De tweede plaats
Rachel Cusk
Rachel Cusk (Auteur), Jeske van der Velden (Vertaler), Caroline Meijer (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ESSAY : CUSK |
Maria Vlaar
rt/aa/20 m
Het is ochtend, je wordt wakker met lichte hoofdpijn, je kind heeft haar poepluier zelf uitgedaan en staat triomfantelijk in haar bevuilde bedje, het brood in de kast is beschimmeld, de koffie is op en de wasmand puilt uit. Gewone huiselijkheid die, nu men verplicht thuis moet blijven, voor velen plotseling een groter deel van de werkelijkheid is dan ooit. Denkt u als u deze scène in een roman zou lezen, aan een vrouw of aan een man? Mijn eerste gedachte is aan een vrouw. Iedereen, lezer en schrijver, is immers geconditioneerd om in termen van 'vrouwelijkheid' en 'mannelijkheid' te denken, ook al zijn we geëmancipeerd en gelijk. In de literatuur is de dagelijksheid zoals ik die hierboven beschrijf, net als de terreinen 'emoties' en 'huishouden', van oudsher het domein van vrouwenliteratuur.
Daniel Mendelsohn (59), gevierd recensent van The New York Review of Books, essayeert in zijn nieuwe bundel Pijn en genot dat speciaal voor de Nederlandstalige markt is samengesteld, nadrukkelijk over vrouwenliteratuur. Hij heeft een compleet andere kijk dan de Engelse romancier Rachel Cusk (53), die in haar bundel Coventry schrijft over onder andere autorijden over de kleine landweggetjes rond het huis in Zuid-Engeland waar zij met haar gezin woont. Ze filosofeert achter het stuur over waarom mensen te hard rijden en of kinderen nog wel veilig buiten kunnen spelen. Maar net zo persoonlijk schrijft ze over de moeizame relatie met haar ouders, de 'worsteling van de hedendaagse vrouw op weg naar persoonlijke vrijheid', en over de ongemakkelijkheid die je kan overvallen als je kleren past in een pashokje. Als ze na een verbouwing haar huis opnieuw heeft ingericht, schrijft ze over haar angst voor visite op het nieuwe bankstel: 'alsof ik iedere kras en veeg en vlek direct op mijn blote huid kon voelen'.
Rommelige slaapkamer
Al meer dan tachtig jaar geleden beweerde Virginia Woolf in Een kamer voor jezelf dat de vrouwelijke schrijver die zich tot haar vrouwelijke werkelijkheid beperkt vaak op kritiek kan rekenen, aldus Cusk in een essay over Woolf. Pijn en genot van Daniel Mendelsohn lijkt daar het levende bewijs van. Mendelsohn schrijft erudiet en interessant, zoals het openingsstuk waarin hogere literatuur (Homerus) en populaire cultuur over robots (de film Her) worden besproken en hij als geschoold classicus lange lijnen trekt tussen Griekse heldenepen en de moderne cultuur. Net als Rachel Cusk schrijft hij over Virginia Woolf en haar pleidooi voor 'authentieke vrouwenliteratuur'. Maar zonder zich daar openlijk van bewust te zijn, haalt hij in zijn essays hard uit naar culturele uitingen van vrouwen, die hem te weinig herkenning en heldendom opleveren.
Bijvoorbeeld naar Sofia Coppola, regisseur van de vaak filosofisch geduide film Lost in translation. Met Marie Antoinette maakte ze een film over 'levenslustige jonge vrouwen die tegen sociale beperkingen aanlopen' en 'het innerlijke leven van een koningin […] die niets meer was dan een gewone vrouw', aldus Mendelsohn. Hij vindt dat het Coppola ontbreekt aan reflectie op de geschiedenis, noemt haar oppervlakkig en 'intellectueel gesproken schokkend naïef' en eindigt zijn bespreking met de sneer dat Coppola's 'ergste nachtmerrie bestaat uit een rommelige slaapkamer'. Het maakt mij alleen maar nieuwsgierig naar hoe Cusks vrouwelijke blik op Coppola's gefilmde slaapkamer zou zijn. In Mendelsohns essay over Oscar Wilde gaat het opnieuw over oppervlakkigheid en esthetiek, maar nu bespeurt hij juist wél een serieuze intellectuele onderlaag. Mendelsohn laakt in een bespreking van Een klein leven van Hanya Yanagihara 'de visie van deze vrouwelijke schrijver op mannenvriendschap'; een van de vele kritische noten die hij kraakt, luidt dat de homoseksuele personages en liefdesrelaties in het boek niet 'herkenbaar' zijn.
