Erik, of Het klein insectenboek
Godfried Bomans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BOMA |
Christophe Vekeman
ob/kt/25 o
De man die, toen de column nog toekomstkabaal was, samen met Simon Carmiggelt van het zogenaamde 'cursiefje' een in gelijke mate hoogstaand als geliefd literair genre maakte. De eerste Nederlandse schrijver ooit die ongemeend beroemd - en populair - werd door veelvuldig op de televisie te verschijnen. Die op datzelfde kleine scherm in 1963 Marlene Dietrich aankondigen mocht en de gelegenheid te baat nam om languissant te verzuchten: 'Had mijn vrouw maar één zo'n been…' Gevleugelde woorden waren en zijn het, ook vandaag, in die mate zelfs dat, mocht Bomans' literaire nalatenschap nog half zo gretig worden gelezen als dat zijn uitspraak met betrekking tot het onderstel van de befaamde Duitse diva - dikwijls door columnisten, trouwens - geciteerd wordt, zijn boeken onverminderd heuse bestsellers zouden zijn.
Zonderlingen
Helaas is dat laatste geenszins het geval. Met name het publiek dat behalve groot en breed tevens van middelbare leeftijd is of jonger, blijkt aan Bomans niet de kleinste boodschap meer te hebben, en zeker in Vlaanderen is de in 1971 aan een hartaanval gestorven Haarlemenaar er zelfs niet in geslaagd ter compensatie van het feit dat hij niet meer gelezen wordt, de troostprijs van een min of meer klassieke status te verwerven. Wat daarbij niet zal hebben geholpen: Bomans was een brave katholiek, een zelfverklaarde burger die ook nog eens dol was op Sinterklaas (en Zwarte Piet), zijn bekendste werk - Erik of het klein insectenboek - was een soort van kinderboekje voor volwassenen, en het spatje erotiek dat in zijn oeuvre aan te treffen valt, is op de hete plaat der Nederlandse letteren van de twintigste eeuw niet meer dan een druppel. Hoe volgens hem de rol van 'de geslachtsdaad' viel te definiëren? 'In de symfonie van de liefde is het de paukenslag. De melodie echter komt van andere instrumenten.' Woorden die in gedachten brengen wat Gerard Reve in de jaren 60 zich in geschrifte afvroeg, namelijk hoe Bomans erin slaagde met dat alles ook nog eens 'die kop' van hem 'roosvrij' te houden.
Ook het werk van Reve zelf, echter, wordt heden ten dage louter nog door zonderlingen gelezen, en ondanks alle verdere verschillen tussen de twee schrijvers lijkt het heel goed mogelijk dat het in beide gevallen een en dezelfde oorzaak is die aan de basis ligt van deze gedeelde treurige schande. Hun gevoel voor - en kwistig gebruik van - humor, namelijk. Niet dat de zeer complexe reviaanse ironie, die in al zijn bijna duizelingwekkende bodemloosheid telkens weer op de valreep grond vindt in de vaststelling dat er welbeschouwd in het geheel niets valt te lachen, op zich heel wat te maken heeft met de veel uitzinniger humor van Bomans, maar twee dingen hebben zij wel degelijk sterk met elkaar gemeen. Ten eerste dat zij 's lezers lach weten te wekken, niet zozeer door wát zij zeggen, maar door de manier waaróp zij dat doen. En ten tweede dus dat de genoemde lach in alsmaar minder hoog aanzien is komen te staan in de literatuur. Wie wil weten hoe jammer dat laatste wel degelijk is en wat wij als gevolg van een en ander vrijwel collectief moeten missen, kan bij De brandmeester terecht, een meesterlijke bloemlezing op binnenzakformaat van Bomans' beste verhalen, sprookjes en herinneringen waaromtrent slechts één punt van kritiek kan worden aangestipt: dat elke vorm van datering en bronvermelding er onbegrijpelijk genoeg in ontbreekt.
