenoot besteed zijn, Cognetti zelf is er dol op en vlecht ze met Zuid-Europese emotie door zijn reisverhaal. 'Die puurheid strookte met de puurheid in mijzelf - dat was de gedachte waaraan ik vorm trachtte te geven: de wind, de beek, het licht en de rots waren van dezelfde materie als mijn bloed, mijn vezels en mijn organen, en brachten die net zo in trilling als de trom van de monnik mijn membranen had doen resoneren. Boem, boem, boem: hieruit besta ik, hieruit, hieruit. De bergen voerden me naar de essentie.'
Als de door hoogteziekte geteisterde Cognetti op 3.900 meter het dorp Saldang bereikt, beseft hij dat hij zich vlak bij de Chinese grens bevindt; op zo'n twintig kilometer ligt het Tibet dat niet meer bestaat. Als hij ergens theedrinkt, ziet hij tussen het vaatwerk, zakken rijst, pakjes instantnoedels, blikjes frisdrank en huwelijksfoto's ook foto's van de dalai lama staan, 'alsof hij een oom was of een huisgenoot'.
In een volgend bergdorp, Dho, rijden jongens in leren jacks op motoren met over de speakers Indiase popmuziek. Een verbaasde Cognetti vraagt hoe die motoren hier komen. Gedemonteerd op de rug van muilezels, vanuit China. Waar rijden die jongens heen? 'Nergens', antwoordt de gids uit Oost-Nepal: 'Aan het eind van het dorp houdt de weg op.'
De schrijver is van slag: ook de Dolpo-regio is ten prooi gevallen aan de Chinezen.
Hier openbaart zich een gebrek van dit boek, een dieper inzicht in dat wat voor Cognetti's ogen plaatsvindt: hij is de reiziger die hoopt op authenticiteit en traditie, en teleurgesteld is als die wereld niet meer blijkt te bestaan. Maar de actuele authenticiteit is juist het verlangen naar Red Bull, Bollywood-films, snelle motoren, Facebook en gsm's met 4G.
Bovendien: met deze reis naar een koninkrijk 'dat niet meer bestaat, dat niemand van ons ooit nog zal kunnen zien', viert Cognetti ook zijn eigen 'afscheid van dat andere verloren koninkrijk, mijn jeugd'. Maar wie hoopt de bestsellerauteur beter te leren kennen, wordt teleurgesteld. Dat hij van de bergen houdt, ofschoon hij last heeft van hoogteziekte, wisten we al. Er is geen sprake van een ware terugblik op zijn leven. Hij laat vallen dat hij in New York heeft gewoond en zittend op een pier in Brooklyn zeemansverhalen schreef. Maar we komen niet te weten hoe hij terugkijkt op die beginjaren als schrijver. Ook rept hij niet over de invloed van zijn boeksucces, hoe hij nu woont, leeft, met wie, en hoe hij zijn sterrendom combineert met een verstild leven in de bergen.
Aan het einde van zijn voetreis, afgedaald tot onder de 3.000 meter, laat hij eindelijk het warme douchewater weer over zijn lichaam lopen en geniet van 'twee vingers dikke jakbiefstuk, gebakken bergaardappelen en een fles Australische rode wijn - gevolgd door een lange, eindelijk urenlange diepe slaap'.
De reiziger ten voeten uit: globalisering verpest onze reizen, behalve als we vinden dat we luxe verdiend hebben; dán zijn de geneugten van import van harte welkom.
De Bezige Bij, 144 p., 18,99 euro. Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone.
Marijke Arijs
ru/eb/21 f
Als kleine jongen droomde Paolo Cognetti ervan om alpinist te worden. Die jeugddroom moest hij noodgedwongen opbergen, want de schrijver die wereldfaam oogstte met De acht bergen, heeft last van hoogteziekte. Een ironische speling van het lot, want de liefde voor de bergen is de Milanese auteur met de paplepel ingegoten. Toch zoekt hij het in zijn boeken steeds weer hogerop.
