Uit liefde voor het leven : het adembenemende verhaal van twee krachtige vrouwen die het lef hebben om hun lot in eigen hand te nemen
Benoîte Groult
Benoîte Groult (Auteur), Blandine De Caunes (Samensteller), Nele Ysebaert (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, © 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : GROU |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, © 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : GROU |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, © 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : GROU |
Elma Drayer
rt/aa/30 m
Het is nu nauwelijks meer voor te stellen, maar dertig jaar geleden veroorzaakte Zout op mijn huid nogal wat sensatie. In deze roman van de Franse schrijfster en feminist Benoîte Groult (1920-2016) draait het om de liefde tussen een intellectuele Parisienne en een bronstige zeebonk - beiden in eer en deugd getrouwd, maar niet met elkaar. Het levert zinnen op als: 'Dan storten ze zich op het bed, onderzoeken elkaar nader, herkennen elkaar, nemen opnieuw bezit van elkaar met gebaren die heerlijk schaamteloos lijken, als van geliefden die elkaar pas kennen.'
Steile feministen verwierpen het boek als een hymne op de fallus, president François Mitterrand, tevens huisvriend van de auteur, durfde het 'uit schaamte' niet te lezen, en de meeste critici zetten het weg als de betere meisjesroman - niet geheel ten onrechte. Het publiek dacht er anders over. Zout op mijn huid groeide uit tot een heuse everseller, tot op de dag van vandaag onafgebroken leverbaar.
Stormachtig
Onlangs verscheen dan Iers dagboek, een project waaraan de schrijfster werkte tot de alzheimer toesloeg, na haar dood voltooid door dochter Blandine. Het bevestigt wat menigeen destijds al vermoedde: aan Zout op mijn huid was heel weinig verzonnen.
In 1977 koopt Groult met haar derde echtgenoot, journalist en schrijver Paul Guimard, een lap grond in Bunavalla, pal aan de Ierse zuidkust. Ze laten er een huis bouwen, hun vierde. Voortaan zullen ze daar de lentes of zomers doorbrengen, schrijvend en vooral zeevissend - hun beider grote liefhebberij. Kinderen, familie en (beroemde) vrienden komen er graag logeren. Wel moet Paul elk jaar een tijdje verdwijnen. Dan wil Groult even alleen zijn met haar Amerikaanse minnaar Kurt.
Ooit, aan het eind van de oorlog, troffen de twee elkaar in Parijs, waar Kurt verbleef als privépiloot van generaal Eisenhower. Een stormachtige affaire volgde. Hij vroeg om haar hand, zij durfde het niet aan. Het dagelijks bestaan met hem, vreesde ze, zou haar gauw gaan vervelen.
Als ze elkaar decennia later weer tegenkomen, vlak voor het dagboek begint, slaat de hartstocht opnieuw toe. Nu vindt ze het juist heerlijk dat hij geen intellectueel is. 'Ik heb geen zin meer om een Sartre lief te hebben: te intelligent. Ik heb mezelf, dank je.'
Man Paul zint de affaire heel matig. Lang was hun huwelijk zoals zoveel intellectuelenhuwelijken in die tijd waren: hij 'een erge liefhebber' van vrouwen en 'erg ontrouw', zij die deed alsof ze zijn affaires verdroeg - jaloezie gold immers als kleinburgerlijk. Maar als Groult in alle openheid (en met de zegen van de kinderen) de betrekkingen met Kurt hervat, kan Paul daar slecht tegen. 'Het feit dat ik hem niet meer geheel ben toegewijd, vergalt voor hem een beetje het plezier anderen te bekoren.'
Zij daarentegen bloeit op. De knappe en viriele Kurt draagt haar op handen, heeft haar lief 'without reservation', zoals hijzelf zegt. Jaar na jaar steekt hij de oceaan over voor een paar dagen en nachten samenzijn; zijn vrouw weet aanvankelijk van niets. Tussendoor schrijven de minnaars elkaar vurige brieven. Uiteraard fantaseren ze soms over breken met hun respectieve echtgenoten en definitief kiezen voor elkaar. Het zal er niet van komen.
