Knielen op een bed violen : roman
Jan Siebelink
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SIEB |
Bo Van Houwelingen
2/ei/09 m
Veel schrijvers hebben een oerverhaal. Eén verhaal dat op vele manieren kan worden verteld en van waaruit een heel oeuvre ontspringt. Jan Siebelink (1938) debuteerde in 1975 met de verhalenbundel Nachtschade, waarin 'Witte chrysanten' is opgenomen. In dat korte, indringende verhaal zitten bijna alle elementen die het latere werk van Siebelink kenmerken: een jongen en zijn diepreligieuze vader, de noodlijdende kwekerij en de frustratie laag op de sociale ladder te staan. Meesterlijk beschreef Siebelink hoe de jonge ik-figuur vernederd wordt door een rijke bloemist uit de buurt, en de woede die dat oproept: 'Mijn god, ik sla hem op zijn bek...' Zo begint het.
Siebelink schreef het verhaal in de eerste persoon en nu, na 45 jaar, doet hij dat voor het eerst wéér. Het is alsof de schrijver zo een luchtbrug over zijn werk opzet, met 'Witte chrysanten' als beginpunt, en de nieuwe roman Maar waar zijn die duiven dan als eindpunt. De details verschillen, de essentie is hetzelfde: een persoonlijk verhaal over een kleine jongen die meer wil zijn dan dat.
We volgen hoofdpersoon Hugo Tempelman, normaal gesproken 'een vitale, fitte oudere, gebruind, sportief, altijd vol plannen, belangstellend' maar nu 'een radeloze oude man die geen toekomst meer heeft'. Tempelman is overtuigd van de gedachte dat hij ongeneeslijk ziek is en neemt een drastisch besluit: hij zal er een eind aan maken, vandaag nog. Weinig subtiel wordt hij op deze manier op een haastige en overvolle trip down memory lane gestuurd. Letterlijk en figuurlijk: Tempelman gaat langs voor hem belangrijke plekken, waarna de herinneringen vanzelf komen bovendrijven.
Uit zijn jeugd: een kleine Hugo die wacht op een koetsier die geld voor zijn moeder komt brengen. Later blijkt het zijn biologische vader te zijn. De dood van zijn moeder, Hugo is 15. De pleegouders die hem opnemen. Een dramatisch bezoek aan een halfbroer. Geen geringe gebeurtenissen, maar ze zweven enigszins loos door het boek, willen maar geen wortel schieten; Siebelink heeft Tempelmans karakter nauwelijks een bodem gegeven. Er ontbreekt een onderlaag waarin de herinneringen kunnen aarden en betekenisvol worden; het blijven nu gebeurtenissen an sich. Op dezelfde manier dwalen er willekeurige gedachten aan God door het boek. 'God stond aan het begin van de kosmos en aan het einde, en meer kan ik er niet over zeggen.' Waar komt zo'n gedachte vandaan? Wat vertelt die ons over Tempelman? Welke rol speelt religie nou écht in zijn leven?
Het enige dat de lezer duidelijk wordt, is wat 'n stoere en stijlvolle vent Tempelman is. Hij rijdt in zijn olijfkleurige cabrio - 'dashboard en stuur van notenhout' - naar zijn bijzondere huis - 'boeken van de vloer tot aan de nok' - om daar zijn revolver op te halen, en vervolgens naar het bos om op een boom te schieten. Daarna door naar het bordeel, om afscheid te nemen van zijn favoriete prostituee genaamd Maria - welja. Zij heeft een zwak voor hem ('Ik goeie hart heb voor jou') en ze is niet de enige. Hij herinnert zich hoe minnares Pauline op de avond van hun ontmoeting al geknield tussen zijn benen zit te mompelen: 'Ja, dit is liefde. Ik voel het.' En hoe zij, midden in een gesprek over God, zegt: 'Maar lieve Huug, als er iemand is die niet op zijn leeftijd lijkt... Dat lichte kostuum staat je goed.' Door bizar toeval krijgt Tempelmans vrouw Ankie (die hem 'meer dan wie ook ter wereld liefheeft') zelf óók een affaire met Pauline. Tempelman denkt in alle ernst terug aan een triootje waarbij hij 'een diepgaand betoog' hield over 'de essence' van Huysmans' hoofdfiguur Des Esseintes. 'Ik was afwisselend in Ankies mond en in die van haar en ik citeerde die zo vermaarde slotzin uit À rebours.' Potsierlijker kan niet.