Onder de kritische lat
Bij nagenoeg iedere creatieve uiting van een door Virginia Woolf geagendeerde 'authentieke' vrouwenstem duwt hij het product onder zijn kritische lat. Mendelsohn is idolaat van de Odyssee, de heroïsche zwerftocht van de held Odysseus na afloop van de Trojaanse oorlog. Hij bewondert literatuur en films als hij er de oude mythen en tragedies in herkent. Niet voor niets heet de bestseller waarin hij met zijn vader een reis over de Middellandse Zee maakt, Een odyssee.
Terwijl Mendelsohn als het om vrouwelijke schrijvers gaat een sterke voorkeur voor lesbiennes aan de dag legt - hij heeft meer of minder bewondering voor Sappho, Susan Sontag, Mary Renault - lijkt hij tegelijk niet te begrijpen dat er ook vrouwen zijn die de 'vrouwelijke beleving' van de werkelijkheid afwijzen. Susan Sontag, bijvoorbeeld, had een hekel aan haar lichaam en worstelde met haar (homo)seksualiteit. Mendelsohn schrijft bestraffend dat haar 'culturele gretigheid en literaire ambitie uiteindelijk de zachtere emoties hebben afgesloten, niet op de laatste plaats haar moedergevoelens'. Sontag zocht 'grootsheid' in de literatuur en vond die uitsluitend in het domein van mannen; ze bewierookte 'een lange lijst Europese (bij voorkeur middelbare) mannen', zoals Sebald en Brodsky. Bovendien had Sontag een 'koele, beoordelende blik' die haar ongeschikt maakt als romanschrijver, vindt Mendelsohn. Geen moment vindt hij het aanmatigend om een vrouwelijke schrijver af te rekenen op te weinig vrouwelijkheid en ongewild illustreert hij wat Cusk zegt: 'In de poging deelgenoot te worden van de mannelijke literaire cultuur verliest de vrouwelijke schrijver haar integriteit - en haar kans op grootsheid.' Wilde Sontag met de jongens meespelen? Mendelsohn sluit alsnog het hek voor haar neus.
Oneindig obscure levens
In het werk van Knausgård, die in zijn romanserie Mijn strijd expliciet de huiselijkheid van een kinderrijk gezin en de strubbelingen van een gewoon huwelijk tot literatuur weet te verheffen, en daarmee doet wat Woolf propageerde, namelijk het optekenen van 'al die oneindig obscure levens', ziet Mendelsohn ook al niet veel. Hij prijst wel Knausgårds tachtig pagina's tellende essay over Hitler, maar de uitgesponnen verhalen over de 'rijke onbeduidendheid van onze dagelijkse ervaringen' laten hem volkomen koud; hij herkent er niets in.
De term 'feminisme' gebruikt Mendelsohn in Pijn en genot te pas en te onpas. Zo vindt hij de film Titanic feministisch, omdat Rose een 'getroebleerde jongedame is die ruw behandeld wordt door een man' en uiteindelijk zichzelf redt, en ook de tv-serie van A song of ice and fire van George Martin, 'op het eerste gezicht een door testosteron gedreven melodramatische avonturenroman' blijkt ondanks het volgens hem 'onnozele' acteerwerk van de vrouwelijke hoofdpersonen 'een opmerkelijk feministisch heldendicht'. Naast de roodharige schoonheid die zo mooi borduurt en voorbestemd is met een koning te trouwen, is er namelijk ook nog 'de oerlelijke jongste dochter', die graag het zwaard hanteert en niet trouwen wil, en een vrouwelijk personage dat onvruchtbaar is en aldus 'het biologische moederschap vervangt door een politieke loopbaan'. Net zo is Mendelsohn van mening dat Pedro Almodóvar, die furore maakte met gewelddadige films over stierenvechten en vrouwenmishandeling, zich vanaf de film Todo sobre mi madre bekeerde tot het feminisme, omdat hij vrouwen niet meer als 'vreemdsoortige mythologische wezens, hysterica's of vampiers' zou neerzetten, maar als 'wezens die enigszins in de buurt komen van echte vrouwen in het echte leven'. In de 'nieuwe film Volver' - het is vervelend dat dit soort opmerkingen uit zijn recensie in 2007 niet zijn weggewerkt in de boekuitgave - vormen immers 'hardwerkende vrouwen', 'vrouwelijke emotionele solidariteit' en 'diepe emoties van tamelijk gewone mensen' de hoofdmoot, schrijft hij bewonderend. Maar het meest geweldige van Almodóvars nieuwere films vindt Mendelsohn 'dat het moederschap de Kunst overtroeft'.