In 1979 stelt Groult tevreden vast dat ze zich beweegt tussen twee zekerheden: de liefde van Paul en die van Kurt. 'Van de eerste kan ik niet meer volop genieten. Die mooie tijd komt niet weerom. En van de laatste geniet ik slechts sporadisch, maar op een manier die me vervult en de andere dagen in een feestelijke gloed zet. Een onthutsende situatie: op je negenenvijftigste vuriger te worden bemind dan op je veertigste!'
Geestig: in de zomer van 1985 laat ze Paul het manuscript van Zout op mijn huid lezen. Hij vindt het 'heel mooi', noemt het de 'Roman van haar romans', al bevalt het hem niet dat ze voor haar boeken zoveel uit haar eigen leven put én uit het zijne.
verticale rimpeltjes
Behalve over de liefde tobt Groult, die meerdere facelifts onderging en alle drie haar dochters er een cadeau deed, heel wat af over de ouderdom. Dat doet ze met een mengeling van zelfspot en bittere ernst. Als ze tegen de 60 loopt schrijft ze: 'Gisteren was het mijn kin: voor het eerst merk ik op dat die niet meer glad en rond is, maar een beetje gevlekt met ondiepe kuiltjes. Op mijn bovenlip tekenen zich verticale rimpels af, erg lelijk.' Vier jaar later: 'Je kunt je huid opknappen wat je wilt, er komt een moment waarop de schoonheid van binnenuit verdwijnt. Vooral de ogen die hun glans verliezen. Het haar wordt ook minder dik. En boven mijn mond zijn allemaal verticale rimpeltjes, wat uitzonderlijk lelijk is.'
Weer een jaar later: 'Elke dag ontdek ik in de grote spiegel iets wat me onherroepelijk ontvalt. De bil is haar bolling kwijt en eindigt onderaan in een druppel die uit de curve breekt.'
En heeft ze zich met deze feiten min of meer verzoend, dan dienen de kwaaltjes zich aan. Het maakt haar razend. Op zeker moment kan de altijd zo energieke Groult zich amper meer staande houden in wind en regen, niet langer zware viskorven tillen, de artritis niet meer negeren. Toch probeert ze vol te houden. Ierland en waar het voor staat blijft haar 'droom', schrijft ze als 79-jarige. 'En ook wat me nog aan jeugd rest.'
Haar echtgenoot is minder strijdlustig. 'Paul', constateert ze, 'laat zich door de ouderdom belegeren als een zandkasteel door het opkomende tij.' Bijna wellustig beschrijft ze diens drankmisbruik, nicotineverslaving en groeiende onverschilligheid. '(...) hij kan nauwelijks bij zijn teennagels vanwege zijn pens, zijn voeten zijn gemummificeerd in sokken die hij niet uittrekt, zijn haar hangt op zijn kraag, zijn kamerjas is net zo onder de vlekken als die van Léautaud. 'Van Balzac!' corrigeert hij. Dat alles laat me toch niet onberoerd.'
De minnaar, acht jaar ouder dan Groult, ontsnapt evenmin aan haar kritische blik. 'Soms zie ik zijn ouwemannenkop door de andere heen opdoemen en dat doet me pijn.' Zijn ze langere tijd samen, dan ergert ze zich aan Kurts 'ingesleten gemeenplaatsen', zijn bekrompen opvattingen over 'bonenvreters', zwarten en Haïtianen ('Was hij niet Joods geweest, dan was hij antisemiet!'). Maar wat haar in hem irriteert 'als hij verticaal is', verdwijnt spoorloos 'in het horizontale vlak'.