Fijnzinnig
Maar goed, tot daaraan toe, wij maken ons niet te sappel: de euvele moed om te zeuren vergaat eenieder als sneeuw voor de zon bij het lezen van dit wellicht fijnzinnigste proza - of het zal toch niet veel schelen - dat de Nederlandse taal ooit voortgebracht heeft. Zelfs dat het állerbeste Bomansverhaal, 'Ongelooflijkheden te Helmond', om de een of andere reden niet door de ballotage blijkt te zijn geraakt, vermag de pret niet te drukken, want het plezier dat onvergankelijke taalpareltjes als 'De honderdjarige', 'Geestverschijningen in Amsterdam' en 'Nooit gedacht!' op hun beurt te bieden hebben, raakt - en ik wik mijn woorden - aan de grenzeloosheid. Of neem gewoon nog maar de volgende zinnen, die ook ontdaan van elke context en zonder verdere duiding moeiteloos pleiten, naar ik vol vertrouwen durf te veronderstellen, voor rechtstreekse aanschaf van het dundrukkleinood in kwestie. Lees maar. 'Na afloop zongen wij met gebalde vuisten de Vlaamse Leeuw en het Wilhelmus en keken elkaar hijgend in de ogen, alsof wij door vijanden omringd waren', 'Om haar middel droeg zij een fijn aangevoeld entre-deux, waarin een sobere briljant zo onopvallend mogelijk scheen te willen zeggen: hier ben ik', 'Hij zat veilig opgeborgen in de enorme windselen van een koperen tuba' en 'Hij wendde zich af en ging in een hoekje van de winkel staan wenen. Mooi, gaaf vakwerk.'
Er wordt door de 'schalken', 'rakkers', 'rekels', 'wakkere borsten' en 'kerels' in Bomans' verhalen inderdaad buitengewoon regelmatig (en dan niet, zoals in bovenstaand geval, bij wijze van professioneel komediespel) in geween en tranen uitgebarsten - maar slechts zelden van verdriet, doorgaans van ontroering, omdat de verwondering de personages te veel wordt, zoals men zich ook weleens, als de verbazing al te hevig opsteekt, ademloos aan een lantaarnpaal dient staande te houden. Het draagt allemaal bij aan een sfeer waarin het voor de lezer onophoudelijk gniffelend en gelukzalig baden is, al is het ook weer niet allemaal kolder en luim wat in De brandmeester de klok slaat. Af en toe gebeurt het dat de schrijver al zijn ernst bijeen raapt en vervolgens onbedoeld bewijst dat een mening, spits geformuleerd en weloverwogen van aard als zij zijn mag, nimmer zo lang houdbaar is en nooit een even tijdloze waarheid herbergt als een waarlijk goede grap. Vaak genoeg - en dit is weer veel beter nieuws - weet Bomans bovendien de schuddebuiker onverwacht een maagstoot uit te delen die hem verbeten de bovenste tanden in de onderlip doet planten terwijl de lucht hem stokt in de keelpijp. Wanneer het gaat over de vrome juffrouw Smit, bijvoorbeeld, op wie de negenjarige Godfried zo smachtend verliefd was maar die zelf door minnepijnen werd verteerd, of over 'de man met de witte das', zijnde zijn kille vader, die elke vorm van contactlegging tussen zichzelf en zijn zoon steeds weer kortaf in de kiem wist te smoren.
'De humor', zei Bomans, 'is het litteken van de wond.' Wie De brandmeester leest, zal er tussen al het proesten door vanzelf achter komen wat de ongeëvenaarde literaire fratsenbakker annex onverbeterlijke melancholicus daarmee bedoelde.
Van Oorschot, 26,50 €. Verschijnt op 1 november.
