Boetekleed
Ian McEwan
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
De Harmonie, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MCEW |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Harmonie, 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : MCEW |
Hans Bouman
il/pr/20 a
Er zijn in het inmiddels bijna 45 jaar oude schrijverschap van Ian McEwan verschillende fasen te onderscheiden. Daarbij is zijn werk gaandeweg steeds meer dimensies gaan krijgen. In zijn vroege boeken betoonde hij zich vooral gefascineerd door het exploreren van de extremiteiten en absurditeiten van het bestaan. Die fascinatie is nooit verdwenen, maar kreeg vanaf The Child in Time (1987) een diepere resonantie, doordat ze veel meer dan in het vroege werk vergezeld ging van een oprechte empathie met de menselijke kwetsbaarheid.
Onderzoek naar de vraag hoe de mens omgaat met de gruwelijkheden die hem overkomen werd daarbij belangrijker dan die gruwelijkheden zelf. Hoewel altijd voorzien van een doordachte plot, werden McEwans romans vooral bespiegelingen over morele vraagstukken. Hoogtepunt daarin was Atonement (2001). De jeugdige vertelster Briony, gedreven door een giftige combinatie van moedwil en misverstand, verwoest daarin het leven van de enkele jaren oudere Robbie en probeert daar de rest van haar leven mee in het reine te komen.
In de boeken die volgden, begon McEwan die belangstelling voor het grondig uitdiepen van morele kwesties regelmatig te combineren met actuele maatschappelijke thema's. Zo speelde in Saturday (2005) de vraag of Groot-Brittannië moest deelnemen aan de Golfoorlog een rol van betekenis, en stond in Solar (2010) de klimaatproblematiek centraal.
Straatrumoer was overigens al een regelmatig terugkerend element in McEwans romans: van de Koude Oorlog in The Innocent (1991) en Black Dogs (1992) tot de pre-thatcheriaanse crisisjaren 70 in Sweet Tooth (2014).
adams en eva's
McEwans nieuwe roman Machines Like Me past logisch in de ontwikkeling van zijn schrijverschap. Het boek handelt over de uitdagingen die gepaard gaan met de opkomst van kunstmatige intelligentie. Machines Like Me is gesitueerd in de vroege jaren 80, maar het wordt de lezer al snel duidelijk dat dit de jaren 80 van een soort parallel universum moeten zijn.
In 1982 zijn de Beatles na twaalf jaar eindelijk weer bij elkaar. De Britse Task Force heeft bij de Falklandeilanden een vernietigende nederlaag geleden. Zelfrijdende auto's zijn de gewoonste zaak van de wereld. De man die de vernederde Margaret Thatcher als premier heeft opgevolgd, Tony Benn, meent dat het Verenigd Koninkrijk hoognodig de EU moet verlaten. Maar een referendum daarover vindt hij een slecht idee. 'Alleen in het Derde Rijk en andere tirannieën werden politieke beslissingen genomen op basis van volksstemmingen en over het algemeen leidden ze tot weinig goeds.'
Deze eigenzinnige versie van de recente geschiedenis komt tot ons via verteller Charlie Friend, die als 32-jarige zijn draai in het leven nog altijd niet heeft gevonden. Hij woont in een schurftig flatje in Zuid-Londen en schraapt een karig inkomen bijeen via valutahandel op internet.
Als hij na het overlijden van zijn moeder een erfenis ontvangt, besluit hij die aan te wenden voor de aanschaf van de nieuwste verworvenheid op het gebied van kunstmatige intelligentie: een zeer geavanceerde, nauwelijks van mensen te onderscheiden robot. Er zijn er in totaal 25 op de markt gebracht: 13 vrouwelijke modellen die 'Eva' heten en 12 mannelijke genaamd 'Adam'. Charlie vist achter het net wat de Eva's betreft, maar wordt voor 86.000 pond de gelukkige eigenaar van een Adam. De ontwikkeling van de Adams en Eva's is mede mogelijk geworden dankzij de geweldige bijdragen aan kunstmatige intelligentie van Alan Turing (1912-1954), inmiddels een gerespecteerde éminence grise.
