Zussen : roman
Daisy Johnson
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Koppernik, © 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : JOHN |
Drs. I.H. Jellema
Na de verhalenbundel ‘Veenland’ komt de Britse auteur (1990) met haar eerste roman (Man Booker Prize shortlist 2018) die teruggrijpt op klassieke mythologie (Oedipus) en Britse folklore (watergeesten) gesitueerd in het hedendaags Oxfordshire. Gretel is een lexicograaf, geboren en getogen op een kanaalboot (narrowboat) nadat haar zwervende moeder Sarah op het jaagpad een vreemdeling aanklampte. Ze wordt later door Sarah in de steek gelaten en komt in pleeggezinnen, maar Gretel heeft altijd naar Sarah gezocht. Dan krijgt ze een telefoontje van haar moeder, die aan het dementeren is. In flarden vertelt Sarah haar levensverhaal en dat van een andere rivierbewoner, de jongen Marcus die een tijdje bij hen was. De herinneringen aan deze aparte wereld waarin verhalen (in het jargon van de schippers) over de Bonak, een dreigend gevaar vanuit de rivier, die nog steeds Gretel’s dromen beheersen, brengen hen weer samen. In afwisselende hoofdstukken, elk vanuit een ander perspectief en verteltrant worden we meegenomen naar deze waterwereld. Complex en fascinerend.
Yolanda Entius
em/ov/16 n
Het bos, de rivier, het water, de bodem, het veen, de oever, wortels, honger, hitte, kou, vermoeiheid, muggen, muggebulten, een tentje in het wild, vader, moeder, geesten, een monster... Zowel 'Geestgrond' van Sarah Moss als 'Onder het water' van Daisy Johnson spelen zich heel nadrukkelijk af in een vrijwel afgesloten universum in de natuur, of aan de rafelranden van de beschaving. In beide boeken zit de hoofdpersoon gevangen in extreem conservatieve dan wel juist uiterst onorthodoxe gezinsverbanden. En buiten, in het moeras of tussen wal en schip, loert de angst in de vorm van een imaginair wezen: een veenlijk uit het verleden, of een watermonster.
In beide romans (tot slot van deze lijst met overeenkomsten) wordt de lezer meegenomen in een wereld waarin echt en onecht, werkelijkheid en inbeelding door elkaar gaan lopen. Maar het verschil in de manier waarop dit gebeurt en de mate waarin ze daarin slagen kon niet groter zijn.
'De bonak is hier' lezen we op de derde pagina van 'Onder het water'. Het is een onheilspellend waterdier dat, in de (zelfverzonnen) taal van Gretel en haar moeder Sarah, zo echt is als angst maar zijn kan. Later in de roman heet hij, in het vocabulaire van ene Marcus, de 'kanaaldief', want 'hij nam wat hij wilde, hij woonde in het water maar was eruit gekomen om haar over het droge achterna te zitten'.
Gretel is 32 en werkt als lexicograaf aan het lemma 'breken' als er nieuws is over haar moeder Sarah die haar zestien jaar terug van het ene op het andere moment verlaten heeft. Ze stapte in een bus en verdween voorgoed uit beeld. Gretel vindt haar terug bij de rivier waar ze de eerste dertien jaar van haar leven in afzondering vrijwel alleen met Sarah heeft geleefd. 'Dit is jouw verhaal,' - de roman leest als een lange brief van Gretel aan haar moeder - 'een paar leugens, een paar verzinsels, en dit is het verhaal van de man die mijn vader niet was en van Marcus die, aanvankelijk, Margot was (...) en van mij.'
Meteen al in de opening legt Johnson haar kaarten op tafel: Vrijwel niemand in dit verhaal is wie hij of zij lijkt of denkt te zijn. Jongens zijn meisjes, of andersom, vaders geen vaders, en moeders misschien wel geen moeders (als ze hun kinderen verlaten). In die eerste hoofdstukken waarin Johnson voorwaarts en weer terug gaat door de tijd, loodst ze de lezer, als een ruiter zijn strak gedresseerde paard, door haar verhaal, en at ik uit haar hand. Geheimzinnig, mysterieus maar ook heel aards. En dan zo'n moeder die als een verwilderde Joanna Lumley - zónder hakken en make-up , mét vet op de dijen - zomaar voor zichzelf kiest.
