De kerk is fantastisch
Rik Torfs
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : TORF |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : TORF |
Peter Jacobs
ob/kt/25 o
Een roman van Rik Torfs, dat wekt verwachtingen, zeker als hij over politiek gaat. Het levert meteen ook de eerste ontgoocheling op: veel verder dan wat de meeste mensen hardop denken over 'de politiekers' komt Torfs in Het grote gelijk niet. Politici zijn postjespakkers en machtswellustelingen die na de verkiezingen nog zo weinig mogelijk uitstaans willen met het kiesvee.
Ook het verhaal waarin Torfs zijn hoofdpersonage, ingenieur Walter Holsters, stort, is er een dat elke tooghanger kan verzinnen: succesvol academicus wordt minister van Justitie voor de christendemocratische partij, doet het met zijn secretaresse, wordt door de pers gebrandmerkt als seksuele predator en wordt door de partijvoorzitter 'onvoorwaardelijk' gesteund, maar liefst zo snel mogelijk naar de uitgang begeleid om de partij te redden. Waar hebben we dat nog gezien?
Professor Rik Torfs stapte in 2010 in de politiek en was tot 2013 senator voor de CD&V. Het grote gelijk is fictie, geen sleutelroman of autobiografie, zegt hij, maar je vraagt je onvermijdelijk af of de schrijver in die periode niets heeft meegemaakt dat het skelet van zijn roman spannender of verrassender had kunnen maken.
Torfs stoffeert natuurlijk dat basisverhaal. De secretaresse die Holsters in zijn kantoor verleidt, is niet toevallig Ingrid, de vrouw van Olivier, zijn rivaal en kwelgeest sinds ze kleine jongens waren. Het lot en zijn politieke carrière brengen hen na vele jaren weer samen. De seks is meer dan een scharrel; de vrijpartij is een revanche van Walter op Olivier. Die verhaallijn wordt door Torfs gretig uitgediept. Al in de lagere school wilde Walter de slimste mens ter wereld zijn. Hij behaalde ook altijd de hoogste punten, maar werd in de schaduw gesteld en publiek vernederd door de briljante, assertieve en wereldwijze Olivier. Zijn hele jonge leven lang. De lezer voelt een dramatische, zelfs groteske finale aankomen, zeker nu ook vrouwen in dat kluwen verwikkeld zijn.
Tricky Dicky
Walters echtgenote Deirdre, de vrouw met wie hij een 'werkbaar' huwelijk (een huwelijk dat zich met het werk laat combineren) heeft, blijft trouw (en saai) op post, ook na zijn neergang. Tot kanker haar velt. Er is Karine uit Eisterlee, zijn eerste liefde, een caissière bij de Unic die hij uit zelfbehoud en misprijzen op een laffe manier aan de kant zet. En Cindy, de oncoloog, die onverwachts perspectieven biedt.
De woekerende jaloezie van Walter is vooral een alibi om het verleden op te rakelen, vanaf de jaren 60 tot vandaag. Holsters beschrijft enkele sterke scènes uit zijn schooltijd waarin Olivier hem de loef afstak. Hij kan niet laten daarbij ook het historische kader te schetsen en zijsprongetjes te maken naar de film, de literatuur, de beeldende kunst (Gauguin, Eddy van Vliet, Amadeus, La dentellière, Saramago, noem maar op). De geëtaleerde eruditie komt meestal geforceerd over. Holsters weet dat het onhebbelijk is - 'Hoor mij doceren', zegt hij zelf - maar hij gaat onverstoorbaar door.
De vreemde interventies die ons telkens weer bruusk van het verhaal afleiden, beperken zich niet tot weetjes. We krijgen en passant, stuntelig in het verhaal ingepast, korte betogen over de ontkerkelijking van Vlaanderen, het misbruik in de Kerk, het (katholiek) onderwijs, het celibaat, zelfs Hugo Claus en zijn euthanasie. We leren dat Nixon Tricky Dicky werd genoemd vanwege zijn vuile verkiezingscampagne (wat Holsters tot de nonsensicale kronkel inspireert: 'Hoe kon ik vermijden Richard Nixon te worden?'). We horen over een roman van Milan Kundera, die nog niet geschreven was in de tijd dat Holsters hem ter sprake brengt (ja, soms wordt het zelfs surrealistisch). Mei '68. Leuven Vlaams. We lezen sneren naar de 'persmuskieten', de academici, de 'professionals van de klimaatindustrie', de feministen.