Na zijn overdonderende succes had Cognetti behoefte aan een verzetje. Eind 2017 verliet hij zijn vertrouwde Valle d'Aosta en ging hij een frisse neus halen in de Himalaya, zijn personage Pietro uit De acht bergen achterna. Een maand lang trotseerde hij de gevreesde hoogteziekte en trok hij over meer dan vijfduizend meter hoge passen door het noordwesten van Nepal, langs de grens. Tibet is namelijk grondig gekoloniseerd en verpest door China, maar in Dolpo bestaat nog een klein Tibet waarop de geschiedenis geen vat heeft gekregen. Zijn goede vrienden Nicola en Remigio gingen mee op avontuur, want: 'Ik wist dat je in de bergen altijd alleen loopt, ook als je met iemand samen bent, maar ik was blij mijn eenzaamheid met deze reisgenoten te kunnen delen.' Die eenzaamheid was overigens relatief, want het werd een gigantische expeditie, met tientallen gidsen, dragers, drijvers en muildieren. De titel van zijn reisverslag luidt Zonder de top te bereiken, want bergbeklimmers planten vlaggen op de toppen van de bergen, maar hij loopt er liever in een kringetje omheen, zoals de boeddhisten.
Sneeuwluipaard
Cognetti is natuurlijk niet de eerste westerling die zijn spirituele heil zoekt in het Morgenland. In die zoektocht naar zijn persoonlijke shangri-la zijn hele horden hem voorgegaan en de auteur laat zich graag door hen op sleeptouw nemen. Zijn inspiratiebron is Peter Matthiessen. Die Amerikaan maakte de regio in de jaren 70 onveilig en hield daar een fraai reisdagboek aan over, De sneeuwluipaard. Doel van zijn expeditie was de gompa van Shey, het beroemde klooster aan de voet van de Kristalberg. Op zijn pelgrimstocht naar 'de laatst overgebleven enclave van pure Tibetaanse cultuur op aarde' hoopte hij een glimp op te vangen van de sneeuwluipaard, de meest ongrijpbare van de grote katachtigen. Cognetti gebruikt zijn verslag dankbaar als gids, volgt dezelfde route en ziet bijgevolg precies dezelfde dingen als zijn voorganger: 'Ik deed in feite niets anders dan opnieuw opschrijven wat hij toentertijd ook al had opgeschreven'. Na verloop van tijd beginnen hun gedachten zelfs in elkaar over te lopen en krijgt de auteur de irritante neiging in alles een teken te zien. Een gewonde adelaar lijkt hem 'akelig passend voor de tijd waarin we leefden', en die zwarte zwerfhond die hen de hele tijd vergezelt, is dat niet de reïncarnatie van Matthiessen? Onderweg drinkt hij Tibetaanse thee met zout en jakboter, besteedt hij zijn tijd nuttig met het maken van schetsen en tekeningen en vergaapt hij zich aan de fauna en flora, de lamakloosters, gebedsmolens en chortens. Wie zich niet laat zien, is de sneeuwluipaard. De antwoorden op zijn existentiële vragen blijven uit, zodat de wanhoop weleens toeslaat: 'Wat doe ik hier in godsnaam? Wat is toch die verdomde lokroep van de bergen?'
Glimlach
Zo heel veel verschil met de Alpen is er overigens niet. De jaks doen hem denken aan de koeien op de alm, edelweiss vind je in de Himalaya ook in overvloed en de Himalayaanse blauwschapen herinneren hem aan de gemzen en steenbokken thuis. Het grote verschil tussen west en oost is dat de Nepalezen altijd glimlachen. Dat komt allicht doordat ze zo arm zijn, hoor je Cognetti denken. Want in arme landen leven ze veel meer in harmonie met de natuur en met elkaar, weet de schrijver, die niet om een cliché verlegen zit. Aan zijn obsessie met authenticiteit en zuiverheid zit een luchtje. Het is het misplaatst soort nostalgie van de verwende westerling die helemaal naar Nepal trekt om ontberingen te lijden, maar thuis van alle gemakken is voorzien. Eigenlijk beseft de auteur dat zelf ook wel: 'Ik had het recht niet om weemoedig te worden van de armoede van anderen.'