Niet al Groults ontboezemingen maken indruk. Kurts onvoorwaardelijke liefde doet dat wel. Hij sterft in februari 2001. Een paar dagen later ontvangt ze zijn laatste brief, door diens dochter op de post gedaan. 'Mijn aanbeden Benoîte, ik wilde dat je deze woorden die ik zo vaak heb gebruikt nog eenmaal zou lezen. Dat hart, zo vol van liefde voor jou, mijn lief, is nu tot rust gekomen. Ik ben het leven dankbaar dat ik voor jou ben gegaan, mijn lief: het zou ondraaglijk zijn geweest om zonder jou in deze wereld te zijn. (...) Mocht er een andere tijd, een andere plaats zijn, dan wil ik die aan jouw zijde. Ja?'
Dat voorjaar, weer terug in Ierland, draagt Groult de brief permanent bij zich. Ze kan hem niet herlezen zonder te huilen.
Meulenhoff, 384 p., 22,99 euro. Vertaald door Nele Ysebaert.
Marijke Arijs
2/ei/10 m
Eind jaren 80 deed Benoîte Groult flink wat stof opwaaien met Zout op mijn huid. Het verhaal van de seksuele strapatsen van een intellectuele Parisienne met een Bretonse visser werd een onverbiddelijke bestseller. Het publiek lustte er pap van, ook al hadden diehard feministen het er moeilijk mee en serveerden Franse critici het boek af als een oversekste damesroman. De Bretonse zeebonk was in werkelijkheid een Amerikaanse piloot, maar verder hoefde de schrijfster nauwelijks een beroep te doen op haar verbeelding, zo blijkt nu uit Iers dagboek. Groults aantekeningen werden na haar dood, nu alweer drie jaar geleden, door haar dochter Blandine de Caunes geordend en voltooid en zijn nu in Nederlandse vertaling verkrijgbaar.
We schrijven 1977. Benoîte is op zoek naar woeste natuur, adembenemende schoonheid en een huis om haar vistuig en haar dromen in onder te brengen. Ierland, het 'eiland van heiligen en dwazen', lijkt daarvoor de geknipte plek. De zevenenvijftigjarige schrijfster en haar derde echtgenoot, Paul Guimard, schrijver en adviseur van president Mitterrand, laten een optrekje neerpoten in Bunavalla, in het graafschap Kerry. Ruim een kwarteeuw lang zullen ze de zomers doorbrengen in de Ierse drizzle.
'Om hier te overleven moet je jong zijn, of getikt, of aan de drank, of afgestompt, of alle vier tegelijk!' schrijft Groult. Voor het weer moet je er alvast niet gaan wonen, maar voor vissers is Ierland een paradijs. Onvermoeibaar is Benoîte in de weer met kreeftenkorven en schakelnetten.
Haar eega moet af en toe het veld ruimen voor haar Amerikaanse minnaar, die ze in 1945 heeft ontmoet en in de jaren 60 opnieuw tegen het goed geconserveerde lijf is gelopen. Kurt is een man zonder culturele bagage, maar dat hindert niet: 'Ik heb geen zin meer om een Sartre of een BHL lief te hebben: te intelligent. Ik heb mezelf, dank je.' Trouwens, 'alles wat me aan hem ergert als hij verticaal is verdwijnt spoorloos in het horizontale vlak!' Net als de heldin van Zout op mijn huid zet de dagboekschrijfster haar eigen intellectuele superioriteit fors aan. Sterker nog, ze laat geen gelegenheid voorbijgaan om op hem af te geven, met zijn slechte smaak, zijn raciale vooroordelen en zijn clichés. 'Toch jammer dat Kurt intellectueel zo beperkt is: hij spreekt zelfs geen Frans…' En wanneer de brave man ten slotte wordt ingehaald door zijn leeftijd en zijn seksuele potentie het laat afweten, is haar liefde snel bekoeld.