Je moet ronduit briljant zijn, zoals Kundera, om dat allemaal in één geut in een boek te gieten en diepgang te geven. Die overdaad is een debutantenfout, maar al die elementen maken van dit boek steeds minder een roman. De geloofwaardigheid van de personages lijdt eronder; ze worden gedegradeerd tot stroeve handpoppen.
Tweet
Wie van Torfs' soms snedige interventies in het publieke debat, vooral op Twitter, houdt, wordt in dit boek tot aan de indigestie toe bediend; bijna op elke bladzijde valt een oneliner te onderstrepen. Holsters is op dreef. Soms is het betekenisloze tegeltjeswijsheid, soms een diepzinnig aforisme. 'IJdelheid maakt wie eraan ten prooi valt kleiner.' 'Ik zeg nooit wat ik denk. Behalve als niemand het merkt.' 'Professoren zijn ondernemers die niet failliet kunnen gaan.' 'Slimme vrouwen zijn mooier dan mooie.' 'De dood is bang van champagne.' 'Armoede bereikt een toppunt van tragiek wanneer ze een pak draagt.' 'Valse bescheidenheid is iets voor damesbladen.' 'Lichtheid is enkel ondraaglijk voor wie geen innerlijk leven heeft.' 'Boeken slagen waar schrijvers mislukken.'
Het sterkste element van dit verhaal is Walter Holsters, als je het met hem kunt uithouden. (Een personage hoeft niet sympathiek te zijn om een leeservaring onvergetelijk te maken.) Zijn bijtende, soms stuitende cynisme houdt ons scherp of stoot ons af. Hij is neerbuigend, hypocriet, superieur, arrogant, genadeloos, manipulatief en toch - of is dat vanzelfsprekend? - torst hij een minderwaardigheidscomplex. De machomanier waarop hij vrouwen steeds weer taxeert, is bedenkelijk, maar past bij zijn personage.
De wat bombastische stijl die Torfs hanteert, sluit hierbij aan. Zo nu en dan lanceert hij een spervuur van korte en elliptische zinnen, als met een mitraillette. Vaak stapelt hij de vragen tot bloedens toe op. De lezer moet vooral opletten dat hij zich niet murw laat slaan door zoveel retorische techniek.
En dan zijn er nog de wat bizarre, moeilijk te plaatsen elementen. Het geurspoor, bijvoorbeeld, dat urine en fecaliën door dit anders vrij deftige verhaal trekken, leidt op het eerste gezicht naar nergens. Het geeft Holsters wel een menselijk kinky kantje. Misschien is het een detail dat een psychoanalist kan uitvergroten.
Van Oorschot, 288 blz., 20 € (e-boek 10 €).
Sam De Wilde
ob/kt/22 o
Rik Torfs heeft een late roeping en komt op zijn 63ste met zijn romandebuut. Is het bij de opiniestukken van de columnist en kerkjurist de inhoud die weleens wrevel wil wekken, dan is het bij zijn eerste literaire worp vooral de stijl. De soms al te korte zinnen, het overmatige gebruik van dubbelepunten, de oeverloze uitweidingen, de schetsmatige karaktertekening en de uiterst slappe spanningsboog irriteren, maar niets staat het leesplezier zó hard in de weg als de vervelende stem van de verteller. Die stem behoort toe aan Walter Holsters, een briljante en onuitstaanbare ingenieur die minister van Justitie wordt voor de christendemocraten. Terwijl hij vakbondsafgevaardigden ontvangt en mijmert over het decolleté en de schoonheidsvlekjes van zijn secretaresse – pardon, personal assistant – denkt de megalomane macho terug aan zijn schooltijd en aan een halve eeuw nationale en internationale geschiedenis. Zoals dat weleens gaat bij debutanten, wil Rik Torfs te veel ineens. De voormalige rector van de KU Leuven probeert van ‘Het grote gelijk’ tegelijkertijd een filosofische coming of age-roman, een portret van een politieke paljas én een cultuurhistorische beschouwing te maken. De thema’s die hij daarbij de revue laat passeren, gaan van opportunistische politiek over #MeToo tot ongeneeslijke ziekten. Het resultaat is helaas minder dan de som van de delen, niet het minst omdat Torfs tussen al de gewichtigdoenerij door vergeet om een boeiend verhaal te