Helden : de grote avonturen uit de Griekse mythologie
Stephen Fry
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Thomas Rap, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : FRY |
Alexandra De Vos
te/ep/27 s
Je zou het met alle Brexitperikelen bijna vergeten, maar ooit waren de Britten een trots volk. Van Shakespeare tot Lord Nelson, van Oscar Wilde tot Monty Python: Groot-Brittanië had talent in huis, en de wit waarop elke goeie BBC-comedy teert. In de eenentwintigste eeuw is de spoeling dunner geworden. Wie, behalve het groene orakel David Attenborough, kan zich tot national treasure kronen? Wiens naam wordt met bewondering uitgesproken door tieners en oma's, door post-punkers én door de leraar Latijn? We zeggen het maar meteen: Stephen Fry.
U weet wel, de media-persoonlijkheid die altijd welbespraakt is, altijd witty, die alles weet. Fry begon in de jaren '80 als comedy-duo met Hugh Laurie. Hij speelde Oscar Wilde op het witte doek, hij presenteerde de ironische quiz QI en maakte documentaires over Amerika en manische depressie. Stephen Fry is zo Brits als maar zijn kan, al was zijn moeder Joods. Hij is ook zo gay als maar zijn kan, een gentleman die tegen schenen schopt. Hij is de Oscar Wilde van de eenentwintigste eeuw.
Puberverdriet
Je kan natuurlijk geen Oscar Wilde zijn zonder je zielenroerselen op papier te zetten - en ook dàt kan Fry. Zie Een Jongensleven, Fry's kostschoolmemoires uit 1997 die een Nederlandse vertaling kregen. Het zijn 400 pagina's kinderstreken en puberverdriet. Het is een relaas van 'Sturm, Drang, rampspoed en mijzelf te schande maken', want ook slimme jongens uit nette gezinnen liggen met zichzelf in de knoop. De jonge Stephen was geen braaf Engels jongetje in een tweed colbertje, maar een hebzuchtig, doortrapt watje - een 'waanzinnig egocentrische blaag'.
Al is het moeilijk geen genegenheid te voelen voor het rotjoch in Fry's relaas. Want wat wil de kleine Stephen, wat wil elk kind dat op zijn zevende driehonderd kilometer van huis op een prep school gedropt wordt? Hij wil liefde. Hij wil erbij horen. Maar hoe doe je dat als je astma hebt, en de schooldirecteur stuurt je het bos in, waar er dode mollen zijn, en maden en paardenvliegen? Niet alleen lokt de plaatselijke fauna hevige hoestbuien uit, het eten-of-gegeten worden van de natuur jaagt Stephen een panische angst aan. 'Deze afstotelijke, vijandige en harde wereld was niet voor mij gemaakt, en ik niet voor deze wereld.'
Is het platteland angstaanjagend, niets kan het halen bij de weerzinwekkendheid van hét prestige-gebeuren op kostschool: Sport. Zwemmen, rugby, hockey. Een gezonde geest in een gezond lichaam. Wat de jonge Stephen ook is - gezond is hij niet. Slim ja, hij leest Sherlock Holmes en P.G. Wodehouse en kan het kruiswoordraadsel in TheTimes oplossen, maar slim is voor mietjes. 'Gezond' is het wachtwoord van de mannelijke jongens, van de club waarvan Stephen nooit lid zal worden, 'de club buiten wiens deuren ik stond te sneren terwijl ik diep vanbinnen jankend van zelfwalging toekeek hoe de uitverkoren leden fluitend, vrolijk en zelfverzekerd door de draaideur naar binnen zwierden.'
Bipolair
Een van die uitverkoren jongens is Matthew, blond, engelachtig, en Stephens eerste grote liefde. Het is een liefde die haar naam niet durft te zeggen, want niets is zo hatelijk als flikkergedrag. Seksueel getinte spelletjes mogen, maar affectie voor iemand van het eigen geslacht: ho maar. Wat de jongens echt op stang jaagt, is niet seks, het is liefde. 'Dat allervreeswekkendste van alle menselijke ideeën.' E. M. Forster schreef het al: Engelse kostschooljongens stappen het leven in met goed ontwikkelde lichamen, een redelijk ontwikkeld verstand en een onontwikkeld hart.