Stulpje
Is haar onverbloemde pleidooi voor overspel werkelijk de keuze van een vrijgevochten vrouw, of is het ordinaire revanche? 'Ik die met Paul altijd op drijfzand heb geleefd, beweeg me nu tussen twee zekerheden: zijn liefde en die van Kurt,' schrijft ze triomfantelijk. Guimard is altijd een notoir schuinsmarcheerder geweest. Groult, die zijn ontrouw slecht heeft verteerd en nooit heeft vergeven, geeft hem in haar oude dag een koekje van eigen deeg. Tussen de bedrijven door schetst ze een ontluisterend portret van haar echtgenoot en levert ze kritiek op zijn zeemansknopen, zijn rookgedrag en zijn drankmisbruik. Benoîte verzet zich met hand en tand tegen het voortschrijdend verval, maar haar man takelt zienderogen af en 'laat zich door de ouderdom belegeren als een zandkasteel door het opkomende tij'. Ondanks de opgelopen averij blijft hun huwelijksbootje zeewaardig en al kibbelend schuifelen de twee de ouderdom tegemoet.
In hun stulpje is het een komen en gaan van beroemdheden uit het politieke en literaire wereldje. Zoiets is altijd goed voor een handvol literaire anekdotes en mondaine roddels. Mitterrand strijkt er neer met zijn heli en zijn lijfwachten ('En opeens was hij er. Mijn president, hier!'), maar ook Robert en Elisabeth Badinter ('Ze verkoopt de grootste lariekoek'), Régis Debray en Michel Déon doen het huisje aan. Allemaal krijgen ze garnalensoep en zeekreeft voorgezet, want het dieet ten huize van het schrijverspaar was allesbehalve gevarieerd. Het menu was bijna net zo eenzijdig als dit journaal, een repetitief relaas over wonderbare visvangsten, de Ierse weersomstandigheden, liefde, huwelijk en ouderdom.
Over schrijven gaat het zelden of nooit in dit schrijversdagboek, waarin Groult afscheid neemt van de jeugd, van de liefde en van haar minnaar, die 'zo goed kon dansen en zo slecht kon praten'. Kurt, die in 2001 overleed, is zijn leven lang onvoorwaardelijk van Benoîte blijven houden. Hartverscheurend is zijn laatste brief aan zijn maîtresse, die haar pas na zijn dood bereikte. Het is meteen het genietbaarste gedeelte van dit journaal, net als Pauls recept voor kreeft in zwemkrabbensaus, tenminste, voor wie van de vruchten van de zee maar geen genoeg kan krijgen.
Vertaald door Nele Ysebaert, Meulenhoff, 379 blz., 22,99 € (e-boek 14,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Journal d'Irlande'.
Elma Drayer
rt/aa/02 m
DAGBOEK
Het is nu nauwelijks meer voor te stellen, maar dertig jaar geleden veroorzaakte Zout op mijn huid nogal wat sensatie. In deze roman van de Franse schrijfster en feminist Benoîte Groult (1920-2016) draait het om de liefde tussen een intellectuele Parisienne en een bronstige zeebonk - beiden in eer en deugd getrouwd, maar niet met elkaar. Het levert zinnen op als: 'Dan storten ze zich op het bed, onderzoeken elkaar nader, herkennen elkaar, nemen opnieuw bezit van elkaar met gebaren die heerlijk schaamteloos lijken, als van geliefden die elkaar pas kennen.'
Steile feministen verwierpen het boek als een hymne op de fallus, president François Mitterrand, tevens huisvriend van de auteur, durfde het 'uit schaamte' niet te lezen, en de meeste critici zetten het weg als de betere meisjesroman - niet geheel ten onrechte. Het publiek dacht er anders over. Zout op mijn huid groeide uit tot een heuse everseller, tot op de dag van vandaag onafgebroken leverbaar.
Deze week verschijnt Iers dagboek, een project waaraan de schrijfster werkte tot de alzheimer toesloeg, na haar dood voltooid door dochter Blandine. Het bevestigt wat menigeen destijds al vermoedde: aan Zout op mijn huid was heel weinig verzonnen.