Het is de taak van de nieuwe eigenaars om hun robot zelf van input te voorzien en zo diens eigenschappen te bepalen. Charlie krijgt al snel een relatie met Miranda, en ze nemen deze taak gezamenlijk ter hand. In wat aanvankelijk niet meer dan een terloopse subplot lijkt, krijgen de twee bovendien steeds meer de zorg over het getroebleerde vierjarige jongetje Mark.
sociaal smeermiddel
Net als Yuval Noah Hariri in Homo Deus stelt McEwan in deze roman de vraag of er onderscheid kan worden gemaakt tussen menselijke en kunstmatige intelligentie, en zo ja, waar dat onderscheid dan uit bestaat. Het thema komt onder meer op hilarische wijze aan de orde wanneer blijkt dat Miranda 'vreemd' is gegaan met Adam en Charlie 'de geur van warme elektronica' in haar lakens ruikt. Vertwijfeld constateert Charlie dat hij de eerste mens moet zijn die is belazerd door een machine. Adam verdedigt zich met het argument dat hij 'nu eenmaal is gemaakt om van Miranda te houden'. Deze al te menselijke uitspraak dient letterlijk te worden opgevat: als onderdeel van haar input heeft Miranda de robot geïnstrueerd tot ruimhartige genegenheid. Hij gaat zowaar zelfs haiku's voor haar schrijven.
Zijn 'gevoelens' weerhouden Adam er overigens niet van Charlie te waarschuwen voor een duistere gebeurtenis uit Miranda's verleden waarover zij niet de waarheid spreekt. Wanneer Charlie haar hiermee confronteert, komt Miranda met een getrapte reeks onthullingen. De wijze waar Charlie en Miranda enerzijds en Adam anderzijds met de onthulde feiten omgaan, leiden uiteindelijk tot de confrontatie die de kern van deze roman vormt.
De aard van deze confrontatie wordt door McEwan zorgvuldig voorbereid. Het motto, ontleend aan Kiplings gedicht 'The Secret of Machines', stelt: 'Wij zijn niet gemaakt om een leugen te begrijpen.' Het concept van de onwaarheid als sociaal smeermiddel, de leugen om bestwil die gezichten redt en voorkomt dat zaken nodeloos uit de hand lopen, het idee, kortom, dat de waarheid niet altijd in alle omstandigheden het hoogste goed is, vooronderstelt een denkwijze die kennelijk typisch en exclusief menselijk is, zelf in het futuristische jaar 1982.
kwetsbare kinderen
Het parallelle 1982 uit Machines Like Me is overigens geen gratuite gimmick. Het is een dramatisering van het feit dat het menselijk denken en handelen niet altijd langs de banen der logica loopt. Dat toeval, willekeur, inconsistentie en andere storende elementen hun plaats opeisen. 'Het heden is het fragielste van alle mogelijke constructies', beseft Charlie.
Ian McEwan behoort niet tot de schrijvers die telkens hetzelfde boek schrijven. Van thriller (The Innocent) tot liefdesdrama (On Chesil Beach), van zwarte komedie (Amsterdam, Nutshell) tot literair-experimentele roman (Atonement, Sweet Tooth): hij zwerft met verve van genre naar genre, van onderwerp naar onderwerp. Met Machines Like Me voegt hij daar een knipoog naar de sciencefictionroman aan toe.
Terugkerend element in zijn beste werk is echter altijd weer dat borende onderzoek naar een ethische kwestie. Misschien is het geen toeval dat deze roman vol verwijzingen naar McEwans andere boeken lijkt te zitten. Dat opnieuw de kwetsbaarheid van kinderen - sinds The Child in Time een vertrouwd motief - een kernrol speelt. Dat de Task Force in deze roman langs het onheilszwangere Chesil Beach vaart, dat Miranda net als Briony uit Atonement uit wraak valse informatie de wereld in stuurt, en dat net als in The Children Act een juridische kwestie centraal staat waarin ratio en emotie keihard botsen.
Dat Machines Like Me ondanks zijn fascinerende thematiek en onmiskenbare verbeeldingskracht niet het niveau van McEwans allerbeste werk haalt, zit hem in de karakterisering. Charlie en Miranda zijn vooral nuttige pionnen in McEwans literaire schaakspel, geen complexe, fascinerende personages als Fiona Maye en Adam Henry (The Children Act), Edward en Florence (On Chesil Beach) en natuurlijk topcreatie Briony.