Verstoken van een uitlaatklep voor zijn passie gaat het met Stephen van kwaad naar erger. Gapte hij als kind al geld om snoep te kopen, als puber wordt hij doortrapter. Hij steelt van oma's en klasgenoten. Hij reist - nadat hij van school getrapt is - met gestolen creditcards door het land. Zijn bad trip eindigt met een overdosis pillen, en het cachot. Alleen de vergevingsgezindheid van de maatschappij en een liefde voor taal en acteren redden de jonge Stephen van galg en rad. Pas jaren later kwam het besef dat een bipolaire stoornis Fry's 'criminele' gedrag uitlokte. Maar toen was Een jongensleven al geschreven.
En het werd geschreven met alle passie, alle smeulende frustratie van die vroege dagen. En, we moeten eerlijk zijn, met alle breedvoerigheid van de causeur die zichzelf graag bezig hoort. Want ook dàt is Fry: een performer die leeft bij gratie van het publiek. Zijn woordenstroom rolt weleens een zijweg in om dan in haarspeldbochten terug te keren. Maar is dat erg als de schrijver zo gul is met emotie en zo witty en welbespraakt?
Zelf noemde Fry zijn kostschoolrelaas ' pathetic'. Veel sympathie verwachtte hij niet, want de sores van een schooljongen halen het niet bij verhalen van kindermisbruik of proletarische armoede. Maar het is net dat inkijkje in een traditioneel Britse opvoeding dat de lezer fascineert. En wie kan zich niets voorstellen bij onderdrukte verlangens, bij de impuls om grenzen te overtreden? We zijn allemaal hopeloos verliefd geweest, we hebben allemaal wel iets gestolen. 'Elke heilige heeft een verleden en elke zondaar heeft een toekomst', schreef Fry's idool Oscar Wilde. Dat was het perfecte motto geweest voor deze memoires. Van doortrapt watje naar nationale held, Fry heeft een mooi parcours afgelegd.
Vertaald door Henry Corver, Thomas Rap, 430 blz., 22,99 € (e-boek 12,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Moab is my washpot'.
Aleid Truijens
ob/kt/26 o
Je kunt het je nu nauwelijks voorstellen, maar dat Stephen Fry, een 7-jarig moederskindje, door zijn liefhebbende ouders naar een kostschool werd gestuurd, 300 kilometer verderop, was doodnormaal in Engeland in de jaren zestig van de vorige eeuw. Tenminste, voor de upper middle class. Om toegelaten te worden tot een chique privéschool - met onnavolgbare logica public school genaamd - moest je nu eenmaal eerst naar een goede voorbereidende school. Bovendien was zo'n kostschool door ijzeren tucht, lijfstraffen, een verstikkende groepsdwang en een overmaat aan sport zeer karaktervormend voor de aankomende elite. Voor de kleine Stephen, een hinderlijk slim buitenbeentje dat sport haatte, was het de hel. Hij verbleef er tot zijn 16de, toen hij van school werd getrapt.
Stephen Fry (1957), acteur, regisseur, comedian en documentairemaker, is vóór alles schrijver. Zijn verliefdheid op de taal, zijn drang om te verleiden met woordgrappen, anekdotes, idiote uitweidingen en bijtende ironie, is de basis van al zijn talenten. Dat blijkt uit het weergaloze Moab is My Washpot - een bijbelse verwijzing naar 'schoonwassen' -, Fry's memoires over de eerste twintig jaar van zijn leven. Je hóórt zijn fraaie, hyper-Britse stemgeluid (Blackadder!), maar ook zonder stem is elke zin, vierhonderd bladzijden lang, een genot.
Het boek is nu pas in het Nederlands vertaald onder de fletsere titel Een jongensleven. Dat het 21 jaar oud is, zet uitgever Thomas Rap er niet bij in de brochure. Het is een goede vertaling, dat wel. Henny Corver heeft uitstekende oplossingen gevonden voor de verbale acrobatiek van Fry.
Of het nu baldadigheid was, het gemis van zijn ouders, aandachttrekkerij, verlangen naar straf of de worsteling met zijn 'anders zijn' - pas als puber snapt hij dat hij homo is -, dat weet zijn volwassen versie nog steeds niet precies. Maar dat de jongen lelijk ontspoort, is zeker. Het begint met het jatten van snoep of boeken, dan geld uit de jassen van zijn vriendjes en het eindigt met sluwe creditcardfraude.