Tempelman heeft de vervallen kwekerij van zijn pleegvader omgetoverd tot een paradijs waar de meest bijzondere planten en bloemen groeien (Hoe? Daaraan verspilt Siebelink geen woorden). De stagiair die er werkt heet - welja - Adam. Tempelman heerst over deze hemelse plek, als ware hij God zelf. De kleine jongen is heer geworden. En daarmee is de oprechte ik-figuur uit 'Witte chrysanten' verdrongen door een snobistische macho met wie het moeilijk meeleven is.
Maar waar zijn die duiven dan? De vreemde titel is een aanwijzing. Weer een herinnering: een collega flirt met het liefje van Tempelman, die hem daarop aanspreekt. 'Je schiet onder mijn duiven.' Oftewel: je pakt haar van me af. Spottend vraagt de man: 'Maar waar zijn die duiven dan.' Tempelman voelt zich hierdoor zó vernederd dat hij uiteindelijk ontslag neemt. En die vernedering, dát is de kern van dit boek, daarin klinkt de echo van het oerverhaal. De titel breekt door alle ijdelheid heen en brengt ons alsnog bij de gewone jongen, doodsbang om de mindere te zijn, om weer vernederd te worden door de rijke bloemist.
**
De Bezige Bij; 256 pagina's; € 22,99.
C.C. Oliemans
De al wat oudere weduwnaar Hugo Tempelman krijgt een brief van zijn uroloog, maar hij maakt die niet open. Hij denkt zeker te weten dat daarin staat dat hij een dodelijke ziekte onder de leden heeft en daarom neemt hij zich voor om die dag nog zelfmoord te plegen. Hij maakt een lange wandeling door zijn omgeving, neemt afscheid van zijn favoriete prostituee (meer een goede vriendin) en bezoekt de vrouw die jaren geleden zijn maîtresse was. Zij blijkt echter in een religieuze beweging te zijn ingetreden en zo komt ook Hugo ertoe om zijn spirituele twijfels uit te spreken. De religieuze thematiek zal lezers van Siebelink bekend voorkomen en zijdelings komt ook het echtpaar Sievez (bekend uit onder andere "Knielen op een bed violen") weer terug. Voornamelijk echter lijkt het erop dat Siebelink (1938) te veel hooi op zijn vork neemt: er verschijnen te veel personages, er wordt te veel over God gepraat zonder dat duidelijk wordt waar Tempelman mee zit, de niet geopende brief is een irritante kunstgreep en de uiteindelijke oplossing mist een serieuze motivatie.
Gerwin Van Der Werf
2/ei/09 m
Jan Siebelink was vorig jaar de ster van de Boekenweek en de koning van het Bal, een rol die hem wel lag, ook al was de kritiek op zijn boekenweekgeschenk niet mals: het werd over het algemeen een teleurstellende reprise van al zijn oude thema's gevonden. De 82-jarige auteur komt nu met een roman waarvan de allitererende titel in ieder geval positief opvalt: 'Maar waar zijn die duiven dan'. Het onderwerp is iets minder verrassend: het boek gaat over een op een kwekerij in Velp woonachtige man die zich door religie en hedonisme in gelijke mate aangetrokken voelt. In zijn huis heeft hij een lessenaar uit de dorpskerk staan: "In plaats van de opengeslagen statenbijbel ligt er een editie van À rebours." De bijbel die plaatsmaakt voor de decadente negentiende-eeuwse romanklassieker van Huysmans - dat het maar duidelijk is.