Eigenlijk is robot Adam het interessantste personage in deze roman. Dat weet McEwan zelf ook, en je hoort hem er tussen de regels door om grinniken. Maar jammer is het wel.
De Harmonie, 416 p., 24,90 euro. Verschijnt in mei.
Geerdt Magiels
i /ul/12 j
Een roman kan een gedachte-experiment zijn, waarin de schrijver een wereld bedenkt waarin mogelijke gedragingen of gevoelens en ongekende perspectieven op mens en bestaan kunnen worden uitgeprobeerd. De filosofie bedient zich vaak van gedachte-experimenten: het verrukkelijk heldere Zonder vandaag morgen geen gisteren van de Zwitserse filosoof Yves Bossart uit 2014 is een onderhoudend en originele inventaris van de gereedschapskoffer van de denkers van de jongste tweeduizend jaar. Daar kan nu een nieuw instrument aan toegevoegd worden: Ian McEwans Machines zoals ik is een denkoefening in romanvorm.
Alle filosofische of neurobiologische vragen die de jongste vijf decennia gesteld zijn over (al dan niet artificiële) intelligentie of (al dan niet menselijk) bewustzijn zitten erin verwerkt. Het is ook niet toevallig dat de Brit McEwan (71) een bijdrage leverde aan de eerder dit jaar verschenen bundel Possible minds. Twenty-five ways of looking at AI, een rondetafel met 25 onderzoekers en denkers over denken en intelligentie en wat dat betekent voor ons mens-zijn. Het getuigt van McEwans schrijftalent dat hij die inhoud weet te verpakken in een prikkelend en meeslepend verhaal.
Adam is een van de eerste kunstmatige mensen die in de jaren 80 tot leven komt. Hij komt met elf andere Adams en dertien Eva's op de markt. Zij zijn het product van een technologische revolutie die aangestuurd werd door de wiskundige Alan Turing, die is blijven leven en zich niet in 1954 van het leven heeft beroofd omdat hij vernederd en vervolgd werd vanwege zijn homoseksualiteit. In dit alternatieve verleden verliest Margaret Thatcher de oorlog om de Falklands van Argentinië, vermoordt de IRA haar opvolger Tony Benn en komen The Beatles weer bij elkaar.
Opladen
Je kan Adam nauwelijks een robot noemen. Hij is zo natuurgetrouw dat je hem voor een gewone mens zou aanzien als je niet weet dat hij een verborgen aan-uitknop heeft en zich nu en dan op het net moet aansluiten om zijn batterij op te laden. Adam wordt aangekocht door beursspeculant Charlie Field en wordt verliefd op Miranda, Charlie's bovenbuurvrouw en geliefde. De driehoeksverhouding is de centrale verhaallijn, waar McEwan nog een handvol al even interessante nevenverhalen aan ophangt. Inzichten uit antropologie, wiskunde en psychologie, bedenkingen over haiku's, gender en ouderschap, of ethische vraagstukken over de rechten van een (kunstmatige) mens: McEwan houdt al die ideeën als een volleerd jongleur moeiteloos in de lucht.
Het leven van Adam is maar al te menselijk. Hij leert bij, komt voor morele dilemma's te staan, ervaart hoe gevoelens opborrelen uit zijn informatieverwerkende circuits, leert nadenken over de complexe problemen waar je als mens voor gesteld wordt. Hij wordt steeds zelfstandiger en onafhankelijker, tot hij zichzelf desactiveert. Gaandeweg vervaagt de lijn tussen fictie en werkelijkheid. Je leeft helemaal mee met Adam die niets menselijks vreemd is, terwijl zijn gedachten en gevoelens toch door elektronische circuits veroorzaakt worden. Maar wat is het verschil met de gedachten of gevoelens van Charlie en Miranda (of de lezer) die uiteindelijk toch ook maar het gevolg zijn van elektrische en chemische stroompjes doorheen neuronen?
Charlie en Adam houden daar weleens levendige discussies over aan de keukentafel. Is denken of informatieverwerking anders als het door een wiskundig algoritme verwerkt wordt? Het levert ook komische scènes op als ze met zijn drieën op bezoek gaan bij de vader van Miranda die Adam met zijn encyclopedische kennis van Shakespeare wel ziet zitten als partner voor zijn dochter en veronderstelt dat Charlie de robot is, omdat die niet geïnteresseerd is in boeken.