Een tijdlang zwerft de verbannen scholier van hotel naar hotel, copieus dinerend in mooie pakken, onderweg stelend. Fry schrijft het op met plezier én gloeiend van schaamte: 'Een van de schandelijkste van de vele schanddaden die zouden volgen, was dat ik uit de tas van de oma van de organisator van de Paradox-party haar pensioengeld ontvreemdde. Een erger vergrijp bestaat nauwelijks.' Tot hij tegen de lamp loopt en in een jeugdgevangenis belandt. Hij raakt in een depressie en doet een zelfmoordpoging. Dat is het keerpunt. Hij zal zijn leven beteren, diploma's halen en een keurige kunstenaar worden. Zijn jeugd zal een goudmijn blijken: met smaak citeert Fry uit eerdere succesnummers, zijn autobiografische romans.
Soms is Fry diep serieus. Mooi zijn de observaties over het geliefde verschijnsel camp, dat volgens hem niets met kitsch of travestie te maken heeft. 'Camp zit niet in rugby. Camp zit niet in het Oude Testament. (...) Camp verkiest stijl boven stijlvol. Camp is ongezond. Camp is niet Engels, verdomme.'
Dramatisch hoogtepunt is de ontdekking van de liefde. Op zijn 14de ontmoet Stephen de overrompelend mooie jongen die altijd het ijkpunt zou blijven. Dante had Beatrice, Reve zijn Meedogenloze Jongen, Fry had Matthew. Hij ziet hem langslopen in een rij jongens en houdt op slag van hem. Later hebben ze seks, maar hij blijft onbereikbaar. Seks vindt Fry niet interessant; het is liefde waarnaar hij hunkert. Opmerkelijk is dat de kostschooljongens bij gebrek aan meisjes onbekommerd stoeien en aan elkaars stijve zitten, maar dat een arm om iemand heen slaan geldt als 'mietjesgedrag'.
Fry, zowel de jonge als de oude, komt overal mee weg. Je kunt het charme noemen, of wit, maar het is vooral genadeloze zelfkennis die dit boek zo onweerstaanbaar maakt. Het enige nadeel is dat alles wat je erna leest ineens zo verschrikkelijk saai geschreven is.
Sam De Wilde
us/ug/27 a
Stephen Fry moest eerst de halve Griekse mythologie succesvol van verse kwinkslagen voorzien in ‘Mythos’ en ‘Helden’, vóór iemand in het Nederlandse taalgebied op het idee kwam om ’s mans jeugdherinneringen eindelijk eens in een fatsoenlijke vertaling te gieten. ‘Moab Is My Washpot’, over de eerste twintig jaar van zijn leven, heeft de acteur, comedian en schrijver al in 1997 geschreven. Dat heeft tot gevolg dat hier en daar een naam weerklinkt die niet meer bij iedereen een belletje zal doen rinkelen (Bob Monkhouse, iemand?), maar ‘het relaas van een gevoelig plantje dat moeite heeft zich staande te houden in het robuuste struikgewas van een Engelse public school’ ontroert, inspireert en creëert vlot en overdadig melkzuur in de lachspieren. Niemand beseft beter dan Stephen Fry dat zijn verhaal over een ‘middle class-kind op een middle classkostschool in Middle England’ even stijf staat van de uitgekauwde clichés als van de puberale verlangens, maar niemand is beter geplaatst dan hij om de door zijn literaire voorgangers doodgeschreven scènes grappend opnieuw tot leven te wekken in een geheel eigen stijl. Welke andere autobiograaf begint een pagina’s lange tirade tegen de ‘brullende, bulderende, brute, tribale shit’ die we sport noemen met de melding dat hij nog liever met een ananas geneukt wordt dan ‘de onuitsprekelijke gruwel van sporten’ te moeten ondergaan? En welke andere auteur omschrijft het ochtendritueel van een ontwakende slaapzaal als een kluwen van jongens die ‘schuimbekten van tandpasta en ochtendhumeur’?