In 1977 koopt Groult met haar derde echtgenoot, journalist en schrijver Paul Guimard, een lap grond in Bunavalla, pal aan de Ierse zuidkust. Ze laten er een huis bouwen, hun vierde welteverstaan. Voortaan zullen ze daar de lentes of zomers doorbrengen, schrijvend en vooral zeevissend - hun beider grote liefhebberij. Kinderen, familie en (beroemde) vrienden komen er graag logeren. Wel moet Paul elk jaar een tijdje verdwijnen. Dan wil Groult even alleen zijn met haar Amerikaanse minnaar Kurt.
Ooit, aan het eind van de oorlog, troffen de twee elkaar in Parijs, waar Kurt verbleef als privépiloot van generaal Eisenhower. Een stormachtige affaire volgde. Hij vroeg om haar hand, zij durfde het niet aan. Het dagelijks bestaan met hem, vreesde ze, zou haar gauw gaan vervelen.
Als ze elkaar decennia later weer tegenkomen, vlak voor het dagboek begint, slaat de hartstocht opnieuw toe. Nu vindt ze het juist heerlijk dat hij geen intellectueel is. 'Ik heb geen zin meer om een Sartre of een BHL lief te hebben: te intelligent. Ik heb mezelf, dank je.'
Man Paul zint de affaire heel matig. Lang was hun huwelijk zoals zoveel intellectuelenhuwelijken in die tijd waren: hij 'een erge liefhebber' van vrouwen en 'erg ontrouw', zij die deed alsof ze zijn affaires verdroeg - jaloezie gold immers als kleinburgerlijk. Maar als Groult in alle openheid (en met de zegen van de kinderen) de betrekkingen met Kurt hervat, kan Paul daar slecht tegen. 'Het feit dat ik hem niet meer geheel ben toegewijd, vergalt voor hem een beetje het plezier anderen te bekoren.'
Zij daarentegen bloeit op. De knappe en viriele Kurt draagt haar op handen, heeft haar lief 'without reservation', zoals hijzelf zegt. Jaar na jaar steekt hij de oceaan over voor een paar dagen en nachten samenzijn; zijn vrouw weet aanvankelijk van niets. Tussendoor schrijven de minnaars elkaar vurige brieven. Uiteraard fantaseren ze soms over breken met hun respectieve echtgenoten en definitief kiezen voor elkaar. Het zal er niet van komen.
In 1979 stelt Groult tevreden vast dat ze zich beweegt tussen twee zekerheden: de liefde van Paul en die van Kurt. 'Van de eerste kan ik niet meer volop genieten. Die mooie tijd komt niet weerom. En van de laatste geniet ik slechts sporadisch, maar op een manier die me vervult en de andere dagen in een feestelijke gloed zet. Een onthutsende situatie: op je negenenvijftigste vuriger te worden bemind dan op je veertigste!'
Geestig: in de zomer van 1985 laat ze Paul het manuscript van Zout op mijn huid lezen. Hij vindt het 'heel mooi', noemt het de Roman van haar romans, al bevalt het hem niet dat ze voor haar boeken zoveel uit haar eigen leven put én uit het zijne.
Behalve over de liefde tobt Groult - die meerdere facelifts onderging en alle drie haar dochters er een cadeau deed - heel wat af over de ouderdom. Dat doet ze met een mengeling van zelfspot en bittere ernst. Als ze tegen de 60 loopt schrijft ze: 'Gisteren was het mijn kin: voor het eerst merk ik op dat die niet meer glad en rond is, maar een beetje gevlekt met ondiepe kuiltjes. Op mijn bovenlip tekenen zich verticale rimpels af, erg lelijk.' Vier jaar later: 'Je kunt je huid opknappen wat je wilt, er komt een moment waarop de schoonheid van binnenuit verdwijnt. Vooral de ogen die hun glans verliezen. Het haar wordt ook minder dik. En boven mijn mond zijn allemaal verticale rimpeltjes, wat uitzonderlijk lelijk is.' Weer een jaar later: 'Elke dag ontdek ik in de grote spiegel iets wat me onherroepelijk ontvalt. De bil is haar bolling kwijt en eindigt onderaan in een druppel die uit de curve breekt.'