Het is lang niet onaangenaam om hem als leunstoelreiziger op deze vermoeiende tocht te volgen. Cognetti's exotische excursie is een sfeervolle uitloper van De acht bergen, maar hoge toppen scheert hij er niet mee. Het kan geen kwaad om af en toe gezonde berglucht op te snuiven, maar nu wordt het langzamerhand toch weer tijd voor het echte werk.
Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone, De Bezige Bij, 144 blz., 18,99 €.
Iris Hannema
ru/eb/29 f
Aan het einde van zijn veertigste levensjaar vertrekt de Italiaanse bestsellerauteur Paolo Cognetti (Milaan, 1978) met vrienden naar de Nepalese regio Dolpo, een afgelegen gebied in de Himalaya. In een maand zullen zij te voet, en met een 47-koppige karavaan (mensen én muildieren) in hun kielzog, over meer dan vijfduizend meter hoge passen langs de grens met Tibet trekken.
Dolpo belooft 'klein Tibet op Nepalees grondgebied' te zijn, onaangetast door de moderne tijd en een alternatief voor Tibet, dat volgens de schrijver 'onbereikbaar' is geworden. Niet vanwege grenskwesties of visumproblemen, maar omdat 'het oude rijk van monniken, kooplieden en nomadische herders' eenvoudigweg niet meer bestaat. Eerst was er de bezetting van het Chinese leger in de jaren vijftig, de Culturele Revolutie in de jaren zestig en zeventig, en tot slot het nieuwe kapitalistische China dat de Tibetanen instantnoodles en nep-Coca Cola bracht.Zonder de top te bereiken is Cognetti's eerste non-fictiewerk en moet gezien worden als de hekkensluiter van het drieluik dat hij schreef over de bergen. Eerder verschenen de romans De acht bergen en De buitenjongen.
In Cognetti's rugzak zit ditmaal de reisklassieker De Sneeuwluipaard (1978) van de Amerikaan Peter Matthiessen (1927-2014), die nog steeds verkrijgbaar is in elke boekwinkel in de Nepalese hoofdstad Kathmandu. Met zijn reisgezelschap legt Cognetti een flink stuk af van de route die erin wordt beschreven, en hij herleest het boek onderweg, op zoek naar verwantschap en herkenning. Niet iedereen is fan van Matthiessens 'hallucinante proza': als Paolo zijn reisgenoot Nicola, met wie hij een tent deelt, er hardop uit voorleest, valt deze prompt in slaap. Bombastische inzichten en reisbeschrijvingen mogen dan niet aan zijn tentgenoot besteed zijn, Cognetti zelf is er dol op en vlecht ze met Zuid-Europese emotie door zijn reisverhaal heen. 'Die puurheid strookte met de puurheid in mijzelf - dát was de gedachte waaraan ik vorm trachtte te geven: de wind, de beek, het licht en de rots waren van dezelfde materie als mijn bloed, mijn vezels en mijn organen, en brachten die net zo in trilling als de trom van de monnik mijn membranen had doen resoneren. Boem, boem, boem: hieruit besta ik, hieruit, hieruit. De bergen voerden me naar de essentie.'
Als de door hoogteziekte geteisterde Cognetti op 3.900 meter het dorp Saldang bereikt, beseft hij dat hij zich vlak bij de Chinese grens bevindt; op zo'n twintig kilometer ligt het Tibet dat niet meer bestaat. Als hij theedrinkt in het huis van de huisbazin op wier erf ze hun kamp opslaan, ziet hij tussen het vaatwerk, zakken rijst, pakjes instantnoodles, blikjes frisdrank en huwelijksfoto's ook foto's van de dalai lama staan, 'alsof hij een oom was of een huisgenoot.'