Wilma De Rek
em/ov/02 n
Waar hangt Godfried Bomans uit? Natuurlijk: zijn gebeente ligt in graf E 123 op het Sint-Adelbertskerkhof in Bloemendaal, waar hij op 24 december 1971 werd begraven, twee dagen nadat hij op de leeftijd van 58 jaar na een potje schaak opeens een hartaanval had gekregen. Hij was toen ongekend populair. 'Bomans' overlijden veroorzaakte een nationale ontsteltenis', schreef Jeroen Brouwers in de monografie Over Godfried Bomans, die in 1981 als bijlage bij Vrij Nederland en later in boekvorm verscheen. 'In Nederland was nog nooit een schrijver gestorven die bij iedereen, in alle lagen van de bevolking, bekend was.' Bomans was voor veel mensen een intieme huisvriend, een van de eerste BN'ers die via televisie en andere media voortdurend door hun woonkamer schoof. Van zijn boeken (Pieter Bas; Erik of het klein insectenboek) waren miljoenen exemplaren verkocht op het moment dat zijn stoffelijk overschot in Bloemendaal de grond in ging. Een lichtgrijze grafsteen vermeldt nog altijd keurig zijn geboorte- en sterfdata, maar verder geeft Bomans in Bloemendaal niet thuis.
De boekhandel dan? Bij Broese Boekverkopers in Utrecht plukt bedrijfsleider Grietje Braaksma welgeteld één Bomansboekje uit de kast: Erik of het klein insectenboek (1940), in de kleurige uitgave van 2011 met een voorwoord door Midas Dekkers. Bomans schreef het als student wijsbegeerte en psychologie in Nijmegen en zette zichzelf ermee op de kaart als schrijver. Iets groter is het Bomans-assortiment bij de Kennemer Boekhandel in Haarlem, de hoofdstad van Bomansland, waar eigenaar Vincent Elzinga ook De vijvervrouw & andere sprookjes in voorraad heeft, alsmede Genieten in een gekkenhuis, een bundel met stukken die Bomans voor Elsevier schreef.
Uitgever De Boekerij, waar de rechten op het werk van Bomans liggen, heeft drie van zijn boeken in druk: Erik, De vijvervrouw en Pieter Bas. Adjunct-uitgever Hajnalka Bata van Meulenhoff: 'Het zijn echt minimale jaarlijkse verkopen, waarbij Erik met kop en schouders boven de rest uitsteekt. Van Erik verkochten we in 2018 320 exemplaren, van De vijvervrouw 44 en van Pieter Bas 32.' Van de talloze bundels essays, columns en andere stukken die de afgelopen decennia verschenen onder titels als Kopstukken, Buitelingen, Nieuwe buitelingen, Nieuwe buitelingen (2), Aspecten en Capriolen is er niet één meer leverbaar.
Maar een nieuwe bundel is in aantocht. Deze week verschijnt bij Van Oorschot 'het beste van Godfried Bomans' in dundruk, onder de titel De brandmeester. Bomans is de zevende schrijver wiens werk gedundrukt wordt; onder anderen Annie M.G. Schmidt, Remco Campert en Marga Minco gingen hem voor. Het boekje bevat evergreens als De honderdjarige, De waarheid omtrent Sinterklaas en natuurlijk De brandmeester, vorig jaar door de Volkskrant uitgeroepen tot grappigste stuk uit de Nederlandse literatuur. Of het werkelijk 'het beste van Bomans' is, valt te bezien, maar fijn is het boekje zeker en een indruk van zijn werk geeft het ook.
In het universum van Bomans wemelt het van de 'rakkers', 'snakkers' en 'knoeiers'. Geregeld wordt de stijlfiguur van de hyperbool (overdrijving) van stal gehaald, vaak in combinatie met archaïsche woorden als 'gij', 'terstond' en 'reeds', een gebruik dat Bomans volgens de zeurende literatuurcritici van destijds (Kees Fens) had gejat van zijn schrijversheld Nicolaas Beets. Met zijn opvallende en geestige stijl heeft Bomans, meer dan enige andere schrijver, school gemaakt in de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis. Je ziet hem, schreef Jeroen Brouwers in 1981, terug in het werk van Harry Mulisch, van Heere Heeresma, van Doeschka Meijsing, van Maarten Biesheuvel, van Bob den Uyl, van Gerrit Komrij, van Willem Frederik Hermans, en je ziet hem óók terug in de politiek - via Dries van Agt veranderde hij in de vorige eeuw zelfs de taal van het parlement.