Wereldvreemdheid
Is het feminisme, als een vrouw onvruchtbaar moet zijn om politicus te worden en als een Spaanse filmer moederschap boven de kunst stelt? Of zeggen deze gevolgtrekkingen vooral iets over Mendelsohns wereldvreemdheid? Waar Cusk vanaf de eerste pagina van haar essaybundel persoonlijk is en zij het moederschap niet idealiseert, maar náást haar schrijverschap plaatst, weet Mendelsohn het persoonlijke op afstand te houden. Tot aan het laatste essay over de historische romans van Mary Renault (1905-1985), die Mendelsohn las vanaf zijn veertiende, gaat zijn boek uitsluitend over pijn en genot van ánderen, wat Mendelsohn een schrijvende lezer maakt en Cusk een lezende schrijver. Renault, populair onder homo's, opende hem de ogen voor de heroïsche Griekse verhalen maar vooral voor zijn eigen homoseksuele geaardheid. Ze is in zijn ogen een geweldige schrijver, maar als vrouw gemankeerd: ze is namelijk geen moeder; haar 'innerlijke identiteit' was eigenlijk een jongen. Mendelsohn vertelt over zijn leergierigheid en zijn pogingen een homoseksuele liefde te vinden die lijkt op een van Renaults personages. 'Ik had het gevoel dat iets beginnen met echte mensen een vorm van verraad was.'
Daniel Mendelsohn vindt zijn heil uitsluitend in de literatuur, liefst Homerus, Proust, Joyce, grote verhalen over mannelijke helden die buitengewone levens leiden. Daarin vindt hij de herkenning die hij zoekt en die hij in 'vrouwenliteratuur' nooit vinden zal. In de boeken van zijn voorkeur hoeft namelijk nooit een luier verschoond te worden, en doet niemand de was. Cusk intussen rijdt peinzend over de weggetjes rond haar huis, het moment uitstellend dat ze thuiskomt met de boodschappen en het gewone leven en dagelijkse gemodder in duikt. En dan tussendoor aan de keukentafel een roman schrijft over diezelfde huiselijkheid.
Daniel Mendelsohn
Pijn en genot. Van de oude Grieken tot 'Game of thrones'.
Vertaald door Aad Janssen en Irene Paridaans, De Bezige Bij, 332 blz., 29,99 € (e-boek 12,99 €).
Rachel Cusk
Coventry.
Vertaald door Jeske van der Velden en Caroline Meijer, De Bezige Bij, 272 blz., 22,99 € (e-boek 8,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Coventry'.
Christophe Van Gerrewey
em/ov/15 n
Iemand naar Coventry sturen betekent in Groot-Brittannië een medemens verbannen, door niet meer tegen hem of haar te praten. Als je naar Coventry wordt gestuurd, dan houd je eigenlijk op te bestaan, omdat iedereen je negeert, en doet alsof je lucht bent. De oorsprong van deze uitdrukking is onduidelijk, hoewel het waarschijnlijk iets te maken heeft met de Engelse Burgeroorlog in de zeventiende eeuw, en met soldaten die in Coventry gevangen werden gehouden.
Het gebruik - iemand naar Coventry sturen - past goed bij het oeuvre van Rachel Cusk (1967). In haar romans en verhalen komen voortdurend personages voor (familieleden vooral, maar ook collega's, buren, schrijvers, autobestuurders en vliegtuigpassagiers) die elkaar graag zouden zien verdwijnen, en die je ook als lezer met plezier dood zou zien vallen. Het beste voorbeeld is de slotscène van de roman Transit uit 2016: een etentje in het huis van een nieuw samengesteld gezin loopt uit de hand, en zowel kinderen als volwassenen weten even niet meer hoe het verder moet. En wie zal niet toegeven dat een mensenleven daar geregeld op neerkomt, misschien vandaag vaker dan ooit: ofwel wensen we een ander onder onze ogen vandaan, ofwel worden we met niet weinig geweld het zwijgen opgelegd, als een kind dat in de hoek wordt gezet.