In een volgend bergdorp, Dho, rijden jongens in leren jacks op motoren met over de speakers Indiase popmuziek. Een verbaasde Cognetti vraagt hoe die motoren hier in hemelsnaam aankomen. Gedemonteerd op de rug van muilezels, vanuit China. Waar rijden die jongens heen? 'Nergens', antwoordt de gids uit Oost-Nepal die Italiaans spreekt: 'Aan het eind van het dorp houdt de weg op.'
De schrijver is van slag: ook de Dolpo-regio is ten prooi gevallen aan de Chinezen.
Hier openbaart zich een gebrek van dit boek, een dieper inzicht in datgene wat voor Cognetti's ogen plaatsvindt: hij is de reiziger die hoopt op authenticiteit en traditie, en teleurgesteld is als die wereld niet meer blijkt te bestaan. Maar de actuele authenticiteit is juist het verlangen naar Red Bull, Bollywoodfilms, snelle motoren, Facebook en mobiele telefoons met 4G.
Bovendien: met deze reis naar een koninkrijk 'dat niet meer bestaat, dat niemand van ons ooit nog zal kunnen zien', viert Paolo Cognetti ook zijn eigen 'afscheid van dat andere verloren koninkrijk, mijn jeugd'.
Maar wie hoopt de bestsellerauteur beter te leren kennen, wordt teleurgesteld. Dat hij van de bergen houdt, ofschoon hij last heeft van hoogteziekte, wisten we al. Er is geen sprake van een ware terugblik op zijn leven. Tussen neus en lippen door laat hij vallen dat hij in New York heeft gewoond en zittend op een pier in Brooklyn zeemansverhalen schreef, maar we komen niet te weten hoe hij terugkijkt op die beginjaren als schrijver. Ook rept hij niet over de invloed van zijn immense boeksucces, hoe hij tegenwoordig woont, leeft, met wie, en hoe hij zijn verworven literaire sterrendom combineert met een verstild bergleven tussen de alpen.
Aan het einde van zijn voetreis, afgedaald tot onder de drieduizend meter, laat hij eindelijk het warme douchewater weer over zijn lichaam lopen en geniet van 'twee vingers dikke jakbiefstuk, gebakken bergaardappelen en een fles Australische rode wijn - gevolgd door een lange, eindelijk urenlange diepe slaap'.
De reiziger ten voeten uit: globalisering verpest onze reizen, behalve als we vinden dat we luxe verdiend hebben; dán zijn de geneugten van import van harte welkom.
**
Uit het Italiaans vertaald door Yond Boeke en Patty Krone. De Bezige Bij; 144 pagina's; €18,99
Sam De Wilde
ru/eb/25 f
PAOLO COGNETTI Zonder de top te bereiken
Beweren dat Paolo Cognetti (42) iets met bergen heeft, is als zeggen dat Jeroen Meus weleens een klontje boter gebruikt. De Italiaanse auteur, die in zijn roman ‘De acht bergen’ met bezwerende beschrijvingen van alpenweides en bergmeertjes wereldwijd lezers wist te ontroeren, lijkt alleen op zuivere berglucht te kunnen overleven. In zijn nieuwe boek ‘Zonder de top te bereiken’, een reisdagboek inclusief enkele schetsen van pieken en dalen, zoekt hij zijn alpinistische geluk niet in de Valle d’Aosta, maar in de Himalaya. Wie in tientallen landen bestsellerlijstjes aanvoert, kan zich iets permitteren. Zijn 40ste verjaardag – en een dreigende midlifecrisis? – vieren met een expeditie van 22 mensen en 25 muildieren naar de Tibetaanse hoogvlakte, bijvoorbeeld. In het kielzog van de door hem bewonderde Amerikaanse boeddhist, milieuactivist en schrijver Peter Matthiessen – en met een exemplaar van zijn reisverslag ‘De sneeuwluipaard’ weggemofeld in zijn slaapzak – gaat Paolo Cognetti op zoek naar een vergeten stukje Tibet, waar de ‘felbegeerde welvaart’ nog niet heeft toegeslagen in de vorm van ‘wegen, motoren, telefoons, elektriciteit en industriële producten’. Net als in zijn thuisland toont Cognetti zich in Azië een uiterst precieze beschrijver van wat hem omringt. Hij is geen man van vage termen, maar noemt de bergen, rivieren, meren, dieren