En heeft ze zich met deze feiten min of meer verzoend, dan dienen de kwaaltjes zich aan. Het maakt haar razend. Op zeker moment kan de altijd zo energieke Groult zich amper meer staande houden in wind en regen, niet langer zware viskorven tillen, de artritis niet meer negeren. Toch probeert ze vol te houden. Ierland en waar het voor staat blijft haar 'droom', schrijft ze als 79-jarige. 'En ook wat me nog aan jeugd rest.'
Haar echtgenoot is minder strijdlustig. 'Paul', constateert ze, 'laat zich door de ouderdom belegeren als een zandkasteel door het opkomende tij.' Bijna wellustig beschrijft ze diens drankmisbruik, nicotineverslaving en groeiende onverschilligheid. '(...) hij kan nauwelijks bij zijn teennagels vanwege zijn pens, zijn voeten zijn gemummificeerd in sokken die hij niet uittrekt, zijn haar hangt op zijn kraag, zijn kamerjas is net zo onder de vlekken als die van Léautaud. 'Van Balzac!' corrigeert hij. Dat alles laat me toch niet onberoerd.'
De minnaar, acht jaar ouder dan Groult, ontsnapt evenmin aan haar kritische blik. 'Soms zie ik zijn ouwemannenkop door de andere heen opdoemen en dat doet me pijn.' Zijn ze langere tijd samen dan ergert ze zich aan Kurts 'ingesleten gemeenplaatsen', zijn bekrompen opvattingen over 'bonenvreters', zwarten en Haïtianen ('Was hij niet Joods geweest, dan was hij antisemiet!'). Maar wat haar in hem irriteert 'als hij verticaal is', verdwijnt spoorloos 'in het horizontale vlak'.
Niet al Groults ontboezemingen maken indruk. Kurts onvoorwaardelijke liefde doet dat wel. Hij sterft in februari 2001. Een paar dagen later ontvangt ze zijn laatste brief, door diens dochter op de post gedaan. 'Mijn aanbeden Benoîte, ik wilde dat je deze woorden die ik zo vaak heb gebruikt nog eenmaal zou lezen. Dat hart, zo vol van liefde voor jou, mijn lief, is nu tot rust gekomen. Ik ben het leven dankbaar dat ik voor jou ben gegaan, mijn lief: het zou ondraaglijk zijn geweest om zonder jou in deze wereld te zijn. (...) Mocht er een andere tijd, een andere plaats zijn, dan wil ik die aan jouw zijde. Ja?'
Dat voorjaar, weer terug in Ierland, draagt Groult de brief permanent bij zich. Ze kan hem niet herlezen zonder te huilen.
In haar everseller Zout op mijn huid was de minnaar van Benoîte Groult een visser. In het echt was hij een piloot.
Uit het Frans vertaald door Nele Ysebaert. Meulenhoff; 384 pagina's € 22,99.
Naar gegevens van Drs. Elly Poppe-Stolk
De Franse feministische publiciste en romancière (1920-2016) combineert in haar ‘Dagboek’ haar vissersdagboek en de Ierse passages uit haar gewone dagboeken. Haar oudste dochter rondde de voorbereiding af en schreef er een sympathiek voorwoordje bij. Tussen haar 57e en 83e bracht Groult haar zomervakanties door in het huisje dat zij en haar derde echtgenoot P. Guimard aan de zuidwest-Ierse kust hadden laten bouwen. Naast passages over haar vissersactiviteiten, vangstlijsten en visgerechten, het veranderlijke weer en praktische klussen, staan – vaak onthutsend openhartige en kritische – details over logees uit de Parijse intellectuele vriendenkring. En over haar man, worstelend met zijn jaloezie, en haar Amerikaanse minnaar ‘Kurt’, als minnaar perfect, maar intellectueel en cultureel benedenmaats. De actualiteit in en buiten Ierland is veranderd en Groults snobistische kantjes wekken soms irritatie. Maar haar opmerkingsgave, directheid, preoccupatie met het ouder worden, haar scherpe analyses, persoonlijke kijk op het feminisme en levendige stijl houden dit ‘Dagboek’ lezenswaard.