Over de vraag of Godfried Bomans behalve een invloedrijke schrijver ook een góéde schrijver was, lopen de standpunten uiteen. De zeurende literatuurcritici in het kielzog van Fens menen van niet, en officiële erkenning in de vorm van een grote literaire prijs zou Bomans nooit krijgen. Het probleem bij Bomans, vonden die zeurende critici, was de inhoud van zijn geschriften - liever gezegd: het vermeende gebrek daaraan. Ook Jeroen Brouwers, hoewel hij zichzelf dweperig 'familie' van Godfried Bomans noemt, houdt krampachtig vol dat Bomans geen groot schrijver was. Wel een magistraal stilist en daarom is het lezen van zijn werk een groot plezier, 'maar dan ook alléén dáárom, want hoe men een ordinaire kiezel ook slijpt, hij wordt nooit een zuivere edelsteen en blijft een geslepen kiezel'.
Nu was Bomans zelf de eerste om te benadrukken dat schrijven wat hem betrof vooral een kwestie was van het goede woord op de juiste plek zetten. In oktober 1962 schreef hij in een interview met zichzelf voor Elseviers Weekblad onder de titel 'Schrijven is niets achterhouden': 'Wat is dat: talent? Driekwart hiervan bestaat uit een passie voor de vorm. Hoe zeg ik het zo goed mogelijk? Dat is de eigenlijke liefhebberij. Het overblijvende kwart bestaat uit wat men te zeggen heeft.' Over zijn eigen werk: 'Voor zover dit enige waarde heeft, schuilt deze niet in wat er is gezegd, maar in hoe het gezegd is.'
Uit datzelfde stuk komt de zin 'schrijven is schrappen', een van de vele beroemd geworden Bomanscitaten. In de Kennemer Boekhandel in Haarlem, waar ter gelegenheid van de verschijning van de dundruk een Bomansmiddag wordt voorbereid, somt Fred Berendse opgewekt een heel rijtje op. 'Humor is overwonnen droefheid.' 'Het gelukkigst is hij die er het minst prijs op stelt het te worden.' 'Een fanaticus is meestal een weifelaar, die een besluit genomen heeft.'
Fred Berendse (66) is al ruim een kwarteeuw voorzitter van het Godfried Bomans Genootschap, dat in 1972 werd opgericht en nu 209 leden telt. Het Genootschap houdt alles bij wat er over Bomans wordt geschreven en gezegd, maakt een blad - Godfried - en komt elk voor- en najaar bijeen om over Bomans te praten. Ook heeft het Genootschap voorstellen gedaan voor de samenstelling van de dundruk. Zelf vindt voorzitter Berendse de sprookjes het beste wat Bomans geschreven heeft. Berendse, die - het is werkelijk waar - 37 jaar op de Godfried Bomansschool in Rijswijk heeft gewerkt, las vorig jaar in groep vier twee uur lang sprookjes van Bomans voor. 'De kinderen vonden het geweldig.'
Niet alles van Bomans blijft goed, volgens de voorzitter. 'Er is een groot verschil tussen de journalistieke stukken voor de Volkskrant en Elsevier, en zijn vrije werk. Wat hij heeft geschreven over Nieuw-Guinea, ik noem maar wat, is bijna niet meer te lezen. Maar Wat is een Nederlander?, ook opgenomen in de dundruk, is nog altijd actueel.' Bomans was ontzettend gevarieerd, zegt Fred Berendse. 'Hij werd, en wordt, nogal eens afgeschilderd als behoudend en conservatief. Dat is niet terecht. Hij was niet progressief, nee. Maar niet progressief is iets anders dan conservatief. Godfried Bomans is niet in een hokje te plaatsen. Niet in zijn werk en niet in zijn opvattingen. In de oorlog heeft hij Joodse onderduikers in huis gehad, ná de oorlog ving hij twee kaalgeschoren dames op - dat tekent hem wel.'
