Nachtroer : gedichten
Charlotte Van den Broeck
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VAND |
Maria Vlaar
ob/kt/04 o
De gebouwen getekend door de falende architecten die het nieuwe boek van Charlotte Van den Broeck bevolken, zijn waagstukken. Niet per se omdat ze zo spectaculair zijn, maar omdat architecten met hun 'grote gebaren' in de openbare ruimte de vergankelijkheid uitdagen, en vooral vanwege het lot van hun bedenkers. Over alle architecten in Waagstukken wil de legende dat ze zelfmoord hebben gepleegd vanwege fatale fouten in hun ontwerp.
Charlotte Van den Broeck (28) schreef twee lovend ontvangen dichtbundels, Kameleon (2015) en Nachtroer (2017), en gaat met publicatie van deze dertien essays over suïcidale architecten zelf ook een waagstuk aan. Het boek is een complexe constructie, een essay in zuivere vorm: een proberend, tastend en nieuwsgierig onderzoeken via een literaire taal. Van den Broeck is vrij om alles deze unieke essays in te slepen: haar eigen liefdesleven, de barokke kerken van Borromini, mannen die een relatie hebben met hun 'real doll', utopisme, herinneringen aan haar Turnhoutse jeugd, de Wiener Staatsoper of de melancholie van de vervreemding (het 'maquette'-gevoel).
Legende
Sommige verhalen blijven stadslegende: was het inderdaad de architect, of toch de aannemer die zichzelf van het leven beroofde? Of stierf hij gewoon aan een longontsteking? Van den Broeck reist weliswaar naar Frankrijk, Wenen, Rome, Napels, Engeland en de VS om de 'waarheid' te achterhalen, maar vindt die zelden. Het gaat haar om de legende en om haar eigen reis. Langzaam omcirkelt ze de thema's die aan Waagstukken ten grondslag liggen. Ten eerste is dat de moeilijkheid die ze ondervindt om schrijven en leven te combineren: is het mogelijk om een kunstenaar van belang te zijn en tevens een gewoon sociaal en familieleven te leiden? En ten tweede: hoe pakt dit specifiek uit voor vrouwelijke kunstenaars? Van den Broeck is veel te slim om deze vragen hardop te stellen. Liever neemt ze haar lezer subtiel mee in een verhaal over The Glasgow Four: Charles Rennie Mackintosh, James Herbert MacNair en de zussen Margaret en Frances MacDonald, vier art-nouveaukunstenaars. De zussen kiezen voor de bescherming van het huwelijk, omdat 'vrouwen die bouwen' de 'gevestigde sekseorde' overhoop gooien. Frances MacDonald lijdt zozeer onder het 'persoonlijke conflict tussen kunst en huwelijk' dat zij zelfmoord pleegt.
Het openingsessay, over het zwembad in Turnhout dat dreigde weg te zakken in het moeras waarop het gebouwd bleek te zijn, kent dagboekachtige passages over een David Hockney-tentoonstelling in Parijs. Daaruit blijkt al hoe geweldig goed Van den Broeck kan kíjken; schrijven begint immers met kijken. Maar ze kan ook goed denken, en schakelt schijnbaar moeiteloos van filosofische mijmeringen naar journalistieke passages. In haar verfijnde stijl klinkt meermaals de dichter, in de regel 'Roodkoper op metaalskelet' bijvoorbeeld, waarmee ze niet alleen het godinnenbeeld op het postgebouw in Oostende beschrijft (de architect werd de toegang tot zijn eigen kunstwerk-in-wording ontzegd, waarna hij zelfmoord pleegde) maar ook de ontvelde knie van haar broer in de waterglijbaan aldaar - een motief dat terugkeert in een later essay. Alles is literatuur in Waagstukken, nergens wordt Van den Broeck academisch. Sommige verhalen, zoals over de zeventiende-eeuwse gedraaide kerktorenspits in het Noord-Franse Verchin, gesloten wegens instortingsgevaar, leunen sterker op anekdotiek dan andere, en hier en daar is het verband tussen alinea's over architect of gebouw en Van den Broecks eigen leven en gedachten erg losjes. Halverwege het boek plaatst Van den Broeck vaardig een ontroerende brief aan haar geliefde, waarin zij uitlegt waar het haar om te doen is, en wat zij daarvoor opoffert.