Jann Ruyters
rt/aa/16 m
Om in het 'uitputtende' Ierland te overleven moet je of jong zijn, of getikt of aan de drank of afgestompt of alle vier tegelijk, schrijft Benoîte Groult in 'Iers dagboek'. De Franse schrijfster, bekend van de everseller 'Zout op mijn huid', is dat zelf alle vier níet als ze in 1977 een huis koopt in Bunavalla, op een rots aan de West-Ierse kust. Op het plaatje op de cover van haar postuum verschenen boek zie je het afgelegen huis in zwak zonlicht baden. Uit het dagboek leer je dat zulk licht een schaars geluksmomentje is want meestal heerst de drizzle, beukt de wind en is er storm op til.
Groult is 57 als ze het huis (haar vierde) koopt met haar derde echtgenoot, schrijver Paul Guimard met wie ze dan dertig jaar samen is. Ze zal er tot 2003 haar zomers doorbrengen, deels met haar man, deels met haar minnaar Kurt, een Amerikaanse piloot. De laatste stond model voor de Bretonse visser Gauvain in 'Zout op mijn huid', het seks-overstijgt-klasse-liefdesdrama, een hype in de jaren tachtig, dat meer gebaseerd is op het eigen leven van de schrijfster dan ze destijds in interviews erkende. Groult zong de lof van de bevrijde vrouw die vree met wie ze maar wilde, maar als ze het over de in haar roman beschreven buitenechtelijke passie tussen Parisienne en visser had, sprak ze liever over de ervaringen van een vriendin dan over zichzelf. Ze was huiverig dat haar roman zou worden weggezet als bekentenisliteratuur.
Bekentenisliteratuur was 'Zout op mijn huid' ook zeker niet, maar uit het leven gegrepen deels wel, zo blijkt nu uit dit schrijversdagboek, waarin overigens opvallend weinig geschreven wordt, niet zo heel veel gevreeën ook, maar wel veel gevist en nagedacht, over vissen en mannen het meest, hun smaak en kwaliteit, en hoe de ene soort opweegt tegen de andere.
De minder ontwikkelde maar sensueel begaafde minnaar Kurt is al decennialang toegewijd aan zijn Franse amante die al die jaren heen en weer geslingerd wordt tussen intellectuele echtgenoot Guimard, ook schrijver en adviseur van president Mitterrand, met wie ze niet meer vrijt, en deze Amerikaanse piloot, die vooral geïnteresseerd is in vrachtwagens maar "alles wat haar ergert als hij verticaal is verdwijnt als hij horizontaal is". Aan de begeerte van aanbidder Kurt laaft Benoît zich als ze genoeg heeft van de vele escapades van haar echtgenoot, die desgevraagd zelfs de te vurige minnares van de president overneemt als die Mitterrand te gevaarlijk wordt.
Liaisons dangereuses zoals ze in Franse hogere kringen in die jaren gepropageerd werden. Nee, dan liever die toegewijde Amerikaanse minnaar: "Wat ik zo mooi aan hem vind", schrijft Groult over Kurt, "is het contrast tussen zijn prozaïsche, pragmatische zich niet erg vaardig uitdrukkende geest en zijn zorgvuldigheid, zijn respect voor de ander, zijn intuïtie op lichamelijk gebied."
'Iers dagboek' omspant de jaren van Groults grootste literaire succes, dat verschijnt als ze 68 is, zonder daar veel woorden aan vuil te maken. Op bladzijde 153 rept Groult voor het eerst over 'Les Vaisseaux du Coeur' en op bladzijde 155 plengt ze een traan bij het einde.