en bloemen bij naam. Als hij in het Monte Rosamassief lyrisch kon worden over almen (de grazige hoogvlakten in de Alpen) en morenen (door ijskappen gevormde ruggen in het landschap), dan schrijft hij in de schaduw van de achtduizenders van de Himalaya even betoverend over seracs (ijsblokken in gletsjers), de bharal (in het wild levende blauwschapen) en himalayaceders (‘dennenbomen die een variant van alpendennen leken te zijn’). Dat Cognetti de natuur zo nauwkeurig kan beschrijven zonder het gevoel te geven dat je een encyclopedie aan het verteren bent, is wellicht zijn
grootste talent. De precieze formuleringen vormen ook een aangenaam en broodnodig tegengewicht voor zijn romantische filosofieën over bergbewoners en hun plaats in de wereld. In het coming-ofageverhaal dat de kern van ‘De acht bergen’ vormt, komt de schrijver goed weg met zijn naar het zweverige neigende ideeën over mens en natuur, maar in de non-fictie die hij in ‘Zonder de top te bereiken’ bedrijft, dreigen zijn boeddhistische bedenksels soms even ijl te worden als de lucht in het hooggebergte. Die lucht zorgt bij de schrijver zelf steevast voor hoogteziekte, maar zijn ideeën brengen bij de lezer evengoed enige onpasselijkheid teweeg. Net zoals Cognetti’s misselijkheid afneemt bij het afdalen, neemt de leeslust weer toe als de schrijver blijk geeft van voldoende zelfkennis om zichzelf neer te zetten als één van die westerlingen die ‘helemaal naar Nepal zijn gekomen om af te zien, op de grond te slapen, kou te lijden en totaal bestoft te raken, schijnbaar zonder enig ander doel dan te scheiden van onze warme bedden en onze snelle auto’s’. Al sinds het volkomen verdiende succes van ‘De acht bergen’ surft Paolo Cognetti gratis mee op een groene golf van hippe ‘terug naar de natuur’sentimenten. Maar er zit iets in zijn mengeling van weemoedige introspectie en heldere observatie dat ervoor zorgt dat zelfs de stadsbewoners die lage-emissiezones vooral een hinderlijke verstoring van hun habitat vinden, zich toch telkens een boekwerkje lang afvragen of een snui e frisse berglucht niet de moeite waard zou kunnen zijn.
Marnix Verplancke
ru/eb/26 f
In De acht bergen , de roman die Paolo Cognetti drie jaar geleden vanuit zijn berghut in de Valle d’Aosta naar de toppen van het internationale literaire hooggebergte katapulteerde, komt een scène voor die in de Himalaya speelt. Meer zelfs, die hele roman is opgebouwd als een flashback, waarbij de verteller vanuit die bergen terugblikt op zijn jeugd in de Italiaanse Alpen. In de bewuste scène legt een oude Nepalees aan de verteller uit dat in het wereldbeeld van zijn cultuur het centrum van de wereld de berg Sumeru is, waar acht kleinere bergen omheen liggen. Wie zal op het einde van zijn leven meer geleerd hebben, zo besluit hij zijn exposé, hij die Sumeru beklommen heeft, of hij die de tocht langs de acht bergen heeft gemaakt?