Perfectionist
Ze portretteert zichzelf als perfectionist, en linkt het perfectionisme van de kunstenaar aan diens grootste angst: 'de mislukking van zijn schepping als de mislukking van zichzelf'. Het scheppende heeft het destructieve al in zich, beweert ze, waarbij ze lichtvoetig verwijst naar krachten van de demiurg: de kunstenaar als schepper-god die maakt én vernietigt. In dit geval zichzelf vernietigt. 'Het kan niet allebei, schrijven en een heel leven, er moet iets kapot', schrijft ze.
De meeste gebouwen in Waagstukken stammen uit de (late) romantiek, maar het zijn niet alleen romantische denkbeelden over kunstenaarschap en falen die de besproken architecten tot zelfmoord drijven. Meermaals zijn de gebouwen hun tijd ver vooruit, en worden ze pas decennia later gezien als architectonische hoogtepunten, terwijl de onbegrepen architect 'existentiële afwijzing' onderging. Soms nekt financiële rampspoed de architect, want dat kunstenaars armoede moeten lijden is het bekende parool. Ook schaamte, roddel en achterklap kunnen de nekslag geven, of schuldgevoel, zoals in het geval van het Knickerbocker Theatre, een bioscoop in Washington waarvan in 1922 het dak instort door het gewicht van sneeuw; vijfennegentig doden drukken op het geweten van de architect. Van den Broeck schrijft het op als een spannend verhaal.
De beste stukken zijn die waarin het verhalende naadloos overgaat in het essayerende. Hoogtepunt is het verhaal over Pine Valley, een Amerikaans dorp en tegelijk golfclub waar vrouwen niet welkom zijn en superrijke mannen een paradijs voor zichzelf hebben geschapen. De bedenker heeft zichzelf van het leven beroofd omdat het gras niet wilde groeien op de arme zandgronden. Van den Broeck loopt urenlang tussen de pijnbomen om het hek heen dat haar letterlijk buitensluit, en maakt een prachtige en voor Waagstukken exemplarische tocht door haar gedachten, haar leven, haar vrouwelijkheid en haar kunstenaarschap.
De Arbeiderspers, 288 blz., 22,50 € (e-boek 11,99 €).
Jeanine Deckers
Prozadebuut van een jonge dichteres die eerder twee prijswinnende dichtbundels publiceerde. In 13 hoofdstukken verdiept zij zich in architecturale mislukkingen en dan vooral in die gebouwen waarvan de architect zelfmoord pleegde. Een persoonlijk verslag van haar zoektocht naar het verhaal achter 13 gebouwen, te beginnen met het zwembad uit haar jeugd, gekoppeld aan haar eigen leven en twijfels over het kunstenaarschap. Ze beschrijft met veel oog voor detail ontmoetingen met historici, bestuurders en bewoners en vraagt zich af op welk punt een fout groter wordt dan het leven zelf, of zo groot dat het leven zelf een mislukking wordt. De levensloop van de architecten krijgt meer aandacht dan hun architectuur. Het gaat over bekende gebouwen (zoals de Weense opera) en bekende architecten (zoals Francesco Borromini) maar ook over onbekende gebouwen en architecten. Over kerken, theaters, postkantoren, villa’s en musea in Europa en de Verenigde Staten. En over de Nationale Bibliotheek van Malta. Niet alle architecten bleken overigens zelfmoord gepleegd te hebben. Shortlist Boekenbon Literatuurprijs 2020. Prachtige uitgave.
Rob Schouten
ob/kt/05 o
Charlotte Van den Broeck (1991), veelbelovend Vlaams dichteres, kreeg voor haar twee eerste dichtbundels evenzovele prijzen, de Herman de Coninckprijs en de Paul Snoekprijs, en debuteert nu met een prozawerk 'Waagstukken'. Haar poëzie heeft iets hoogstaands, het is sensibel, intellectueel en belezen, echt iets voor highbrows, en dat geldt ook voor 'Waagstukken', waarin ze een opmerkelijke belangstelling aan de dag legt voor architecten die zelfmoord pleegden vanwege een mislukt bouwwerk. Ze beschrijft dertien van zulke gevallen maar er zijn er ongetwijfeld meer, zoals er überhaupt nogal wat kunstenaars zijn die hun falen niet onder ogen konden komen en zichzelf van het leven beroofden: te hoge ambities, frustraties, gebrek aan erkenning. Maar bij architecten speelt nog iets anders mee: ze hebben veelal een publieke functie en niet zelden betekent de mislukking van hun bouwsel dat instort, of wegzinkt, de dood van anderen, ze zijn of voelen zich 'schuldig'.