Echtgenoot Paul merkt op dat het haar 'roman der romans' is, maar nergens hoor je iets over die oplopende verkoopcijfers. AIs huisvriend Mitterrand ('Mimi') in 1988 aanschuift aan de keukentafel in Bunavalla concludeert Groult terloops dat hij het niet gelezen heeft, omdat hij liever over haar eerste roman spreekt en ze al via via hoorde dat Mitterrands echtgenote Danielle haar boek pornografisch vond.
Vermakelijk is haar verslag van de voorbereidingen voor het bezoek van de president voor wie de slaapkamer, de badkamer en twee planken in de kast ontruimd worden. Hij wordt ingevlogen met een helikopter, en ook bij het wandelen over de klif achtervolgd door lijfwachten die opduiken achter bosjes.
In haar Ierse zomers is Groult verder vooral druk met léven: kreeftenkorven leeghalen, ramen repareren, vis klaarmaken en opeten, whisky drinken, pubs bezoeken. Ze leest 'Het materiële leven' van Marguerite Duras, ontvangt Elizabeth Badinter, luistert naar Leonard Cohen. De energie spat van de pagina's, net als de groeiende ergernissen over (drankzuchtige, passieve) mannen en gasten die haar steeds minder goed bij kunnen benen. "Paul laat zich door de ouderdom belegeren als een zandkasteel door het opkomend tij. Hij desintegreert, valt kapot, wordt vormeloos", verzucht ze.
Ook het eigen verval zit haar dwars. "Je kunt je huid opknappen wat je wilt. Er komt een moment waarop de schoonheid van binnenuit verdwijnt. Vooral de ogen die hun glans verliezen." En later: "De bil is haar bolling kwijt en eindigt onderaan in een druppel die uit de curve breekt."
De ouderdom spaart zelfs de piloot niet die langzaam uit beeld verdwijnt, de geest wint van het vlees. In 1995 schrijft ze: "Het is geen vurige minnaar meer maar een gefrustreerde baby. Hij lijkt wel een octopus en ik kan hem ook niet meer los zien van zijn zwartkijkerij. En ik wil lachend de liefde bedrijven, niet zoals je je aan een laatste reddingsboei vastklampt." Dodelijk wel, maar de arme man is dan ook al in de tachtig.
In deze krant werd Groult bij haar overlijden in 2015 getypeerd als de EL James ('Vijftig tinten grijs') van de jaren tachtig, maar die typering doet haar onrecht. Lees je 'Zout op mijn huid' nu pas, zoals ik, dan wordt het eerder een Franse adult versie van Sally Rooney's 'Normale mensen'. Meer seks, meer gedragen metaforen, maar ook heldere observaties over het klassenverschil, over het snobisme van de Parisienne (wier intellectuele familie 'vertedering koestert voor mondaine alcoholici en minachting voor dorpse zatlappen') versus de beperkte blik van de Bretonse visser die 'werk afmeet aan nut, nooit aan moeite en tijd'.
Sprankeling en wijsheid schuilen ook in dit dagboek, dat repetitief is, en toch meeslepend; innemend in levenslust. Ierland ('meer een gemoedstoestand dan een land') is een passend decor, aanvankelijk het paradijs: "Goed omdat op de grote rotsen achter in de tuin een konijn rustig zijn oren zit glad te strijken." Later moet het worden losgelaten. "Al die lage druk geeft ook de ziel reumatiek. Gezicht en benen verbleekt, haren als een stapel spinnenwebben, wangen zo kleurloos als de hemel. Titel volgend boek: Ik had een huis in Ierland."
Maar dochter en bezorger Blandine laat het dagboek van haar moeder terecht niet in mineur eindigen: "Ik weet nu dat de dood zich niet ver weg verschuilt. Waar dank ik het aan dat ik dat kan vergeten? Door welke listen lukt het nog de schoonheid van de wereld te ervaren, gelukkig te zijn dat ik schrijf, iedere ochtend blij te zijn dat ik opsta?", schrijft Groult in 2003. Ze zal haar man en haar minnaar zo'n tien jaar overleven.
oordeel
Repetitief, want een dagboek, maar ook sprankelend, innemend en wijs.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.