Alles wat er was
Hanna Bervoets
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Uitgeverij Pluim, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BERV |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Pluim, 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : BERV |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Pluim, 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : BERV |
Maria Vlaar
i /un/07 j
'Iedereen wordt geboren met een tweevoudige nationaliteit, in het koninkrijk van de gezonden en in het koninkrijk van de zieken. Ook al gebruiken we liever het goede paspoort, vroeg of laat zijn we minstens kortstondig verplicht ons te uiten als burgers van de andere plek.' Deze zinnen uit 'Illness as a metaphor' van Susan Sontag vormen de kiem van de zevende roman van de verbluffend virtuoze schrijfster Hanna Bervoets (35), die opnieuw laat zien dat een toegankelijk en herkenbaar verhaal tegelijk experimenteel en essayistisch kan zijn. In Welkom in het rijk der zieken neemt ze de lezer mee in het rijk der chronisch zieken.
Bervoets' hoofdpersoon is ict-er Clay, een dertiger met een leuke vriendin. Ze oefenen alvast op het ouderschap met het dochtertje van vrienden. Op de kinderboerderij gebeurt er iets wat Clays leven op zijn kop zal zetten: hij aait een geit en wordt besmet met Q-koorts, een moeilijk te diagnosticeren ziekte. Daardoor blijft de patiënt lang in onzekerheid, en de omgeving doet de pijnklachten nogal eens af als stress of labiliteit, of zelfs als gezeur. Bervoets is enorm scherp in het opmerken van alle processen die een chronisch zieke ondergaat. In afzonderlijke hoofdstukjes gaat het over telkens weer andere kernbegrippen: hoop, bijvoorbeeld. Of eenzaamheid. Of de moedeloze rondgang langs alternatieve genezers en speciale diëten. Of de obsessieve rondgang op internet naar alle feiten en fabels over jouw ziekte. Of het loslaten van het idee 'genezing'. Of de onpersoonlijkheid van de medische wereld - de gebouwen, wachtkamers, gangen, deuren. Mede doordat Bervoets zelf, zoals ze in de Volkskrant onthulde, een zeldzame reumatologische aandoening heeft waardoor ze het leven van een chronisch zieke leidt, kent ze die wereld als haar broekzak.
Een roze pak
Toch is dit geen klassieke 'ziektegeschiedenis'. Bervoets experimenteert door in droomachtige tussenhoofdstukjes Clay daadwerkelijk 'het rijk der zieken' te laten betreden, begeleid door Susan Sontag. Ze ondernemen een reis zoals Vergilius en Dante in De goddelijke komedie. Een eerste poort door, een tweede poort door. De zieken dragen een pij, de hulpverleners een roze pak. In deze vreemde wereld zal Clay behoorlijk verdwalen. Bervoets neemt Sontag soms heel letterlijk; als het over het paspoort van de patiënt gaat, bijvoorbeeld. Ook een woordspel met 'identiteken' die de identiteit van de patiënt opzuigen 'tot er niets meer is', is weinig subtiel. Bij de beschrijving van een medepatiënt die met trillende stem vertelt over hoe het haar niet langer lukt haar dochtertje te tillen, ligt de sentimentaliteit van leed-tv op de loer.
Maar de zoektocht blijft een aangrijpend verhaal, voor mensen die chronisch ziek zijn en voor rouwenden of mensen met durende liefdespijn; misschien lijdt het merendeel van de mensheid wel pijn; velen kennen het gevoel 'uitgestoten' te zijn door de gewone, gezonde wereld. Zo bezoekt Clay een verjaardag waar hij zich vroeger op zijn gemak zou hebben gevoeld en die hij nu ervaart als een 'waanwereld', waarin hij de andere mensen 'niet meer verstaat, al spreken ze dezelfde taal'. Hij verliest zijn sociale omgeving en zijn vriendin. Dat blijkt uit een passage waarin Bervoets perfect de techniek van het uitgestelde vertellen beheerst: 'Nora komt overeind, ziet je gezicht, slaat haar armen om je nek. 'Hé, heb je hoofdpijn?' Ze woelt plagerig door je haar nu. [...] Jazeker, dit is vóór de grote koorts. Want Nora lacht. En Nora is er nog.'
