De levenden herstellen
Maylis De Kerangal
Maylis De Kerangal (Auteur), Jan Pieter van der Sterre (Vertaler), Reintje Ghoos (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : DEKE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : DEKE |
Marijke Arijs
ru/eb/21 f
Niet ver van de Brusselse Hallepoort ligt het Institut Van der Kelen-Logelain, een school voor decoratieve schilderkunst die wereldfaam geniet. Het gebouw is de setting van Een wereld binnen handbereik, de jongste roman van Maylis de Kerangal. De Franse schrijfster die bekendstaat om haar originele thematiek, heeft een voorkeur voor aparte locaties en bijzondere situaties. In Naissance d'un pont liet ze een brug bouwen in Californië. Vervolgens voerde ze in De levenden herstellen een geslaagde harttransplantatie uit, een chirurgisch en literair hoogstandje dat 570.000 keer over de toonbank ging, verfilmd werd en het licht zag in maar liefst 37 talen. De verwachtingen voor de opvolger van die onverbiddelijke bestseller waren dan ook hooggespannen. De teleurstelling is navenant.
Van de bruggenbouw en de geneeskunde naar de schilderkunst, het is maar een kleine stap voor De Kerangal, die in haar jongste de wereld van de decorschilders frequenteert. Naar verluidt is het instituut Van der Kelen de beste plaats om je in die kunst te bekwamen en dus stuurt de auteur haar personage naar Brussel. In het kielzog van Paula Karst begeven we ons naar de Metaalstraat nummer 30, bewonderen we de gevel in Vlaamse neorenaissancestijl, wandelen we door de hal van het sprookjesachtige gebouw en bewonderen we de kunstige lambriseringen. Een halfjaar en ruim honderd bladzijden lang zullen we daar samen met deze jonge Parisienne de kunst van faux-bois, faux-marbre en trompe-l'oeil onder de knie proberen te krijgen, onder het toeziend oog van een strenge maar rechtvaardige dame in een zwarte coltrui. De heldin wordt ondergebracht in een tweekamerappartement in de Parmastraat 27 in Sint-Gillis, dat ze deelt met de aantrekkelijke Jonas Roetjens. Het diploma levert Paula een waslijst met klussen op, met als kers op de taart een opdracht bij de droomfabriek van Cinecittà in Rome en een contract bij de grot van Lascaux in Montignac - de 'Sixtijnse kapel van de prehistorie'. Het resultaat is een onalledaagse coming-of-ageroman, waarin een jonge vrouw een forse ontwikkeling doormaakt op artistiek, amoureus en professioneel gebied.
Kijk mij eens
In De levenden herstellen gingen poëzie en wetenschap, het individuele en het collectieve naadloos samen. Het was een roman als een levend organisme, dooraderd met ellenlange, golvende volzinnen, die werden afgewisseld met gejaagde, staccato passages. In haar jongste past Maylis de Kerangal precies dezelfde kunstgrepen toe. Eens te meer probeert ze techniek en literatuur te verzoenen door tonnen vakjargon de letteren binnen te smokkelen. Ze dompelt zich onder in het wereldje van de decorschilders en verdiept zich in het trompe-l'oeil, een schildertechniek die bedrieglijk realistisch aandoet, maar de illusie schept dat er achter het schilderwerk een andere wereld onder handbereik is. De symboliek ligt er duimdik op. De heldin schept iets wat echt lijkt, maar nep is, en dat is natuurlijk precies wat schrijvers doen: dingen verzinnen die waargebeurd lijken. Wat in dit geval schromelijk is mislukt, want de ongeloofwaardigheid druipt ervan af.
Natuurlijk vallen er ook in deze jongste bravourestukjes te rapen. Magistraal wordt beschreven hoe de kamer van een kind dat het huis uit gaat zich langzaam loskoppelt van de rest van de woning, en de lezer knikt goedkeurend als de lucht boven Brussel zweemt naar 'met autoband gelardeerd koraalrood' of 'de kleur van havermoutpap aanneemt'. Het ritme is nog steeds adembenemend en de zinnen spiralen en wervelen als altijd. Het ligt al evenmin aan de opmerkzaamheid van de auteur, die een arendsoog heeft voor details. Maar terwijl in haar vorige roman alles klopte en natuurlijk aandeed, heeft Een wereld binnen handbereik iets van een moeizame stijloefening. De dorre litanieën van namen van kleuren, materialen en technieken willen maar geen poëzie worden. Wijnstokzwart, kraprood, cadmiumgeeloranje, Van Dyckbruin of Polcevera-groen, lavispenselen, stripers of Kolinski-effilés, geaderd zebrano en gevlamd bilinga, paesinamarmer of kalksteen met stromatolieten… Het gepronk met kennis irriteert. Ieder detail, iedere gedachte, iedere handeling wordt uitgebreid onder de microscoop gelegd, wat een heleboel overbodige woordenkraam oplevert. De geschiedenis en de beschrijving van fascinerende plaatsen als Cinecittà en Lascaux worden nodeloos opgerekt en in de volstrekt overbodige laatste bladzijden wordt de aanslag op Charlie Hebdo er nog even met de haren bij gesleept. Waarna de geliefden elkaar eindelijk vinden en zich aan hun 'aardse omhelzing' annex 'kosmische omhelzing' kunnen overgeven. Waarvan akte. Dit is proza met een hoog kijk-mij-eens-gehalte, een duidelijk geval ook van te veel hooi op de vork.