Het verhaal krijgt finaal een tragische ondertoon als de ene na de andere Adam en Eva zichzelf uitschakelt. Met die zelfdodingen lijken ze zich af te keren van het 'onmenselijke' gedrag van hun eigenaars van vlees en bloed. De vraag waar McEwan in slimme bewegingen omheen cirkelt is niet zozeer of machines kunnen denken, maar wel wat is het om een mens te zijn. Met Adam, Charlie en Miranda vond hij een fascinerende manier om een moreel complex gegeven op een ingenieuze en geestige wijze in een spannend verhaal te gieten. Je blijft als lezer verbluft en betoverd achter.
Vertaald door Rien Verhoef, De Harmonie, 348 blz., 24,90 €. Oorspronkelijke titel: 'Machines like me'.
Hans Bouman
il/pr/20 a
FICTIE
Er zijn in het bijna 45 jaar oude schrijverschap van Ian McEwan verschillende fasen te onderscheiden. Daarbij is zijn werk gaandeweg steeds meer dimensies gaan krijgen. In zijn vroege boeken betoonde hij zich vooral gefascineerd door het exploreren van de extremiteiten en absurditeiten van het bestaan.
Die fascinatie is nooit verdwenen, maar kreeg vanaf The Child in Time (1987) een diepere resonantie, doordat ze veel meer dan in het vroege werk vergezeld ging van een oprechte empathie met de menselijke kwetsbaarheid. Onderzoek naar de vraag hoe de mens omgaat met de gruwelijkheden die hem overkomen, werd daarbij belangrijker dan die gruwelijkheden zelf. Hoewel altijd voorzien van een doordachte plot, werden McEwans romans vooral bespiegelingen over morele vraagstukken.
Hoogtepunt daarin was Atonement (2001), waarin de jeugdige vertelster Briony, gedreven door een giftige combinatie van moedwil en misverstand, het leven van de enkele jaren oudere Robbie verwoest. En daar de rest van haar leven mee in het reine probeert te komen.
In de boeken die volgden, is McEwan die belangstelling voor het grondig uitdiepen van morele kwesties gaan combineren met actuele maatschappelijke thema's. Zo speelde in Saturday (2005) de vraag of Groot-Brittannië moest deelnemen aan de Golfoorlog een rol van betekenis, en stond in Solar (2010) de klimaatproblematiek centraal.
Straatrumoer was overigens al een geregeld terugkerend element in McEwans romans: van de Koude Oorlog in The Innocent (1991) en Black Dogs (1992) tot de pre-thatcheriaanse crisisjaren zeventig in Sweet Tooth (2014).
McEwans nieuwe roman Machines Like Me past logisch in de ontwikkeling van zijn schrijverschap. Het boek handelt over de uitdagingen die gepaard gaan met de opkomst van kunstmatige intelligentie. Machines Like Me is gesitueerd in de vroege jaren tachtig, maar het wordt de lezer al snel duidelijk dat dit de jaren tachtig van een soort parallel universum moeten zijn.
In 1982 zijn de Beatles na twaalf jaar eindelijk weer bij elkaar. De Britse Task Force heeft bij de Falkland Eilanden een vernietigende nederlaag geleden. Zelfrijdende auto's zijn de gewoonste zaak van de wereld. De man die de vernederde Margaret Thatcher als premier heeft opgevolgd, Tony Benn, meent dat het Verenigd Koninkrijk hoognodig de EU moet verlaten. Een referendum daarover vindt hij echter een slecht idee. 'Alleen in het Derde Rijk en andere tirannieën werden politieke beslissingen genomen op basis van volksstemmingen en over het algemeen leidden ze tot weinig goeds.'
Deze eigenzinnige versie van de recente geschiedenis komt tot ons via verteller Charlie Friend, die als 32-jarige nog altijd niet zijn draai in het leven heeft gevonden. Hij woont in een schurftig flatje in Zuid-Londen en schraapt een karig inkomen bijeen via valutahandel op internet.