In de hoek
Het is dus geen toeval dat de allereerste essaybundel van Rachel Cusk Coventry heet. Het gelijknamige essay begint laconiek: 'Om de zoveel tijd besluiten mijn vader en moeder, als straf voor echt of vermeend wangedrag, om niet meer met me te praten.' Een van de pijlers van het even gigantische als onopvallende talent van Cusk is dat ze vooral weet wat ze als schrijver niet moet doen. Aan welk wangedrag ze zich te buiten is gegaan: Cusk houdt het geheim, en ze laat in het midden of het echt of vermeend was. De nieuwsgierigheid ondeugend prikkelen, en vervolgens niet zozeer zichzelf blootgeven als wel de kern van een probleem achterhalen, eerder dan te verdoezelen: daar is het haar om te doen. En gaat het daar in goede literatuur niet altijd over?
Op het eind van het essay proberen de ouders van Cusk het bij te leggen. Ze weigert. Ze zegt tegen haar kinderen 'dat het hun vrij staat om zo vaak als ze willen contact te hebben met hun grootouders en die op te zoeken - daar zijn ze immers oud genoeg voor - maar dat ik er zelf geen behoefte aan heb dat strijdperk weer te betreden. Ik wil niet weg uit Coventry. Ik heb besloten dat ik er blijf.' Ook als auteur is Cusk naar Coventry gestuurd, toen er met kracht werd gesuggereerd dat ze beter haar mond had gehouden. In 2001 publiceerde ze een boek over haar moederschap (vertaald in 2004 als In het land van moeders), en in 2012 een verslag van haar scheiding, Nasleep - het openingshoofdstuk wordt hernomen in Coventry. Beide boeken werden negatief ontvangen, en op verontwaardiging en afkeuring onthaald. Cusk ervoer het moederschap als moeilijk en bevreemdend: 'De bevalling is niet alleen wat mannen van vrouwen scheidt', zo schreef ze, 'het scheidt vrouwen ook van zichzelf.' Als ze had gekund, ze had haar baby meer dan eens naar Coventry verbannen. In Nasleep schreef ze dat ze na de scheiding met haar echtgenoot toch het volledige hoederecht opeiste: 'Het zijn mijn kinderen, zei ik. Ze horen bij mij.' Haar ex reageerde woedend: 'En dat noemt zich feministe.' Ook vele lezers vonden haar weinig sympathiek, en vooral ontstellend inconsequent. Cusk zei dat ze een ingewikkeld fenomeen probeerde te doorgronden, en dat de hevige reacties toonden dat ze gelijk had. Ook in een recent essay over onbeleefdheid schrijft ze: 'De samenleving werkt uitermate efficiënt als het gaat om het straffen, tot zwijgen brengen of verloochenen van waarheidszeggers.'
Na alle ophef volgde een romantrilogie - Contouren, Transit en Kudos - waarin Faye, het vrouwelijke hoofdpersonage, er het zwijgen toe doet. Ze laat zich toespreken, door vreemden in het vliegtuig, door mannen die haar willen versieren, door uitgevers en collega-auteurs, maar zelf blijft ze als het ware onzichtbaar. Stoïcijns, soeverein en superieur registreert Faye, zonder te oordelen - het oordeel legt Cusk bij de lezer, als die daar zin in zou hebben.
Bumperkleven
In de essays in Coventry is Cusk weer zelf aan het woord, en gaat ze directer op haar doel af, zonder omwegen en zonder personages. Toch is bij haar nooit iets eenduidig, en is niets of niemand (ook zijzelf niet) ooit zomaar goed of slecht. In enkele persoonlijke teksten worden ook maatschappelijke problemen aangekaart, zoals de verruwing van de zeden in Groot-Brittannië vlak na het referendum over de Brexit. In een stuk over autorijden laat Cusk de ongeduldige chauffeur die ze zelf vaak is, uitgroeien tot een metafoor voor de hedendaagse mens, en voor onze chronische moeilijkheden met samenleven: 'Hoe vaak je ook iemand inhaalt, binnen de kortste keren hang je weer achter de volgende.' Een tweede deel van Coventry bevat beschouwingen over politieke en literaire aangelegenheden (zoals de positie van vrouwelijke auteurs, of zoals zin en onzin van creative writing), en het derde en laatste deel verzamelt recensies van boeken van onder meer Kazuo Ishiguro en Natalia Ginzburg.