Maar dat kloeke beeld begint, zodra 'de raadsels' worden opgelost, te kantelen. De 'antwoorden' die Johnson voor ons in petto heeft zijn ongeloofwaardig en, doordat ze de plot baseert op een overbekende mythe, voorspelbaar. En als ze Gretel tegen een echtpaar dat hun verloren kind op het spoor is, laat zeggen dat ze erheen moeten gaan - 'Misschien kunnen jullie het dan beter bevatten. Vinden jullie een soort catharsis.' - ben ik weg. Aan de vertaling van Callas Nijskens lag het niet. Het waren al die verloren, gevonden, weggelopen en hervonden kinderen, én die bonak. Mijn geloof erin - én in Gretels geloof erin - werd zwaar op de proef gesteld. In een kort verhaal waarin veel wordt overgelaten aan de verbeelding, kan ik zo'n bonak wel hebben, maar op de lange roman-duur wordt hij kinderachtig. Maar misschien moet je er gewoon van houden.
'Ghost Wall', door Tjadine Stheeman mooi vertaald naar 'Geestgrond', opent met een gruwelijke scène waarin een jonge vrouw - naakt en gekneveld - het moeras in wordt gedreven. "Het is de kunst om haar vast te houden op de plek die ze nu betreedt, aan de rand van de veenpoel, in de tijd en ruimte tussen leven en dood, te laat om terug te keren naar de levenden, maar ook nog geen tijd, nog niet - dat zal nog even duren - om volledig dood te zijn." Ook bij Moss zit je meteen op het puntje van je stoel. Het veen, de bossen, de duisternis, een naar binnen gekeerde groep, een krankzinnig experiment; ik moest denken aan The Blair Witch Project, de horrorfilm uit 1999.
Sylvie en haar ouders - zij: dociele huisvrouw, hij: buschauffeur - doen mee aan een archeologisch experiment van een professor en diens studenten, waarbij ze in de bossen van Northumberland het leven van de veenbewoners uit de IJzertijd naspelen. Dat houdt in dat ze in vormeloze tunieken op al even vormeloze en onhandige mocassins voedsel zoeken in de natuur: van het rapen van bessen, plukken van paddestoelen en het uitgraven van wortels tot het vangen van vissen en konijnen, die in pannetjes op het vuur tot oneetbare stoofpotjes worden bereid. En nadat je 's avonds met uitgekookte schedeltjes op palen een 'geestenwering' hebt gezet, slaap je in een tent of, zoals Sylvie, met je ouders in een hut. Eigenlijk wilde ze liever, net als studente Molly, in een tent, zodat haar ouders wat privacy hebben 'maar papa had geen behoefte aan privacy, hij wilde kunnen zien wat ik uitspookte'.
Het is een grotesk toneelstuk dat een zomerlang wordt opgevoerd, en dat (met dat veenoffer in het achterhoofd) wel fout moet aflopen, maar Sylvie's vader gaat er met ijzingwekkend fanatisme in op. Mannen zijn (nog/weer) mannen en vrouwen vrouwen, en zo moet het ook eigenlijk zijn. De vrouwen gaan op voedseljacht. "Dat stond eigenlijk niet eens ter discussie: mama deed wat ze altijd deed, wat dat ook was, en de jongens gingen mee met papa en de prof en wat zij deden was belangrijk." Molly ziet dat scherper: "Of zouden de vrouwen uitsluitend bezig zijn geweest met voedsel zoeken en koken zodat de mannen met lego konden spelen en trommelen en tegen de maan te huilen?" Molly's soms openlijke spot zorgt voor hevige onrust bij Sylvie, die vreest voor de 'leren IJzertijd-riem' van haar vader. En dit keer, als hij haar betrapt heeft terwijl ze haar ontblote bovenlijf wast in de rivier, 'duurde het langer dan anders, alsof de buitenlucht hem meer energie gaf, alsof de omgeving hem beviel.'
In 170 pagina's zuigt Moss je mee in Sylvie's moeras waar ze, net als dat veenoffer, gevangen zit tussen dood en leven. Zelfs plassen zorgt voor paniek. Want ze is in pyjama en dat 'telde als halfnaakt'. 'Mijn gedachten begonnen te fladderen, mijn geest was als een vogel die telkens tegen een raam vloog. Rustig dacht ik, ga gewoon plassen in het bos en dan weer terug naar bed, simpel.' Sylvie, die de angst in haar voelt stijgen 'als water in een kan', is op de vlucht voor het veenoffer, maar wordt er - en dat maakt het pas echt gevaarlijk - ook door aangetrokken want 'mensen offeren alleen iets dierbaars'.
Van meet af aan vrees je dat Sylvie ook letterlijk zo'n zompige poel in moet. Maar, dacht ik, dat gaat niet lukken. Hoe zou zij, Moss, dat op een geloofwaardige manier voor elkaar moeten krijgen? Nou zo: door dicht bij Sylvie te blijven en precies op de grens tussen feit en fictie te balanceren, en mij, met ingehouden adem toe te laten kijken.
Sarah Moss, Geestgrond. Vert. Tjadine Stheeman Orlando; 176 blz € 21,50.
Daisy Johnson, Onder het water. Vert. Callas Nijskens Koppernik; 280 blz € 22,50.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.