Als hij na het overlijden van zijn moeder een erfenis ontvangt, besluit hij die aan te wenden voor de aanschaf van de nieuwste verworvenheid op het gebied van kunstmatige intelligentie: een zeer geavanceerde, nauwelijks van mensen te onderscheiden robot. Er zijn er 25 op de markt gebracht: 13 vrouwelijke modellen die 'Eva' heten en 12 mannelijke genaamd 'Adam'. Charlie vist achter het net wat de Eva's betreft, maar wordt voor 86 duizend pond de gelukkige eigenaar van een Adam. De ontwikkeling van de Adams en Eva's is mede mogelijk geworden dankzij de geweldige bijdragen aan kunstmatige intelligentie van Alan Turing (1912-1954), inmiddels een gerespecteerde éminence grise (en gek op Hollandse jenever).
Het is de taak van de nieuwe eigenaars hun robot zelf van input te voorzien en zo diens eigenschappen te bepalen. Charlie en Miranda, die al snel een relatie krijgen, nemen deze taak gezamenlijk ter hand. In wat aanvankelijk niet meer dan een terloopse subplot lijkt, krijgen de twee bovendien steeds meer de zorg over het getroebleerde 4-jarige jongetje Mark.
Net als Yuval Noah Hariri in Homo Deus stelt McEwan in deze roman de vraag of er onderscheid kan worden gemaakt tussen menselijke en kunstmatige intelligentie, en zo ja, waar dit dan uit bestaat. Het thema komt op hilarische wijze aan de orde wanneer blijkt dat Miranda 'vreemd' is gegaan met Adam en Charlie 'de geur van warme elektronica' in haar lakens ruikt. Vertwijfeld constateert Charlie dat hij de eerste mens moet zijn die is belazerd door een machine. Adam verdedigt zich met het argument dat hij 'nu eenmaal is gemaakt om van Miranda te houden'. Deze al te menselijke uitspraak dient letterlijk te worden opgevat: als onderdeel van haar input heeft Miranda de robot geïnstrueerd tot ruimhartige genegenheid. Hij gaat zelfs haiku's voor haar schrijven.
Zijn 'gevoelens' weerhouden Adam er overigens niet van Charlie te waarschuwen voor een duistere gebeurtenis uit Miranda's verleden waarover zij niet de waarheid spreekt. Wanneer Charlie haar hiermee confronteert, komt Miranda met een getrapte reeks onthullingen. De wijze waarop Charlie en Miranda enerzijds en Adam anderzijds met de onthulde feiten omgaan, leiden uiteindelijk tot de confrontatie die de kern van deze roman vormt.
De aard van deze confrontatie wordt door McEwan zorgvuldig voorbereid. Het motto, ontleend aan Kiplings gedicht 'The Secret of Machines', stelt: 'Wij zijn niet gemaakt om een leugen te begrijpen'. Het concept van de onwaarheid als sociaal smeermiddel, de leugen om bestwil die gezichten redt en voorkomt dat zaken nodeloos uit de hand lopen, het idee, kortom, dat de waarheid niet altijd in alle omstandigheden het hoogste goed is, vooronderstelt een denkwijze die kennelijk typisch en exclusief menselijk is, zelf in het futuristische jaar 1982.
Het parallelle 1982 uit Machines Like Me is overigens geen gratuite gimmick. Het is een dramatisering van het feit dat het menselijk denken en handelen niet altijd langs de banen der logica loopt. Dat toeval, willekeur, inconsistentie en andere storende elementen hun plaats opeisen. 'Het heden is het fragielste van alle mogelijke constructies', beseft Charlie.
McEwan behoort niet tot de schrijvers die telkens hetzelfde boek schrijven. Van thriller (The Innocent) tot liefdesdrama (On Chesil Beach), van zwarte komedie (Amsterdam, Nutshell) tot literair-experimentele roman (Atonement, Sweet Tooth): hij zwerft met verve van genre naar genre, van onderwerp naar onderwerp. Met Machines Like Me voegt hij daar een knipoog naar de sciencefictionroman aan toe.
Terugkerend element in zijn beste werk is altijd weer dat borende onderzoek naar een ethische kwestie. Misschien is het geen toeval dat deze roman vol verwijzingen naar McEwans andere boeken lijkt te zitten. Dat opnieuw de kwetsbaarheid van kinderen - sinds The Child in Time een vertrouwd motief - een kernrol speelt. Dat de Task Force in deze roman langs het onheilszwangere Chesil Beach vaart, dat Miranda net als Briony (Atonement) uit wraak valse informatie de wereld in stuurt en dat net als in The Children Act een juridische kwestie centraal staat waarin ratio en emotie keihard conflicteren.