Als Cusk schrijft dat de verhalen van Ginzburg 'worden voortgestuwd door morele dilemma's en de keuzes die daaruit voortvloeien', dan lijkt ze haar eigen werk daar terecht in te herkennen. Ook lectuur van Coventry blijft een uitdaging, een invitatie, als een verzameling teksten waarin een ongrijpbare auteur tevoorschijn komt, die weet wat ze moet schrijven en wat weglaten, en die probeert om het bij momenten onrechtvaardige, absurde, harde en moeilijke moderne leven te vatten zonder het geweld aan te doen, en zonder het nihilistisch of simplistisch af te schrijven. Het resultaat zijn essays die, net als vele van haar boeken, doen denken aan wat Borges ooit over het werk van Kafka en Henry James zei: de wereld wordt er tegelijkertijd als betekenisloos en als uitermate complex in weergegeven.
Vertaald door Jeske van der Velden en Caroline Meijer, De Bezige Bij, 256 blz., 22,99 € (e-book 9,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Coventry'.
Roderik Six
em/ov/13 n
In het Engels bestaat een rare uitdrukking: wanneer je iemand ‘naar Coventry stuurt’ bestraf je die persoon met stilzwijgen. Schrijfster Rachel Cusk, die regelmatig met haar vader en moeder in aanvaring komt, kent het verdict maar al te goed: ‘Soms duurt het even voor ik doorheb dat mijn ouders me naar Coventry hebben gestuurd. Het lijkt een beetje op het kapotgaan van een verwarmingsketel; er ontploft niets, er is niets dramatisch te zien of te horen, er bekruipt je alleen een onbehaaglijk gevoel als gevolg van de geleidelijk dalende temperatuur dat je vaak pas verrassend laat – afhankelijk van hoe sterk je ergens aan gewend bent – toeschrijft aan een werkelijke oorzaak. De stilte trekt net als de kou op.’ Cusk uit haar bewondering voor die trage foltermethode: het vergt belachelijk veel geduld om iemand dood te zwijgen en zo je gram te halen. Terwijl ze op de ouderlijke dooi wacht, spit ze de stilte uit: wat betekenen woorden die je niet uitspreekt? Zijn koppels die zwijgzaam naast elkaar op café zitten uitgeblust, of net perfect tevreden met hun liefde? Hoe komt het dat ze na haar scheiding plots zonder woorden viel en slechts via advocaten kon uitdrukken wat haar grieven waren?
Cusk houdt van banale uitgangspunten. Zo bestudeert ze, in haar openingsessay, het stroeve autoverkeer in een kustdorpje of windt ze zich op over de onbeleefdheid van een luchthavenbeambte. Schijnbaar alledaags, maar telkens puurt Cusk er een diepgravende tekst uit die je vaak in verwondering van het blad doet opkijken.
Cusk woelt ook in zichzelf. Zonder schroom bespreekt ze haar scheiding of haar ingewikkelde band met haar puberkinderen. Dat Cusk daarbij telkens rond de taal blijft cirkelen, mag op zich niet verbazen – woorden zijn haar werktuigen en levensvervulling – maar ze laat wel knap zien hoe we onbewust verhalen creëren om onze werkelijkheid vorm te geven en hoe narratieve constructies in elkaar kunnen stuiken door één verkeerd woord.
Daarom is het jammer dat ze haar vernuftige essaybundel aanvult met oude voorwoorden en catalogusteksten. Haar laudatio’s op literaire klassiekers en iconische kunstenaars à la Louise Bourgois zijn helaas te beleefd, op het stroperige af. Een schoonheidsfoutje waar we zedig over zwijgen.
****
De Bezige Bij (oorspronkelijke titel: Coventry), 256 blz., € 22,99.
Drs. M.H. Langelaan
Verzameling van 17 essays van een jonge Britse schrijfster (1967). Eerder schreef ze tien romans en drie non-fictieboeken, die met diverse prijzen zijn bekroond. In deze essaybundel fileert ze met een scherpe blik en een zachte maar dwingende hand alledaagse onderwerpen zoals autorijden (over de dynamiek rondom het ontstaan en oplossen van files op Engelse kronkelweggetjes), Coventry (over ouders die hun kind straffen door het dagenlang te negeren), onbeleefd zijn, gender, ras, moederschap, echtscheiding, politiek en kunst. Ook weidt ze zeven essays aan auteurs als Edith Wharton, D.H. Lawrence, Francoise Sagan, Olivia Manning, Elisabeth Gilbert, Kazuo Ishiguro en Natalia Ginzburg. Het resultaat is een beeldend geschreven, meeslepende bundel eloquente, erudiete, ragfijne, elegante filosofische reflecties en persoonlijke bespiegelingen. Interessant voor liefhebbers van literatuur en cultuur.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.