Helikopter
De roman kent een diep ontroerend einde, als Clay de man voor zich ziet die hij had willen worden, met Nora en kind. 'Ik heb het héle lijf nodig, helemaal compleet: ik heb het nodig om ervoor te zorgen dat zij naast me blijft liggen.' Pas als hij de eveneens chronisch zieke Marla ontmoet, lijkt hij zich te kunnen onttrekken aan zijn fundamentele eenzaamheid. Maar een duurzame band wordt dit niet, want zelfs tussen deze mensen met een vergelijkbaar lot - pijncollega's - ontstaat concurrentie; wie lijdt het meest?
Sontag krijgt het laatste woord in Bervoets' roman. In gesprek met Clay, die uiteindelijk beseft dat hij zich zal moeten nestelen in de nieuwe werkelijkheid, biedt zij hoop voor zijn toekomst: 'Dus zul je nu eerst jezelf moeten redden en dat doe je niet door met je vlaggetje te blijven zwaaien in de hoop dat iets, iemand, een helikopter van boven je op komt halen. […] Clay, het is tijd om je vlag te laten zakken.' Zij raadt hem aan de wereld in te gaan: 'Volg de branding zo ver als je kan, hoor de scheermesjes onder je voeten breken, ga tot het uiterste. […] Wie weet kom je bij het schelpen rapen iemand tegen.'
Pluim, 278 blz., 22,50 € (e-book 14,99 €)..
Jelmer Soes
Roman van Hanna Bervoets (1984), wiens eerdere romans veel literaire prijzen en nominaties in de wacht sleepten. Het boek kent twee verhaallijnen. In het ene deel, geschreven in de jij-vorm, wordt verteld hoe hoofdpersoon Clay na een bezoek aan een kinderboerderij besmet blijkt met het Q-koortsvermoeidheidssyndroom. Clay worstelt met de acceptatie van deze chronische aandoening en zoekt vergeefs naar verbetering of genezing. Langzamerhand raakt hij vervreemd van zijn omgeving, en op dat punt bevindt zich de andere verhaallijn, volledig geschreven in dialoogvorm: Clays tocht door het surreële Rijk der Zieken. Begeleid door zijn ‘gids’ Susan Sontag moet Clay in een pakhuis een lijf uitzoeken, moet dat lijf vervolgens met zich meedragen, wat te zwaar is, zodat hij op zoek moet naar een kar. De daaropvolgende zoektocht van kafkaëske proporties vormt een sterke metafoor voor het lot van een chronisch zieke in onze bureaucratische maatschappij. Dit deels autobiografische literaire experiment vertelt een relevant verhaal over een onderwerp dat nog te veel in de taboesfeer zit.
Rob Schouten
2/ei/25 m
Hanna Bervoets (1984) experimenteert in haar romans graag met bijzondere situaties. In 'Alles wat er was' zette ze acht personen bij elkaar die na een explosie moeten zien te overleven, in 'Fuzzie' ging het om een pluizig balletje dat de hoofdpersoon troost gaf in het leven, maar werkt zulke kunstmatige affectie wel?
In 'Welkom in het rijk der zieken' stelt ze de vraag hoe je moet leven met een ernstige ziekte; hoofdpersoon Clay (verwijzend naar de notie dat de mens van leem is?) heeft op een kinderboerderij Q-koorts opgelopen, wat nu?
In feite probeert Bervoets antwoorden, mogelijkheden te formuleren op levensvragen en op het menselijk tekort en als die oplossingen er niet zijn een soort modus vivendi voor te stellen. Ik zie een verband met talkshows en tijdschriften waarin soortgelijke vragen worden opgeworpen, hoe leef je met je ziekte, met wat je overkomen is, populaire onderwerpen in de media. Maar deze schrijfster doet wel wat meer dan babbelen over bijzondere ervaringen, ze bouwt er een hele wereld omheen, deels realistisch, deels bestaand uit fantasievolle elementen.