Dat Machines Like Me, ondanks zijn fascinerende thematiek en onmiskenbare verbeeldingskracht niet het niveau van McEwans allerbeste werk haalt, zit hem in de karakterisering.
Charlie en Miranda zijn vooral nuttige pionnen in McEwans literaire schaakspel, geen complexe, fascinerende personages als Fiona Maye en Adam Henry (The Children Act), Edward en Florence (On Chesil Beach) en natuurlijk topcreatie Briony.
Eigenlijk is robot Adam het interessantste personage in deze roman. Dat weet McEwan zelf ook, en je hoort hem er tussen de regels door om grinniken. Maar jammer is het wel.
****
De Harmonie; 416 pagina's; € 24,90.
Sam De Wilde
2/ei/14 m
IAN MCEWAN Machines zoals ik
De maan, Mars, 20.000 mijlen onder zee of het jaar 2312: sciencefictionromans spelen zich doorgaans op verre planeten of toch minstens in een verre toekomst af, maar de Britse bestsellerauteur en Booker-winnaar Ian McEwan zet in zijn nieuwe roman een stap terug in de tijd en situeert zijn toekomstvisioen over een ménage à trois met een robot in het Engeland van de jaren 80. Of toch in een alternatieve versie ervan: Margaret Thatcher regeert weliswaar met ijzeren hand over Groot-Brittannië, het Iers Republikeins Leger voert een bommencampagne en op de achtergrond raast de Falklandoorlog, maar er is meer dan de bekende kommer en kwel in McEwans stukje futuristische historiek. The Beatles spelen nog – al wordt hun jongste plaat ‘Love and Lemons’ niet al te best ontvangen – en de Britse computerpionier Alan Turing is niet in 1954 gestorven aan een cyanidevergiftiging, maar leeft nog als een welgestelde wiskundige. Door Turings vorderingen op het gebied van artificiële intelligentie snorren er zelfrijdende wagens door Engeland en kan het hoofdpersonage Charlie Friend zich een Adam gedoopte androïde kopen om te delen met Miranda, de vrouw van zijn dromen. We zouden het leuk hebben, denkt hij wanneer hij het plan smeedt om samen met haar voor zijn hebbedingetje van 86.000 pond te zorgen, maar die ‘zouden’ belooft weinig goeds. Niet dat Adam zich onmiddellijk tot een mechanisch monster van Frankenstein ontpopt. Integendeel, de met gevoelens en een talent voor haiku’s uitgeruste machine blijkt, het motto van de Tyrell Corporation uit Ridley Scotts ‘Blade Runner’ indachtig, al snel more human than human te zijn. Dat Adam haast onvermijdelijk verliefd wordt, roept morele en filosofische dilemma’s op die sciencefictionschrijvers al sinds het begin van de 19de eeuw bezighouden. Zowat elke belangrijke sf-auteur, van Mary Shelley over Isaac Asimov tot Philip K. Dick, heeft zich op een bepaald moment afgevraagd waar de grens tussen een mensachtige en een mens ligt, hoe we moeten omgaan met machines die intelligenter zijn dan wij, en hoe die machines op hun beurt moeten omgaan met mensen die niet per se even moreel hoogstaand handelen als zij. Hoewel die vragen in tijden van allesbepalende algoritmes en almaar slimmer wordende AI alleen maar interessanter en prangender lijken te worden, heeft McEwan er in ‘Machines zoals ik’ niet bijster veel nieuwe antwoorden op bedacht. Hij heeft er niet eens veel nieuwe vragen bij geformuleerd. Laten we wel wezen, dat Ian McEwan een echt slecht boek zou schrijven, is wellicht een mathematische onmogelijkheid. ‘Machines zoals ik’ is erudiet, speels en een schoolvoorbeeld van schijnbaar moeiteloze vertelkunst, waarin de spanning gestaag wordt opgebouwd. Zoals steeds heeft hij het één en ander te melden over de tekortkomingen van de menselijke soort, en zoals steeds doet de 70-jarige schrijver van ‘Amsterdam’, ‘Zaterdag’ en ‘Notendop’ dat in zorgvuldig gecomponeerde zinnen, en met evenveel gevoel voor humor als voor tragiek. De scène waarin Charlie van Miranda moet horen hoe de snikkel van hun geavanceerde gadget zich tijdens het vrijen vult met gedestilleerd water uit een reservoir in zijn rechterbil, én die waarin Charlie door Miranda’s zieke vader zelf voor een robot wordt aangezien, zijn pijnlijk en hilarisch tegelijk – vintage McEwan. ‘Machines zoals ik’ is een prima sf-roman en zelfs een prima McEwan-boek. Alleen jammer dat de veelvuldig gelauwerde auteur het heeft geschreven met de pretentie meer literair en intellectueel cachet te kunnen geven aan een genre dat van beide kwaliteiten al voldoende voorzien was vóór hij zich ermee inliet.