Waar is Godfried Bomans? Misschien op dit moment wel vooral in Boskoop, waar Gé Vaartjes (64) woont. Vaartjes schreef biografieën over Herman de Man en Top Naeff en is doctor in de Nederlandse taal- en letterkunde. In 2001 werd hij benaderd door zaakwaarnemers van de erven Bomans met de vraag of hij de Bomansbiografie wilde schrijven. Hij was nog druk met zijn proefschrift over Top Naeff, maar aanvaardde de opdracht dankbaar; hij leerde het werk van Bomans op zijn 8ste kennen en knipte vanaf dat moment alles uit wat hij over hem tegenkwam. Tien jaar geleden ging hij serieus aan de slag met de biografie die rond Bomans' vijftigste sterfdag, in december 2021, bij Querido zal verschijnen.
Het is, zegt Vaartjes, een enorm gecompliceerd project. Voor een deel komt dat doordat hij graag gedegen te werk gaat ('alles moet verantwoord zijn, elke uitspraak moet je kunnen terugvinden, tegelijk moet het leesbaar blijven'). Maar het echte probleem is dat aan Bomans een merkwaardige dubbelheid kleeft. Er is geen schrijver over wie zoveel is gepubliceerd; de hoeveelheid secundair materiaal is gigantisch. Tegelijk was hijzelf zeer gesloten. Wat hij over zijn familie schreef, was soms waar, maar vaker verzonnen. Over zijn privéleven sprak Bomans niet en ook na zijn dood traden zijn vrouw en dochter nauwelijks in de publiciteit. Vaartjes: 'Hij was een moeilijke man. Vlak voor zijn dood zei hij dat zijn hele leven in het teken had gestaan van één woord: angst. Dan weet je het wel. Bomans was een onzekere, faalangstige man die zijn angst probeerde te compenseren met bravoure.'
Het grootste deel van zijn onderzoeksmateriaal vindt Vaartjes in het Literatuurmuseum in Den Haag, waar het Bomansarchief is ondergebracht. 'Maar ook elders moeten nog allerlei documenten, vooral brieven liggen. Wie mij daarmee kan helpen, kan mij mailen, gvaartjes64@hetnet.nl. Brieven zijn van het grootste belang, daar haal ik zó ongelooflijk veel uit, je leest van alles tussen de regels door.'
Verder voerde Vaartjes vele gesprekken. Met mensen die in sommige gevallen inmiddels overleden zijn, zoals Bomans' vrienden Michel van der Plas (tevens auteur van Godfried, het leven van de jonge Bomans uit 1982) en Herman van Run. 'Van de week ben ik nog bij de weduwe van zijn jeugdvriend Harry Prenen geweest, die de sprookjes en Pieter Bas heeft geïllustreerd - Prenen zelf overleed in 1992.' En uiteraard met Bomans' weduwe, nu 98. Vaartjes: 'Ze zei: voor mij hoeft het niet, die biografie, maar Godfried had het wel leuk gevonden.'
Met Bomans' ex-vriendinnen sprak Vaartjes ook. 'Dat hij buiten zijn huwelijk vriendinnen had, is geen geheim. Hans Renders heeft daar in de jaren negentig al over geschreven. Ik besteed er in mijn boek uiteraard aandacht aan, hoe vervelend het ook is. Het is een feit en als biograaf kun je niet om feiten heen. Hoewel ze vooral aardig over hem praten, schetsen ook zij het beeld van een gecompliceerd mens. Hij beloofde ze steeds van alles, maar kwam die beloften nooit na, hij heeft echt een spoor van vernielingen getrokken. Hij zoog het naar zich toe, op brieven van vrouwen en meisjes reageerde hij meteen, vaak met de toevoeging: je bent welkom. Je snapt niet hoe hij het allemaal combineerde met zijn overvolle agenda.'