Kennelijk heeft een en ander zelfs de vertalers van hun à propos gebracht, want ze laten een wilde gans op de rug van Nils Holgersson reizen in plaats van omgekeerd en situeren de school voor decorschilders 'in de wijk Saint-Gilles' in plaats van de Brusselse gemeente Sint-Gillis. Wat overigens niets afdoet aan hun indrukwekkende vertaalprestatie.
Vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre, De Bezige Bij, 256 blz., 24,99 € (e-boek 12,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Un monde à portée de main'.
Roderik Six
ru/eb/26 f
In een pracht van een openingszin komt Parisienne Paula Karst uw lezersleven binnengetrippeld. Ooit wilde ze kunstenares worden maar decorschilder is een waardig alternatief. Daarvoor heeft ze zich ingeschreven in een vakschool in Brussel. Na haar scholing reist ze de wereld rond om nu eens een pitazaak te verluchten, dan weer een filmset op te luisteren. Tussen dat gereis blijft de herinnering aan haar medestudent Jonas hangen, op wie ze stiekem toch verliefd was. Tot hij haar op een dag een klus aanbiedt: samen de grotten van Lascaux naschilderen.
Stijl heeft de Franse bestsellerauteur Maylis de Kerangal in overvloed. Alleen verliest ze zich te graag in technische details en vergeet ze liefdesspanning op te bouwen. Na een tijd gaat Paula’s zoektocht naar authenticiteit – in tegenstelling tot haar dagtaak als vervalser – ronduit vervelen, alle mooie zinnen ten spijt.
**
De Bezige Bij (oorspronkelijke titel: Un monde à portée de main), 256 blz., € 24,99.
Naar gegevens van Tine Greidanus
Paula, begin twintig, woont in Parijs bij haar ouders. Na verschillende niet-afgemaakte opleidingen gaat ze in Brussel een opleiding Decoratief schilderen van een halfjaar volgen. De opleiding is zeer intensief; haar medestudenten vormen een bont, internationaal gezelschap. Ze werkt samen met twee vrienden: Kate, een Ierse, en Jonas, een Belg, haar flatgenoot. De schrijver moet veel research gedaan hebben voor dit boek: de lezer krijgt interessante informatie over trompe-l’oeil schilderen: technieken, materialen, enz. Na het einde van de studie volgen twee jaren sappelen met kleine opdrachten in Noord-Italië. Later volgen grotere opdrachten: in Cinecittà in Rome en in Lascaux voor een kopie van de beroemde prehistorische grot. Paula leidt dus een nogal zwervend en ongewis bestaan. Maar de vriendschap met Kate en vooral Jonas blijft bestaan. De roman kenmerkt zich door een literaire stijl. De Kerangal (1967) heeft een tiental romans geschreven, waarvan verschillende belangrijke literaire prijzen hebben gekregen.
Ger Leppers
ru/eb/22 f
Is het organiseren van een reünie wel altijd een goed idee? Paula Karst, de hoofdpersoon uit de nieuwe roman van Maylis de Kerangal, kent de Schotse Kate en de Belg Jonas Roetjens nog uit Brussel. Daar studeerden ze jaren geleden samen aan het wereldwijd befaamde Institut Supérieur de Peinture in de Metaalstraat. Met Jonas deelde Paula zes maanden lang een studentenappartement niet ver van het instituut. Na de beëindiging van hun studie zijn ze alle drie uitgezworven over de wereld, maar aan het begin van de roman zullen ze elkaar weer zien in Parijs. Paula is ervoor overgekomen uit Moskou, waar ze werkt aan een decor dat de kamer van Anna Karenina moet voorstellen.
Wanneer de lezer hiervan eenmaal op de hoogte is, volgt een mooie flashback van zo'n honderd bladzijden naar het Brusselse studentenbestaan van het drietal.