Het is Siebelink wel vaker verweten dat hij het succes van 'Knielen op een bed violen' wilde uitmelken, maar je kan een schrijver van zo'n groot oeuvre niet verwijten terug te grijpen op vertrouwde thematiek. Die van Siebelink is de kwekerij en het meedogenloos strenge geloof van zijn vader. In deze nieuwe roman put Siebelink wel op een merkwaardige manier uit zijn oerbron. Hoofdpersoon in 'Maar waar zijn die duiven dan' is Hugo Tempelman. Hij is na de dood van zijn ouders geadopteerd door Hans en Margje Sievez. Wie? Inderdaad, de ouders uit 'Knielen op een bed violen'. Er staat 'Hun huwelijk was kinderloos gebleven'. Dat is wel even omschakelen, voor de lezers van 'Knielen' en 'Margje'. De geschiedenis wordt herschreven, de zoons - van wie de oudste Ruben het alter ego van de schrijver was zijn verdwenen. Waarom? Siebelink gaf het boek een motto van Emil Cioran: Les sources d'un écrivain, ce sont ses hontes. De schaamte, die de bron is voor de schrijver, daarin ligt misschien de sleutel tot deze kunstgreep. Het lijkt alsof Siebelink zichzelf het verhaal in wil schrijven, en toch op veilige afstand blijven.
De roman begint sterk, met een proloog waarin Hugo te horen krijgt dat hij prostaatkanker heeft, waardoor hij een einde aan zijn leven wil maken. Dan volgt een mooie, licht surrealistische flashback: we zien Hugo als jongen-met-een-missie door Arnhem struinen, knarsende trolleybussen, de wind laat de sneeuw opkruien tegen een viaduct. Siebelink kan nog altijd iets oproepen bij de lezer: een beeld, een geluid, een gevoel. Terug in het heden gaat Hugo met een afscheidsbrief en een pistool op weg naar Pauline, een oude geliefde. Met haar had hij een overspelige relatie die uitliep op een kortstondige ménage-à-trois, mét zijn inmiddels overleden vrouw Ankie. Enfin, het wordt dus een beladen dag waarop de herinneringen over elkaar heen buitelen. En dan gaat er veel mis. Met de roman bedoel ik.
Hugo is met zijn cabrio, zijn pistool en zijn voorliefde voor decadent vertier (in toom gehouden door gereformeerd schuldgevoel) een typisch alter ego van Siebelink. "Aan de cabrio ben ik meer dan gehecht. Ze is een geliefde. Mijn vingers strelen het notenhouten stuur." Dat zegt de fijnbesnaarde macho als hij wegrijdt bij een bordeel waar hij geregeld de Dominicaanse Maria bezoekt. En ja, hij voelt zich daar schuldig over, maar ze vergeeft het hem want ze roept 'Gracia por todo!' als hij haar een extra douceurtje geeft en vertrekt (bedankt voor alles, let wel, niet alleen dat geld). Ook Pauline vergoelijkt zijn overspel: "Hugo, jij bent puur in je schuldigheid." Het voelt onecht.
Die Pauline zegt dingen als: "Onthechten wil ik me, leeg worden van aspiraties, aannamen. Zo zal ik mij ten slotte kunnen verwerkelijken en overgaan in de Onvatbare." Hugo heeft lange gesprekken met haar, over geloof en spiritualiteit, maar aan bovenstaand citaat kun je zien dat het geen dialogen worden om van te smullen. Wat zien die vrouwen in deze Tempelman? Hij is egocentrisch, ijdel, doet stoer maar zwelgt in zelfbeklag. Zijn het toch die linnen pakken, die zweem van sensitiviteit? Hoeveel hij ook praat en denkt, de zelfgenoegzame Hugo komt niet uit de verf in dit rommelige boek. Hij zegt wel dat hij een radeloze oude man is, maar we voelen het niet. Ten slotte moet dat pistool natuurlijk afgaan, volgens de ijzeren theaterwet van Tsjechov. Het wordt een schot in de lucht, net als deze roman.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.