Wie gehecht is aan de geplogenheden in de Britse kostschoolliteratuur, zal niet teleurgesteld zijn. De ontgroeningsrituelen, de stokslagen, de okselscheten, de ontluikende gevoelens en zowel de hufterige als de meevoelende leerkrachten zijn allemaal aanwezig, en Fry omschrijft ze met de hem kenmerkende mengeling van zelfbewust sentiment en spitante humor. De meanderende terzijdes over muziek, hypocrisie en sodomie die hij als sinaasappelsorbet tussen de gangen door serveert, moet de liefhebber van het klassiekere kostschooldrama maar netjes mee binnenlepelen. Meer nog dan een ode aan vervlogen tijden, intense liefde en zichzelf heeft Stephen Fry met ‘Een jongensleven’ een huldeblijk geschreven aan de taal, zijn geliefdste werkinstrument sinds hij in aanraking
ALAMY
kwam met het oeuvre van Vivian Stanshall, P.G. Wodehouse en Conan Doyle. Zelfs wie geen enkele interesse heeft in het Britse kostschoolleven van het begin van de jaren 70, wie zichzelf niet tot de uitstervende soort der anglo?elen rekent en niet meer heel precies weet wie die hele Fry nu ook alweer was, kan ‘Een jongensleven’ louter lezen om een intellect aan het werk te zien dat zichzelf niet al te serieus neemt, maar speels en gretig in het geheugen duikt om met de aldaar gevonden parels een snoer van erudiete, bijwijlen onzedige maar altijd grappige gedachten te maken. Fry maakt liever een woordspeling te veel dan een taalgrap te weinig, maar probeer het hem maar eens kwalijk te nemen wanneer net die speel- en speldrift leidt tot scènes waarin de lagere vormen van de menselijke soort die in onze contreien bekendstaan als de turnleerkrachten, omschreven worden als ‘nauwelijks geletterde pithecantropoïden met T-shirts en navy-trainingsbroeken’. In zijn dankwoord vermeldt Fry zijn ouders, van wie hij denkt dat ze ‘Een jongensleven’ met ‘kromme tenen en gepijnigde blikken’ hebben gelezen, maar op een blonde jongeling na worden weinigen met evenveel liefde bejegend als vader en moeder Fry. In de herinneringen van de inmiddels 62-jarige Brit staat zijn moeder ’s ochtends nooit gewoon glimlachend in de keuken, maar wel ‘zoals gewoonlijk breed lachend als een boomkikker die onder zijn voetjes wordt gekriebeld’. De lezer die bij ‘Een jongensleven’ niet hetzelfde ervaart, moet wel een heel koele boomkikker zijn. De anderen kunnen zich verheugen in het feit dat met ‘De Fry Kronieken’ al een vertaling van de vervolgverhalen bestaat.
*****
Drs. G. van Aken
Jeugdherinneringen van het Britse multitalent Stephen Fry (1957) over de periode van zijn zevende tot zijn twintigste jaar. Het eerste deel, van zeven tot twaalf jaar, is ondanks pesterijen, vernederingen en lijfstraffen op de kostschool nog vrij idyllisch, maar in de middelbareschoolperiode wordt het grimmiger en pijnlijker, met wangedrag culminerend in verwijdering, diefstal, oplichting en uiteindelijk drie maanden gevangenisstraf. Ook worstelt hij dan met zijn homoseksualiteit, die hem eenzaam maakt, al maakt hij wel zijn eerste grote liefde mee. Daarna gaat het veel beter, beschreven in het vervolg 'De Fry kronieken' (2011)*. Fry vertelt zijn verhaal op zijn bekende manier: licht, ironisch, met intellectuele uitweidingen en gedachtesprongen, kortom charmant-irritant. En heel geestig. Openhartig, maar niet obsceen of expliciet. Aanbevolen.
Inge Schilperoord
te/ep/14 s
Wat is de essentie van kunst? In zijn autobiografische 'Een jongensleven' beschrijft Stephen Fry op onnavolgbare wijze de plotselinge, aardverschuivende revelatie die hij hier op 14- jarige leeftijd over krijgt. Met een schok ziet hij voor de eerste maal de Absolute Schoonheid. Hierna zal zijn wereld nooit meer dezelfde zijn.
Een kunstenaar, schrijft hij, laat je op een nieuwe manier kijken. "Matisse bijvoorbeeld laat je iets aan een appel zien wat je nooit eerder was opgevallen, maar wat je voortaan in elke appel zult herkennen. Zo zou ik vanaf dat moment voor altijd in staat zijn schoonheid, ware schoonheid, te zien in vertrouwde dingen in mijn omgeving."
Maar het object van schoonheid dat hem op een heldere septemberdag op Uppingham kostschool van zijn sokken blaast is geen schilderij. Geen Shakespeare, geen Beethoven. Het is de eerste aanblik van de 13-jarige eersteklasser Matthew Osborne. Fry's eerste liefde. Van Osborne's achterhoofd, het boordje van zijn jasje en "de V van visgraatsgewijs ingeplante haar-tjes die daarboven langs het holletje van zijn nekspieren groeien."