Het verhaal van de zieke Clay wordt afwisselend op twee niveaus verteld, dat in de werkelijkheid waarin hij thuis, met zijn vriendin Nora eruit moet zien te komen, en dat in een denkbeeldige wereld waarin hij met de schrijfster Susan Sontag (van het befaamde essay 'Illness as a Metaphor') door een soort gesublimeerde medische wereld loopt, zijn zieke lijf letterlijk met zich meezeulend. Ook met de vorm experimenteert Bervoets in zekere zin, in Clays realistische wereld wordt hij door de schrijfster aangesproken met 'je', weet je nog zus en zo, ze helpt hem als het ware zijn herinneringen van voor en na de ziekte te ordenen en te dateren; het verhaal in de medische parallelwereld daarnaast bestaat geheel en al uit dialogen. Dat alles tilt het verhaal naar een literair niveau, maar maakt het ook soms lastig om alles te volgen, het duurt een tijdje voor je in de gaten hebt waar het eigenlijk om draait. Dat komt ook omdat de wereld van Clay letterlijk is opgeschud; net zoals het geval was bij de personages in 'Alles wat er was' moet hij zich steeds vergewissen of iets voor of na zijn ziekte is gebeurd. Zijn 'grote koorts', zoals zijn ziekte genoemd wordt, is als het ware de splijtzwam in zijn leven.
Susan (Sontag), gesecondeerd door een zekere Marla, zelf lijdend aan een even veelkoppige als vage kwaal als Q-koorts, namelijk fibromyalgie, is degene die hem erdoorheen moet gidsen met haar wijsheden: "Ik moet voor mijn lichaam zorgen want het zorgt niet voor mij. Het draagt mij niet, ik moet haar dragen. Dat is een verandering, een kantelpunt in mijn leven: zoals het moment waarop je ontdekt dat je ouders jou nu meer nodig hebben dan jij hen - mijn lichaam heeft mij meer nodig dan ik haar, ik voel me een ouder ook al heb ik geen kind en zal ik waarschijnlijk nooit een kind krijgen, ik ben de moeder van mijn lichaam, dat zich als een kind gedraagt."
Met veel verve beschrijft Bervoets de nieuwe wereld van haar patiënt, de onduidelijke diagnoses, het van het kastje naar de muur sturen, de hortende relatie met zijn vriendin, zijn afnemende sociale gedrag, maar vooral de monomanie waarin de zieke vervalt: hij kan eigenlijk alleen nog maar aan zijn ziekte denken. Op het laatst wordt hij in die medische parallelwereld door 'identiteken' leeggezogen, waarmee Bervoets de vraag stelt: wat is je identiteit als doodziek personage eigenlijk nog?
'Welkom in het rijk der zieken' is daarmee een roman met een ernstige ondertoon en ingrijpende conclusies ('Niks wordt ooit nog hetzelfde'), maar het wonderlijke is dat Bervoets het verhaal van de patiënt en zijn mantra's toch tamelijk licht weet te houden, door haar verteltrant en door haar fantasie. Een levensvraag is ook maar een vraag, was na afloop mijn overheersende gevoel. Bervoets zelf heeft natuurlijk ook geen echt antwoord op de vraag wat je met je ziekte moet. Voor een oplossing hoef je dit boek dus niet te lezen, wel voor een even wijze als voor de hand liggende raad: leer ermee te leven.
Chronisch ziek is geen ve
Toen Hanna Bervoets 22 was kreeg ze pijn in haar schouders, daarna in haar rug, later overal, zo vertelde ze afgelopen zaterdag in een interview in de Volkskrant. Een genetische aandoening zo bleek: Ehlers-Danlos Syndroom, type h. De banden om haar gewrichten zijn te slap waardoor haar gewrichten hun werk niet doen en spieren dat werk overnemen, wat leidt tot chronische pijn. Hoewel ziekte en dood populaire thema's zijn in de literatuur, is chronische ziekte dat minder, zo constateerde Bervoets. "Chronische ziekte heeft geen oplossing of einde en is daarom geen verhaal", aldus de schrijfster.
Speur je in de Nederlandse literatuur naar chronisch zieken dan stuit je het eerst op waargebeurde ervaringsverhalen, zoals van Renate Rubinstein ( 'Nee heb je') over haar ziekte MS, en Renate Dorrestein ('Heden ik') over ME. Vorig jaar verscheen van Henk Blanken 'Je gaat er niet dood aan', over zijn veranderde leven als parkinsonpatiënt. Een uitzondering is romanschrijver Marie Kessels die juist in fictie het leven met een haperend lijf verkent. Zo schreef ze 'Ruw' vanuit het perspectief van een vrouw die steeds minder ziet. Haar jongste roman 'Veldheer Banner' verkent het leven van vijftiger Saul Banner, een leven dat gewoon doorgaat, ondanks parkinson.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.