De falende architecten die Van den Broeck opvoert zijn niet allemaal even bekend, in feite kende ik er maar een bij naam, Francesco Borromini, de beroemde Zwitserse zeventiende-eeuwse barokarchitect die na tal van depressies inderdaad zelfmoord pleegde. Dat laatste geldt niet echt voor al die anderen, waarvan soms niet duidelijk of ze zich echt van het leven beroofden of dat dat maar beweerd werd. Werkelijkheid en mythe lopen hier vaak door elkaar. Het gaat Van den Broeck ook niet zozeer om die al dan niet vermeende zelfmoorden als wel om de kunst van het falen. Vaak bleken hun scheppingen naderhand meesterwerken, die echter door het publiek verworpen werden, ze durfden iets maar werden er niet voor beloond. Dat is het diepere thema van 'Waagstukken': niet beloonde creativiteit. En zelfs daar gaat het niet steeds over, zoals het verhaal van de achttiende-eeuwse Britse architect William Skinner illustreert: die had een fort gebouwd, Fort George, dat van de zee af niet gezien mocht worden maar toen hij de zee oproeide zag hij toch een schoorsteen boven de duinen uitsteken. Onverdraaglijk. Hij schoot zichzelf door het hoofd, maar niet heus. Het hele verhaal is een fabeltje, een tourist trap, maar wel een typerende die zegt: architecten die mislukken, plegen zelfmoord.
Intussen is dit zelfmoordboek, zo heel anders dan bijvoorbeeld Jeroen Brouwers boek 'De laatste deur', over suïcidale schrijvers, vooral ook een boek over de schrijfster zelf, je ziet haar op zoek gaan naar die monumentale gebouwen maar ook afdalen in haar eigen leven, werk en verleden. Dit is niet in de laatste plaats autobiografisch schrijven.
Voortdurend voel je dat ze het via die architecten eigenlijk ook over literatuur heeft, over haar eigen tomeloze inzet, ze schrijft nota bene ergens: "bij alles heb ik steeds het volmaakte voor ogen. Het onhaalbare steekt me aan: als het niet kan, wil ik het des te meer, roekeloos wil ik het, ongeacht de gevolgen." Dat klinkt niet alleen monomaan maar ook behoorlijk pretentieus; als er iets is wat je in dit proza kan ergeren dan is het die overweldigende ambitie: alleen het mooiste en het beste tellen. De schrijfster is zo iemand die als kind al te moeilijke boeken uit de bibliotheek haalt - ze vertelt het zelf. Wat dat betreft doet Van den Broeck mij een beetje denken aan Erwin Mortier en aan Margriet en Marente de Moor, met schoonheidsbeleving en esthetische verfijning bovenaan op het menu.
Die uitgesproken hoge greep, die Van den Broeck met haar architecten deelt, betekent ook dat schrijven voor haar niet zomaar een roeping is maar een volledige levensvervulling. Ze schrijft: "Stoppen met schrijven zou de grootste mislukking betekenen, een overrompelende teleurstelling, een fatale perspectiefwissel." Ik ken wel degelijk schrijvers die er diep in hun hart ook zo over denken, maar slechts weinig die het ook zo onomwonden durven op te schrijven.
Zo levert dit uitstapje naar een merkwaardige hoekje van de kunstgeschiedenis vanzelf ook een bijzonder kijkje in een bepaald soort kunstenaarsziel op, die van de totale overgave, van de illusie 'dat het wel kon, dat het niet dwaas is, iets te willen maken wat aan het alles raakt'. Een romantisch beeld van de scheppende kunstenaar waar je tegenwoordig, in onze zakelijker, opportunistische tijden, niet veel meer over hoort. Dat maakt Charlotte Van den Broecks werk ongewoon en kwetsbaar tegelijkertijd.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.