Als schrijver, zegt Vaartjes, maakte Bomans in de loop van zijn korte leven een enorme ontwikkeling door. 'Zijn stijl is altijd zoekend, hij is niet een schrijver die in één treffende zin een waarheid debiteert; zo wás hij ook niet. Hij werkt naar iets toe, je ziet hem opbouwen. Zijn Dagboek van Rottumerplaat, dat hij vlak voor zijn dood schreef, is een juweel van een boek en laat een volstrekt andere schrijver zien dan de teksten in Kopstukken, hoe geestig die ook zijn. Als hij langer had kunnen doorleven - maar dit is een hachelijke uitspraak - was hij een heel ander soort schrijver geworden. Zijn schrijverschap was volop in beweging toen hij overleed. Maar ik vind het een wonder dat Bomans nog zo onder ons is, vijftig jaar na zijn dood. Het is opvallend hoe vaak hij in kranten of op televisie nog wordt genoemd. Simon Vestdijk is ook in 1971 overleden, maar die naam hoor je nauwelijks meer.'
Ook Gé Vaartjes noemt de sprookjes Bomans' beste werk. 'Door de verteltrant, de humor, de knipoog naar volwassenen, over de kinderen heen. De beste sprookjes kunnen wedijveren met die van Hans Christian Andersen. De koning die niet dood wilde, De vleugelman, De dood van de sprookjesverteller, dat zijn echt klassiekers.' Vaartjes betreurt het dat in de dundruk van Van Oorschot maar één sprookje is opgenomen. 'Notities van een verontruste mis ik ook, over milieuvervuiling, dat is nu enorm actueel. Het gevaar bij zo'n uitgave is dat je het accent op de lolbroekerij legt. Ik denk dat je ook moet kijken in hoeverre je een andere doelgroep kunt aanspreken. Bomans verdient een mooi, genuanceerd boek dat ook verrassingen biedt voor de niet-Bomanskenner. Ik zou zelf nog weleens een bloemlezing willen maken.'
Maar eerst moet de biografie af. En een titel bedacht. Vaartjes: 'Ik las laatst een prachtig citaat van Bomans: 'Buiten de wind, binnen de boeken.' Die zin vat hem heel mooi samen. Voor Bomans was buiten alles wind en storm en onherbergzaamheid. Binnen was de veilige cocon waarin hij zich thuis voelde. Maar waarschijnlijk is dat te lang voor een titel. Waar ik ook aan denk is De vleugelman, de titel van een van zijn sprookjes, over een man die naar de hemel wil gaan zonder te sterven. Angst voor de dood en gebukt gaan onder het leven: die opmerkelijke tweespalt zat ook in hem. Ik heb nog zeker een jaar nodig om tot een overkoepelende visie te komen.'
Van Oorschot; 320 pagina's; € 26,50. Zie ook godfriedbomans.nl
Wim Fievez
Bijgestaan door het Godfried Bomans Genootschap heeft de uitgever van dit in dundruk uitgegeven fraaie boek prima werk afgeleverd. Men is erin geslaagd een representatieve keuze te maken uit Bomans omvangrijke werk. Opgenomen zijn diverse korte, snedige artikelen, ironische columns, komische verhalen, serieuze stukken, en natuurlijk ook een sprookje. Een fragment uit het titelverhaal, ‘De brandmeester’, in 2018 door de Volkskrant uitgeroepen tot leukste uit de Nederlandse literatuur, is een mooi voorbeeld van een perfect gestileerd verhaal dat zijn waarde misschien niet ontleent aan wat er wordt gezegd maar wel aan hoe het wordt gezegd. Opmerkelijk is ook het relatief lange essay over de vraag of God wel echt dood is. Godfried Bomans (1913-1971) is nog lang niet vergeten. Dit boek zal er zeker aan bijdragen dat hij op de juiste wijze wordt herinnerd.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.