Mens dier ding
Alfred Schaffer
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : SCHA |
Jeroen Dera
us/ug/22 a
Sinds zijn debuut Zijn opkomst in de voorstad (2000) staat Alfred Schaffer vooral te boek als een taalgerichte dichter die de alledaagse communicatie stevig ontregelt. Toch stonden ook in die debuutbundel al sterk persoonlijke regels, waarin de dichter reflecteert op zijn wortels: 'De afgelopen dagen denk ik meer en meer / aan het eiland van mijn moeder'. Dat eiland is Aruba, in Schaffers nieuwe bundel Wie was ik omschreven in termen van 'postkoloniale aanlegsteigers' en 'tjirpende souvenirs'. Het is intussen de moeder zelf die in Wie was ik de centrale positie inneemt.
In zekere zin is dat niet van harte. De bundel heeft als ondertitel 'strafregels', alsof Schaffer gedwongen werd deze verzen op te schrijven. De manier waarop de dichter over zijn ouders schrijft, heeft daarnaast iets beladens. Als de 'ik' in het openingsgedicht niet kan slapen omdat 'ijzig nachtlicht' hem wakker houdt, treft hij twee spookachtige schaduwen achter het aanrecht: 'een witte schaduw en een zwarte. / bezig aan de afwas.' De combinatie van gotiek met het alledaagse heeft ontegenzeggelijk iets komisch, maar de scheiding tussen 'wit' en 'zwart' zet deze poëzie van meet af aan onder hoogspanning. Als zoon van een witte vader en een zwarte moeder weet Schaffer maar al te goed dat onze wereld niet kleurenblind is. Als de dichter persoonlijk wordt over zijn moeder, betekent dat haast automatisch dat hij ook politiek moet worden.
Inderdaad snijdt Schaffer in Wie was ik de prangende thematiek van alledaags racisme aan, bijvoorbeeld als de moeder als verpleegster naar Nederland komt en daar te maken krijgt met mensen die niet door haar verzorgd willen worden: 'blijf met uw gore poten / van mij af zwarte hoer ga lekker bomen klimmen in de rimboe'. In regels met aforistische zeggingskracht verwoordt de dichter hoe het koloniale verleden zwarte mensen stelselmatig blijft achtervolgen: 'zoals de slavernij niet leidde tot het einde van de slavernij / maar tot een groepje voorouders dat elke nacht opnieuw / de wirwar van plantages blijft ontvluchten'.
Afkomst
Toch is Wie was ik geen activistische bundel. Zoals we van Schaffer gewend zijn, zet hij vooral aan tot denken over de vraag hoe de werkelijkheid in elkaar zit, en welke rol taal, identiteit en geschiedenis daarin spelen. Niet voor niets laat Schaffer zijn lyrische ik geregeld dromen, slaapwandelen of nachtenlang wakker liggen: dat is de ideale voedingsbodem om de grenzen tussen 'echt' en 'niet-echt' te laten vervagen. De zoektocht naar de eigen afkomst wordt radicaal geproblematiseerd als een onderneming waar geen grip op valt te krijgen. Er is geen vastomlijnd antwoord te geven op de titelvraag 'Wie was ik?', zoals Schaffer beeldend laat zien in de cyclus 'Decorbouwen in het donker voor dummies - een verslag':
'uit een afgestorven palmboom een evenbeeld / tevoorschijn hakken, dat ik hak en hak en hak tot ik /geen beeltenis voor ogen heb!'
Aan de ene kant verwoordt Schaffer hier de klassieke postmoderne gedachte dat een 'ik' geen 'evenbeeld' heeft. Zoals Jacques Lacan het eens uitdrukte, kennen wij onszelf alleen uit spiegelbeelden die niet samenvallen met onszelf. Het knappe aan Schaffers regels is dat in de poging een evenbeeld te maken óók de beeldvorming rond de moeder wordt meegenomen. De 'afgestorven palmboom' is in de context van de bundel immers niet los te zien van Aruba en de dood van de moeder. De dichter suggereert dat hij en zij nooit kunnen samenvallen, dat er geen punt is waarop hun identiteit overlapt.
En toch komen de twee in Schaffers taal nader tot elkaar. Daarin ligt de kracht van de poëzie, waarin de dichter zijn moeder een stem kan geven. In de eerste gedichten lijkt de 'ik' vooral samen te vallen met de zoon, maar later is het duidelijk dat er evengoed vanuit de moeder verteld wordt: 'kijk hem zwoegen op mijn stem mijn dode / stem', knipoogt ze op ironische afstand. Zulke ironie lijkt in Wie was ik te werken om de emoties letterlijk op afstand te houden, bijvoorbeeld in het lange gedicht 'Impromptu' waarvan fragmenten doorheen de bundel zijn verspreid. Het is opgezet als een podcast waarin de dichter (grappig genoeg aangesproken als 'u') zijn dode omgeving nieuw leven wil inblazen, 'in feite zijn bloedeigen moeder'. Door de podcastvorm te kiezen onderstreept Schaffer dat het gesprek met zijn moeder niet meer is dan een opvoering - en dat terwijl de vertelde geschiedenis zeer pijnlijke details uit haar persoonlijke geschiedenis bevat.