vertellen. Waar de jeugdherinneringen van zijn hoofdpersonage nog met enig gevoel voor het juiste detail worden neergezet, blinken de scènes in het hier en nu uit in nietszeggendheid. Als we geloven dat men beter schrijft over wat men kent, dan kan mevrouw Torfs op haar twee oren slapen. Haar echtgenoot lijkt maar weinig te begrijpen van heimelijke verlangens naar andere vrouwen. Hij weet ze in ieder geval niet indringend te beschrijven. Het helpt niet dat Torfs zijn roman nodeloos verzwaart met Bijbelcitaten, pseudofilosofische uiteenzettingen en Wikipediaweetjes over vergeten dichters, schrijvers en Hollywoodfilms. Drie pagina’s over regisseur Martin Ritt en de Paul Newman-klassieker ‘The Long, Hot Summer’, ettelijke bladzijden over Pascal Lainés roman ‘La dentellière’ en een heel traktaa het katholieke bloed kruipt waar het niet gaan kan — over Paulus’ brieven aan de christenen van Thessaloniki en Korinthe. Zoals Torfs zelf schrijft over de talloze filosofische en poëtische bespiegelingen in ‘Het jaar van de dood van Ricardo Reis’ van Nobelprijswinnaar José Saramago: ze maken het boek ‘saai en bij momenten onleesbaar’. Het verschil? Torfs’ Portugese vakgenoot had vaak wél iets te melden over de condition humaine en deed dat doorgaans met een fijnzinnig gevoel voor taal, ritme en ironie. Torfs, daarentegen, lijkt met aftandse aforismen als ‘de dood spaart doden noch levenden’ vooral te solliciteren naar een baan als spreukenschrijver bij Bond Zonder Naam. Een uitspraak als ‘De dood is niet niets. Maar alles is ze evenmin’ kan diepzinnig lijken, maar betekent in feite weinig. Hoe dieper Torfs afdaalt in de ziel van zijn personage, hoe erger het wordt. Een desolate parkeergarage wordt ‘de buik van de walvis’ die tot tranen toe roert en zelfs het geluid van een lift weet een volstrekt onnozele overpeinzing te ontlokken: ‘De lift die komt en gaat. Elk vertrek is een nieuw begin. Of de weg ernaartoe. Nooit bereikt de lift zijn einddoel. Iedereen reist met hem mee, altijd naar ergens anders, nooit is de aankomst het einde.’ Dat is het soort literatuur dat je krijgt als je de begrippen ‘poëtisch’ en ‘pompeus’ verwart. ‘Het grote gelijk’ is een beproeving. Wie zich over het onhebbelijke karakter van het hoofdpersonage heen kan zetten, moet nog steeds afrekenen met de onhebbelijkheden van de auteur. Rik Torfs heeft literatuur met een grote L willen schrijven, maar hij had ondanks zijn late start beter eerst zijn vertellerstalent wat laten rijpen.
Sam De Wilde
ob/kt/22 o
Rik Torfs heeft een late roeping en komt op zijn 63ste met zijn romandebuut. Is het bij de opiniestukken van de columnist en kerkjurist de inhoud die weleens wrevel wil wekken, dan is het bij zijn eerste literaire worp vooral de stijl. De soms al te korte zinnen, het overmatige gebruik van dubbelepunten, de oeverloze uitweidingen, de schetsmatige karaktertekening en de uiterst slappe spanningsboog irriteren, maar niets staat het leesplezier zó hard in de weg als de vervelende stem van de verteller. Die stem behoort toe aan Walter Holsters, een briljante en onuitstaanbare ingenieur die minister van Justitie wordt voor de christendemocraten. Terwijl hij vakbondsafgevaardigden ontvangt en mijmert over het decolleté en de schoonheidsvlekjes van zijn secretaresse – pardon, personal assistant – denkt de megalomane macho terug aan zijn schooltijd en aan een halve eeuw nationale en internationale geschiedenis. Zoals dat weleens gaat bij debutanten, wil Rik Torfs te veel ineens. De voormalige rector van de KU Leuven probeert van ‘Het grote gelijk’ tegelijkertijd een filosofische coming of age-roman, een portret van een politieke paljas én een cultuurhistorische beschouwing te maken. De thema’s die hij daarbij de revue laat passeren, gaan van opportunistische politiek over #MeToo tot ongeneeslijke ziekten. Het resultaat is helaas minder dan de som van de delen, niet het minst omdat Torfs tussen al de gewichtigdoenerij door vergeet om een boeiend verhaal te vertellen. Waar de jeugdherinneringen van zijn hoofdpersonage nog met enig gevoel voor het juiste detail worden neergezet, blinken de scènes in het hier en nu uit in nietszeggendheid. Als we geloven dat men beter schrijft over wat men kent, dan kan mevrouw Torfs op haar twee oren slapen. Haar echtgenoot lijkt maar weinig te begrijpen van heimelijke verlangens naar andere vrouwen. Hij weet ze in ieder geval niet indringend te beschrijven. Het helpt niet dat Torfs zijn roman nodeloos verzwaart met Bijbelcitaten, pseudofilosofische uiteenzettingen en Wikipediaweetjes over vergeten dichters, schrijvers en Hollywoodfilms. Drie pagina’s over regisseur Martin Ritt en de Paul Newman-klassieker ‘The Long, Hot Summer’, ettelijke bladzijden over Pascal Lainés roman ‘La dentellière’ en een heel traktaa het katholieke bloed kruipt waar het niet gaan kan — over Paulus’ brieven aan de christenen van Thessaloniki en Korinthe. Zoals Torfs zelf schrijft over de talloze filosofische en poëtische bespiegelingen in ‘Het jaar van de dood van Ricardo Reis’ van Nobelprijswinnaar José Saramago: ze maken het boek ‘saai en bij momenten onleesbaar’. Het verschil? Torfs’ Portugese vakgenoot had vaak wél iets te melden over de condition humaine en deed dat doorgaans met een fijnzinnig gevoel voor taal, ritme en ironie. Torfs, daarentegen, lijkt met aftandse aforismen als ‘de dood spaart doden noch levenden’ vooral te solliciteren naar een baan als spreukenschrijver bij Bond Zonder Naam. Een uitspraak als ‘De dood is niet niets. Maar alles is ze evenmin’ kan diepzinnig lijken, maar betekent in feite weinig. Hoe dieper Torfs afdaalt in de ziel van zijn personage, hoe erger het wordt. Een desolate parkeergarage wordt ‘de buik van de walvis’ die tot tranen toe roert en zelfs het geluid van een lift weet een volstrekt onnozele overpeinzing te ontlokken: ‘De lift die komt en gaat. Elk vertrek is een nieuw begin. Of de weg ernaartoe. Nooit bereikt de lift zijn einddoel. Iedereen reist met hem mee, altijd naar ergens anders, nooit is de aankomst het einde.’ Dat is het soort literatuur dat je krijgt als je de begrippen ‘poëtisch’ en ‘pompeus’ verwart. ‘Het grote gelijk’ is een beproeving. Wie zich over het onhebbelijke karakter van het hoofdpersonage heen kan zetten, moet nog steeds afrekenen met de onhebbelijkheden van de auteur. Rik Torfs heeft literatuur met een grote L willen schrijven, maar hij had ondanks zijn late start beter eerst zijn vertellerstalent wat laten rijpen.
Mick K. Zwart
Walter Holsters vindt dat hij zijn ministerschap heeft verdiend en kwijt zich zelfgenoegzaam van zijn taak. Meer is hij bezig met zijn secretaresse, Ingrid, de vijftien jaar jongere vrouw van zijn jeugdvriend en rivaal Olivier. Ondertussen verliest hij zich in overpeinzingen over het verleden. Met artikelen, boeken, films, personages en museumstukken als kapstok beschouwt hij soms kritisch soms meer emotioneel de algemene geschiedenis en zijn eigen acties van de voorbije decennia. Als hij beschuldigd wordt van aanranding en zijn vrouw ziek wordt, brokkelt zijn opgebouwde leven snel af en raakt hij steeds meer verstrikt in reflecties op zijn acties en gebeurtenissen uit het verleden. Fictiedebuut van Vlaamse hoogleraar, kerkjurist, politicus en columnist (1956). Beschouwende roman waaruit kennis van zaken, een beetje humor en zelfspot op eigen achtergrond en werkveld van auteur blijken. Zorgvuldig geschreven, geredigeerd en vormgegeven maar met een tergend langzaam tempo en een hoofdpersoon die wel heel erg passief in het leven staat.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.