Elsje Heuff
Engeland, 1982, in een alternatieve werkelijkheid. Argentinië heeft de Falklandoorlog gewonnen, Engeland rouwt, Thatchers opvolger besluit uit de EU te treden en de Britse wiskundige/computerpionier Alan Turing leeft nog waardoor de ontwikkeling van computer en kunstmatige intelligentie versneld heeft plaatsgevonden. Hoofdpersoon Archie heeft net een van de eerste op de markt gebrachte hightech androïdes (robotmensen), Adam, gekocht. Tussen Archie, zijn vriendin Miranda, en Adam, die verliefd wordt op Miranda, ontstaat een vreemde driehoeksverhouding. Die eindigt abrupt als de adoptie van een kind door Archie en Miranda dreigt te mislukken doordat de rechtlijnige Adam Miranda bij de politie wil aangeven vanwege iets uit haar verleden. Fascinerende what-if roman van een van de beste hedendaagse Britse auteurs (1948) over een zeer actueel thema. Kan een androïde wel gevoelens hebben? Hoe verhoudt zich de algoritme-ratio van de androïde ten opzichte van de vaak irrationele emoties van de mens? Gelden mensenrechten ook voor een androïde? Goed geschreven, meeslepend, inventief en geestig.
Rob Schouten
2/ei/18 m
Sinds Mary Shelleys sf-horrorroman 'Frankenstein' en Carol Capeks literaire creatie van de robot is niet alleen de mensheid maar ook de literatuur hevig geïnteresseerd in het creëren van een kunstmatige homo sapiens. Hoeveel papieren robots hebben intussen niet het licht gezien, vooral in strips maar toch ook in de serieuze literatuur! Centrale vraag is steeds hoe menselijk zo'n computer op twee benen gemaakt kan worden, en of hij mogelijk op den duur de mens zelf zal verdringen met zijn grotere intelligentie.
Onlangs nog verscheen Sander Pleij in zijn debuut als schrijver met een hoogst interessante experimentele roman 'Explicador', waarin een jonge onderzoeker het raadsel van het leven probeert te ontrafelen en een computer voedt, niet met algoritmen en statistische data maar met ideeën van de scheppende mens, kunstenaars, filosofen, schrijvers. En natuurlijk wordt zijn vinding gecontrasteerd met de gebrekkige mens zelf, die verliefd is en last heeft van zijn rug.
Iets soortgelijks gebeurt in Ian McEwans jongste roman 'Machines zoals ik', een roman die tegelijkertijd if-history en sciencefiction is. Het verhaal speelt zich af in het Engeland van de jaren tachtig van de vorige eeuw, Thatcher is aan het bewind en zorgt voor sociale onrust, maar veel is anders dan de historie vertelt. Carter wordt niet verslagen door Reagan, De Engelsen verliezen de Falklandoorlog smadelijk, Sir Alan Turing, (in werkelijkheid overleden in 1954) leeft nog en speelt een belangrijke rol in het verhaal. De computerwetenschap heeft een al bijna volmaakte robotmens gefabriceerd.
In dit futuristische verleden schaft Charlie zich zo'n mensachtige robot aan, Adam geheten. Hij en zijn vriendin Miranda laden de voorgeprogrammeerde, verraderlijk mensachtige robot op met wat eigen voorkeuren en verlangens, waarna hij als een soort hyperintelligente vriend meedraait in het huishouden. De vraag is of Adam een echt bewustzijn heeft en emoties kent. Daar ziet het wel naar uit, want hij wordt nota bene verliefd op Miranda die zelfs een keer seks met hem heeft, en hij heeft allerlei ideeën over beslissingen die Charlie en Miranda hebben te nemen. Hij kent zelfs iets als heimwee en depressies en heeft een uitgesproken ethische kijk op de werkelijkheid.