Juist door die frictie komt Schaffer echter tot grote poëzie: hij doorprikt de illusie van authenticiteit zonder een authentieke stem te verliezen. Die stem is een klankkast waarin niet alleen de moeder doorklinkt, maar evengoed het gedachtegoed van de Kameroense filosoof Achille Mbembe en de West-Afrikaanse volksverhalen over de spin Anansi. Het is een stem om keer op keer te lezen - misschien zelfs één om als strafregels op te geven.
De Bezige Bij, 96 blz., 20,99 €.
Arjen van Meijgaard
Alfred Schaffer (1973) debuteerde in 2000 en won diverse prijzen. Hij woont en werkt in Zuid-Afrika. Zoals er verschillende culturen aan bod komen in de bundel, zo varieert hij ook met teksten: gedichten in allerlei vormen, e-mailberichten, prozafragmenten (die evengoed als gedicht te lezen zijn). In een opsomming bestaande uit honderd regels, getiteld 'Wie was ik' schetst hij het beeld van een vrouw (zijn Arubaanse moeder?) die getekend door het leven ging, maar toch de moed erin hield: ‘ik was de kwetsende spreekkoren zat / (...) ik was de kleine stilte van mijn pasfoto'. Soms zijn de titels al korte gedichten: ‘Ik besta uit meerdere helften één helft ken ik nog van vroeger weer een ander zit vol raars’. Hij blijft dicht bij zichzelf, vertelt zijn verhaal en dat van zijn moeder, maar tegelijkertijd zijn het universele vragen en gedachten die aan de orde komen. Hij spreekt de lezer aan, laat hem zien wat belangrijk is of zou moeten zijn. Schaffer beziet het leven van verschillende kanten, reflecteert, fantaseert, droomt en laat dit met zijn veelzijdige taalgebruik ook de lezer doen.
Janita Monna
i /un/06 j
'Mira akí!' Waarom begint Alfred Schaffer zijn nieuwste bundel met twee woorden Papiaments? Had daar niet gewoon 'Kijk hier' kunnen staan?
'Wie was ik' heet die bundel. Niet 'ben', maar 'was' en zonder vraagteken. Is wat volgt een zoektocht naar afkomst? Een familiegeschiedenis? Dat Papiaments zou daar zeker op kunnen wijzen, Schaffers moeder was Arubaanse. Ze overleed toen hij nog jong was, vertelde hij eerder dit jaar in een interview in deze krant. Herinneringen aan haar had hij nauwelijks nog. "Hoe klonk mijn moeder?" vroeg Schaffer zich af.
In 'Wie was ik' geeft hij haar stem. '"okay u speelt een mens die zijn dode omgeving leven / in wil blazen. in feite zijn bloedeigen moeder." Of meer, hij construeert wat ze gezegd, gedacht, gedaan zou kunnen hebben, hoe de wereld waarin ze rondliep eruit zou hebben kunnen zien. Hij schikt 'mentale / bouwstenen gemaakt van verleden tijd en bijeengeschraapte / verdichtingen'.
Zoals Schaffer in 'Mens Dier Ding' (2016) de met mythen omgeven geschiedenis van de gewelddadige Afrikaanse krijgerkoning Shaka Zoeloe in uiteenlopende tekstvormen goot, zo zijn er nu een podcast in verschillende afleveringen, e-mails (spam, dreigmails), brieven, monologen.
Daarin mengen flarden herinnering, overgeleverde verhalen, gedocumenteerde geschiedenis en lyriek, zich tot een verhaal waarvan de bouwstenen persoonlijk zijn en intiem.
Het is een verhaal van een jonge vrouw die vanuit Aruba naar Nederland kwam, om hier een opleiding tot verpleegster te doen. "het was een ontroerend // moment toen de vier machtige motoren aansloegen en het / klm-toestel opsteeg." Ze bleef, vond de liefde, kreeg twee kinderen, van wie eentje tragisch verdronk toen het nog klein was. Daarna bleef de moeder "als een rondreizend circus mijn eerste kind zoeken op foto's / in slootjes rivieren verhalen uw ogen ik was er niet bij toen / het plaatsvond toch heb ik alles gezien".
Maar 'Wie was ik' is veel meer dan constructie van de geschiedenis van één vrouw, van één familie, opgetekend in een veelstemmige taal die door zijn scherpte, openheid en lichte spot nooit topzwaar wordt. Het is evengoed het verhaal van alles en iedereen waarmee dat ene leven verbonden was en nog altijd is. Van andere vrouwen bijvoorbeeld, die ook de warme tropen verruilden voor een land waar zelfs de zee kon bevriezen. Of van Nederland in de jaren vijftig, "hopeloos verdwaald, bang in het donker / een gesticht in wederopbouw". Van de koloniale geschiedenis en hoe dat verleden zijn sporen naliet. Van openlijk en onderhuids racisme: "u / mag mij niet verzorgen uw handen geven af".
En daarmee is 'Wie was ik' een razendknappe bundel, die vragen oproept als: wat vormt een mens? Valt ons verleden te reconstrueren? Schaffer, zo zei hij eerder, móest deze bundel schrijven, vandaar die 'strafregels'.
In de taal van de zoon is een moeder opgestaan. Zo zou ze geklonken kunnen hebben.
De Bezige Bij; 110 blz. € 20,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.