In zijn nieuwe boek, Zonder de top te bereiken , komt Cognetti terug op die vraag en legt hij een wezenlijk verschil bloot tussen de boeddhistische manier om ze te beantwoorden en de westerse. Westerlingen willen altijd naar de top, ze willen er een kruis planten om te tonen dat ze er geweest zijn en hun eigendom claimen. Ze willen bezitten. Boeddhisten gaan liever rond de berg, waardoor ze hem van alle kanten kunnen bekijken. Ze willen hem immers begrijpen. Wat de consequenties zijn van de westerse, invasieve aanpak van de wereld ontdekte Cognetti toen hij in 2017 samen met negen andere landgenoten naar Nepal trok, niet om er hoge toppen te beklimmen, want dat zou hij met zijn hoogteziekte (waardoor hij misselijk wordt bij te weinig zuurstof in de lucht) toch niet gekund hebben, maar om er een maand lang door dalen en over plateaus te wandelen, en de toppen van alle kanten te bekijken.
Naast zijn twee vrienden Nicola en Remigio nam Cognetti op die reis een exemplaar mee van Peter Matthiessens De sneeuwluipaard (1978), een boek waarin de man die een kwarteeuw eerder aan de wieg had gestaan van het befaamde literaire tijdschrift The Paris Review beschrijft hoe hij naar Nepal trok om spiritueel te herbronnen en daarbij een aantal passen nam die ook de Cognetti-clan zal volgen.
Dag na dag trekken de tien Italianen, hun twaalf lokale begeleiders en de vijfentwintig muildieren met proviand en kampmateriaal verder de bergen in, op zoek naar de traditionele Tibetaanse cultuur die contradictorisch genoeg alleen nog in Nepal bestaat omdat ze in China deskundig van de kaart is geveegd. Maar hoe lang zal het duren voor dat ook in Nepal het geval is, vraagt Cognetti zich af wanneer hij ziet hoe de Chinese, qua attitude net zo invasieve invloed hand over hand toeneemt in de Tibetaanse uithoek van Nepal. Er werd altijd gevreesd dat de oude Tibetaanse cultuur zou sterven aan voedselschaarste, schrijft hij, maar het zal eerder aan China zijn, en zijn vrachtwagens vol koopwaar en illegale verstekelingen, die de rivierbeddingen in een stort veranderen.
Zonder de top te bereiken is geen onaardig boek, maar van Cognetti hadden we eerlijk gezegd meer verwacht. Het is allemaal een beetje mat en vlak. Hij doet nog wel een poging om wat extra leven in het boek te steken door een zwerfhond te introduceren die hij hoe langer hoe meer gaat beschouwen als een reïncarnatie van Matthiessen, maar ook die vondst gaat uiteindelijk vervelen.
***
De Bezige Bij (oorspronkelijke titel: Senza mai arrivare in cima), 144 blz., € 18,99.
Anneke van Ammelrooy
Na het wereldwijde succes van zijn eerste roman 'De acht bergen' trok Paolo Cognetti in 2017 naar het Himalaya-gebergte in Nepal. Zijn doel was rond de berg Kailash te trekken, zoals Tibetaanse pelgrims al eeuwen doen. Dit ondramatische reisverslag lijkt vooral bedoeld voor Himalaya-liefhebbers, maar van individueel bergbeklimmen is geen sprake. Cognetti gaat op pad met twee vrienden, inheemse dragers en verscheidene lastezels, een karavaan van 28 zielen. Ze klimmen en dalen over bestaande paden. Cognetti heeft hoogstens soms last van de ijle lucht, een maagprobleem en van het wat-doe-ik-hier-gevoel. Onderweg reflecteert hij op het mogelijk verloren gaan van de Tibetaanse cultuur, het toerisme en de gedachten in het beroemde dagboek van Peter Matthiessen over diens tocht door het gebergte. Hij vergelijkt het leven van de Tibetanen met dat van inwoners van de Alpen, waar hij zelf heeft gewoond. Hij hecht zich aan een aanhankelijk hondje – bijna geen Tibetaan die hij ontmoet, spreekt Engels. Hij is eerlijk over zijn immense vreugde weer in de comfortabele beschaving terug te keren. Ingetogen, soms wat vlak reisverslag, met inzichten van een gemiddelde waarnemer in den vreemde.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.