Op het Institut Supérieur de Peinture zijn ze met niet meer dan twintig studenten. Onder leiding van een docente van de oude stempel, een ongenaakbare oudere dame in een zwarte coltrui, bekwamen de cursisten zich in de traditionele ambachtelijke technieken van het trompe-l'oeil, het met verf imiteren van materialen als hout en marmer - in feite, zo geeft Maylis de Kerangal de lezer te verstaan, gaat het daarbij om een soort hogere vervalsingskunde.
Ze worden opgeleid tot 'werkelijkheidsrovers', kan Paula soms niet nalaten te denken. Want dat is het merkwaardige van de cursus: onder het mom van een artistieke opleiding worden ze gevormd tot perfecte imitatoren. Wie een trompe-l'oeil aanraakt, voelt tot zijn verrassing niet de kilte van het marmer, maar de warmte van het hout. Echte kunstenaars zijn de studenten van dit instituut dan ook niet, maar de vraag die bij hen rijst luidt: wat zijn zij dan wel?
Prachtig roept Maylis de Kerangal in dit eerste deel van haar roman het studentenleven op: het leven in rommelige, Spartaanse kamertjes, het voorrecht (maar dat het een voorrecht is, dat weet je als student nog niet) dat je al je aandacht enkel op het onderwerp van je studie hoeft te richten, met als voornaamste afleiding relatiegerommel, biertjes drinken, het woekeren met weinig geld - met daarbij in het achterhoofd niettemin de zekerheid dat er altijd nog je ouders zijn op wie je een beroep kunt doen wanneer de nood aan de man komt.
Aan het slot van het studiejaar komt Paula's moeder naar de diploma-uitreiking, samen met haar vader "die onthutst was nu hij zag hoe het studentenflatje dat in september zo mooi was ingericht, zo'n zwijnenstal was geworden. De verschillende ruimten - slaapkamers, keuken, badkamer, gang - hadden hun specifieke functies verloren en vormden samen nu een continuïteit, de laatste grenzen waren niet lang geleden overschreden zoals dijken bezwijken voor een wassende rivier."
Op deze algemene vaststelling volgt een schitterende, virtuoze, gedetailleerde beschrijving, met grote kennis van zaken, van de sympathieke doch apocalyptische rotzooi die in studentenkamers doorgaans heerst.
Na hun afstuderen zwerven de drie vrienden uit over Europa, ze werken aan hun eerste kleine en naderhand wat grotere klussen. Het onderlinge contact wordt spaarzamer, maar dankzij skype en andere moderne communicatiemiddelen lijkt de gevoelsband nog steeds hecht. Toch blijken zij op de Parijse reünie haast onmerkbaar uit elkaar gegroeid.
Jonas staat als enige op het punt de sprong te maken van imitator naar echte kunstenaar. Daardoor moet hij een mooie opdracht afwijzen: hij werd gevraagd om deel te nemen aan de reconstructie van de prehistorische rotsschilderingen in de grotten van Lascaux bij het dorpje Montignac in de Dordogne.
Die zijn in 1940 door een paar dorpsjongens ontdekt. Na de openstelling voor het publiek in 1948 werden ze bezocht door meer dan een miljoen toeristen. Wegens schimmelvorming is in 1963 besloten de grotten voor bezoekers te sluiten, en iets verderop een replica te bouwen.
Paula neemt de klus van Jonas over. En daar, in het afgelegen dorpje, krijgen haar leven en haar opleiding zin: ze ervaart een vreemde vorm van bevoorrechting: een verbondenheid met de kunstenaars die, twintigduizend jaar eerder, verf mengden en hun materialen gereedmaakten, en die toen precies dezelfde vormen schilderden als zij nu.
Het eigenlijke onderwerp van De Kerangals roman is het verstrijken van de tijd en de rijping tot volwassene; de vraag hoe je verder leeft wanneer de dromen en idealen uit je jeugd hun glans beginnen te verliezen. Paula is er op het einde van de roman in geslaagd ze op een andere, zachtere en mildere manier te laten glanzen dan voorheen.
Twee kwaliteiten vooral geven de boeken van Maylis de Kerangal hun bijzondere indringendheid: enerzijds de grote kennis van zaken die zij tentoonspreidt - ongeacht het onderwerp waarover ze schrijft - die altijd blijkt uit de vloed van sprekende details en de grote kennis van het specifieke vocabulaire, en anderzijds, en bovenal, haar formidabele inlevingsvermogen.
Ook in De Kerangals vorige roman, 'De levenden herstellen', over de transplantatie van lichaamsdelen, lag daarin haar grote kracht. Het is een vorm van aandacht die een hulde is aan de veelvormige rijkdom van het leven. Maar wie haar boeken daarom zou willen afdoen als feelgoodromans doet ze schromelijk tekort. Daarvoor peilt Maylis de Kerangal te diep, en is haar thematiek te veelomvattend.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.