Er zijn weinig schrijvers die dergelijke ervaringen zo gedetailleerd, lyrisch en vol overgave, kunnen beschrijven zonder te vervallen in een zekere pathos die op den duur gaat vervelen. Fry niet.
Woord voor woord blijft hij ruim 400 bladzijden lang juist boeien en prikkelen. Zijn manier van schrijven heeft iets verslavends. Je wilt maar blijven doorlezen.
De Britse acteur, journalist, dichter, comedian, tv-presentator en filmregisseur Stephen Fry is dan ook een verteller pur sang. 'Een jongensleven', oorspronkelijk gepubliceerd in 1997 onder de mysterieuze titel 'Moab is my Washpot' was in Engeland een groot succes. In de nieuwe editie legt Fry overigens de betekenis van de titel uit, die voortkomt uit een psalmtekst.
De vraag blijft waarom het twintig jaar heeft geduurd eer er een Nederlandse vertaling is gekomen. Durfde niemand het aan? Dat laatste is voorstelbaar. Want 'Moab is my Washpot' is een zeer Brits boek. Fry deelt hierin zijn herinneringen aan de grofweg eerste 20 jaar van zijn leven. Het overgrote deel hiervan speelde zich af op de chique boarding schools die hij vanaf zijn zevende levensjaar, zoals normaal in die tijd, bezocht. De rituelen, mores en tradities op deze scholen zijn uitermate Brits. Je leerde er Shakespeare, Yeats en cricket.
Maar het gaat natuurlijk vooral om de taal. Fry's volstrekt originele, rijke, soms gekke woordkeuze, en zijn hier onlosmakelijk mee verbonden humor, die Britser dan Brits is.
Wie bekend is met Fry's werk kan niet anders dan de echo van zijn Engelse woorden in de Nederlandse vertaling horen doorklinken. En dat kan wel eens wringen.
Voor een fan die Fry's zo typische stemgeluid en bassende, upper middle class intonatie, zoals bekend uit Blackadder of Fry and Laurie, in zijn hoofd hoort klinken zal het even slikken zijn om bijvoorbeeld te lezen over 'mijn wasbekken' in plaats van 'my washpot.' Dit ondanks dat de vertaling ontegenzeggelijk goed is.
Maar, oké, dat is de vorm. En ook al zijn vorm en inhoud bij een boek als deze moeilijk te scheiden, toch kan niet worden ontkend dat de inhoud van dit boek in iedere taal formidabel is.
Passend bij Fry's enorme veelzijdigheid, eruditie en zijn even scherpe als sensitieve geest wisselt hij leerzame en hilarische stukken af met intieme ontboezemingen, slapstick met poëzie. Soms richt hij zich opeens direct tot de lezer. Andere keren zoomt hij juist helemaal uit om een meer abstracte bespiegeling te geven die je aan het denken zet. Bijvoorbeeld over de maatschappelijke omgang met mannelijke homoseksualiteit. Want waarom gaan argumenten tegen homoseksualiteit altijd gepaard met verwijzingen naar bijvoorbeeld sodomie? Dit terwijl heteroseksualiteit nooit gelijk wordt geschakeld aan slechts seksuele handelingen. Interessant in dit opzicht is overigens (ook) de seksuele omgang van de kostschooljongens met elkaar. Gedreven door testosteron maar zonder toegang tot meisjes wordt er flink wat af gerotzooid. Maar wie openlijk gay is, wordt toch raar aangekeken.
In psychologisch opzicht is aan 'Een jongensleven' ook veel te beleven. Fry is openhartig en soms schrijnend eerlijk in hoe hij zijn jonge zelf en zijn eigen, soms deviante, ontwikkeling bekijkt. Hij vervalt nooit in makkelijke psychologische verklaringen die hem zouden vrijpleiten van zijn eigen vroegere wandaden. Zoals zijn dievenbestaan. Snoepjes gappen eindigde bij Fry met diefstal van creditcards en de jeugdgevangenis.
Maar waar Fry ook over schrijft, hij is een kunstenaar. Want wie 'Een jongensleven' dichtslaat heeft zo'n geweldige, kleurrijke reis gemaakt dat de wereld nooit meer quite the same zal zijn.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.