Uiterlijk en ook innerlijk lijkt hij een echt mens, al realiseert Charlie zich, als hij haast betoverd lijkt door Adams mensachtigheid, dat hij wel degelijk een machine is: "De fabrikanten meenden ten onrechte dat ze indruk op me konden maken met een overdreven zucht en de gemotoriseerde beweging waarmee Adam zijn hoofd afwendde. Ik betwijfelde eigenlijk nog steeds of hij echt kon kijken."
Adam is een geleerd en bestudeerd man met een groot gevoel voor logica en rechtvaardigheid. Dat breekt hem op den duur op. Z'n verliefdheid weet hij nog rationeel te beheersen, maar als hij Miranda in het nauw brengt door haar rechtlijnig wegens een of ander vergrijp bij de politie aan te geven gaat zijn strenge geprogrammeerdheid de eigenaars te ver. Hij blijkt dan toch onmenselijk in zoverre hij het onbegrip van de mens voor zichzelf in zijn programma heeft opgeslagen. Althans zo legt Alan Turing het aan het eind van het verhaal aan Charlie uit: "Ze konden ons niet begrijpen, omdat wij onszelf niet konden begrijpen. Hun leerprogramma's konden ons niet plaatsen. Als wij onze eigen geest niet kenden, hoe konden we dan die van hen ontwerpen en verwachten dat ze bij ons gelukkig zouden zijn".
En ook "het sociale leven wemelt van onschuldige of zelfs nuttige onwaarheden. Hoe halen we die er tussenuit? Wie moet het algoritme voor het leugentje om bestwil schrijven dat de vriend een blos bespaart? Of de leugen waardoor een verkrachter die anders vrijuit zou gaan de gevangenis ingaat. We weten nog niet hoe we machines moeten leren liegen. En hoe staat het met wraak?"
De machine Adam ontbeert kortom essentiële menselijke gebreken. En dat is de impliciete boodschap van dit boek: de mens wordt niet gekenmerkt door zijn intelligentie en zijn kracht maar door zijn zwakheid en gesjoemel. Dat betekent het falen van zo'n IJzeren Hein als Adam.
Ian McEwan, nooit te beroerd om de mens in extreme omstandigheden neer te zetten, schrijft met zijn robotroman een nieuw huiselijk drama, een kleinschalige dystopie over de alledaagse computerisering van ons leven, een eenentwintigste-eeuwse gedigitaliseerde Tsjechov. Het verhaal zelf is redelijk eenvoudig maar hij lardeert het met intelligente, soms briljante overwegingen en fantasieën; je leest dit boek grotendeels als een hedendaags/futuristische familieroman.
Tegelijkertijd werpt hij, door hem te spiegelen aan zijn robot, een kritische blik op de mens en zijn ongewisse 'programmatuur'. Niet toevallig ziet de vader van Miranda een moment Charlie voor de robot aan en Adam voor de verloofde van zijn dochter. Ik dacht zelf ook even dat Charlie de eigenlijke robot was die de mens Adam abusievelijk als machine zag. Die dubbelzinnigheid van menselijk en robotisch gedrag geeft 'Machines als ik' een heel aparte lading. Door de extreme menselijkheid van Adam en de vaak voorspelbare, soms haast mechanische reacties van Charlie zou je je makkelijk kunnen vergissen. Het boek heet immers niet voor niks 'Machines zoals ik'.
Het bijzondere aan de boeken van McEwan is dat hij, met zijn gedetailleerde stijl en in een feitelijk alledaags ogende wereld toch steeds onverwachte perspectieven oproept. 'Machines zoals ik', met een zelfbewuste robot als huisvriend, is daarvan niet alleen het jongste maar misschien ook wel het duidelijkste voorbeeld. Het doet je als lezer twijfelen aan de vanzelfsprekendheden van het bestaan en dat is misschien wel de mooiste taak van wat goede literatuur is: dat ze kleine aardschokjes veroorzaakt en je aan het denken zet.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.