De zee ondersteboven : roman
Marie Darrieussecq
Marie Darrieussecq (Auteur), Mirjam de Veth (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : DARR |
Marijke Arijs
ua/an/18 j
De wereld staat aan de vooravond van onmenselijke en onwenselijke ontwikkelingen, daar is Marie Darrieussecq van overtuigd. Na haar eclatante debuut Zeugzoenen in 1996 publiceerde de Franse schrijfster een sciencefictionverhaal over een vrouw en haar kloon. Intussen, meer dan twintig jaar later, is die embryonale tekst uitgedijd tot een nabije-toekomstroman. Ons leven in de bossen is een inktzwarte dystopie. De terreuraanslagen hebben er stevig ingehakt en de samenleving wordt geregeerd door angst, sowieso een slechte raadgever. Voeg daarbij nog de klimaatperikelen, een obsessie met de eeuwige jeugd en allerlei wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen op het gebied van robotisering, drones en klonen, en je krijgt een explosieve cocktail.
Darrieussecq stuurt haar lezers het bos in, waar haar vertelster een ontmenselijkte maatschappij is ontvlucht. Marie heet ze, en ze is psychotherapeute, net als de schrijfster zelf. De jonge vrouw maakte deel uit van een team psychologen dat slachtofferhulp verleende bij de aanslagen in het begin van het millennium. Ze schrijft om te begrijpen en te getuigen. Haar getuigenis is een boodschap voor het nageslacht en een testament ineen, want ze is er beroerd aan toe. Wie is die mysterieuze 'helft' waar ze het steeds over heeft? Wat is een 'aanklikker' en wie zijn de zogeheten 'leden van de Generatie'? Geduld, beste lezer, alles wordt opgehelderd, maar het gaat niet van een leien dakje. Marie is op de vlucht en bevindt zich 'in een soort schaduwkant van de wereld', met een gehackte internetverbinding. Het is behelpen.
Offline
De nabije toekomst ziet er niet al te rooskleurig uit, zoveel is duidelijk. De overheid heeft de aanslagen aangegrepen om een totalitaire samenleving op poten te zetten. Veiligheid primeert op vrijheid. Implantaten, robots en drones zorgen voor een waterdicht controlesysteem. De kloof tussen arm en rijk is grondeloos diep. De superrijken laten zichzelf klonen. Hun gekloonde dubbelgangers worden in een kunstmatige coma gehouden en naar believen leeggeplunderd, als een voorraad wisselstukken, terwijl de anderen met halve waarheden en hele leugens om de tuin worden geleid. De middenklasse beschikt over een basiskit met een paar reserveorganen en is daarmee al dik tevreden. De overgrote meerderheid van paupers heeft helemaal niets, maar de handel in illegale organen floreert. Marie en een paar honderd anderen hebben hun implantaten verwijderd, zijn offline gegaan en hebben hun heil gezocht in de bossen. Rebellen zijn deze vluchtelingen niet. Daarvoor zijn ze met te weinig en bovendien zijn ze van het besluiteloze type.
De brave new world van Marie Darrieussecq flirt met de dystopische maatschappijen van Huxley en Orwell, maar de machthebbers blijven buiten beeld. Ons leven in de bossen is namelijk geen politieke, maar een wetenschappelijke nabije-toekomstroman, want het was de schrijfster vooral om de ethische kant van de zaak te doen. De keerzijde van allerlei innovaties wordt Black Mirror-gewijs fors uitvergroot. Kennelijk is de wereld van Marie in de greep van een stel transhumanisten of posthumanisten, die de mens hebben 'verbeterd' met behulp van biotechnieken en cybernetica. Irisherkenning, implantaten, het lichaam als interface, genetische modificatie en empathische robots, het is de natte droom van iedere dictator. In zo'n wereld is het onmogelijk om aan het alziend oog van de overheid te ontsnappen.
De leugens van het regime worden langzaam maar zeker ontrafeld en aan het eind vallen alle puzzelstukjes keurig op hun plaats. Het duurt even voor het zover is, want de heldin is een onverbeterlijke kletskous. En passant verdiept ze zich in het gevoelsleven van klonen, verklapt ze dat je robots van de wijs kunt brengen door veel dubbele ontkenningen en metaforen te gebruiken, strooit ze met wetenswaardigheden en één enkel keertje heeft ze het glad bij het verkeerde eind: 'Frankenstein was een fantasieschepsel. Een van losse stukken gemaakt schepsel.' Marie is nu eenmaal de snuggerste niet, maar ze heeft een onverwoestbaar gevoel voor humor en weet de spanning erin te houden. Ons leven in de bossen is een verrassende excursie in de nabije toekomst, vermakelijk en huiveringwekkend tegelijk, van een schrijfster die van haar maakbaarheidsgeloof gevallen is, maar er haar goede humeur niet bij verliest.
Vertaald door Mirjam de Veth, De Arbeiderspers, 144 blz., 16,99 € (e-boek 13,99 €).Oorspronkelijke titel: 'Notre vie dans les forêts'.
Wineke De Boer
ru/eb/16 f
De hoofdpersoon, de 40-jarige psycholoog Viviane, is dit leven ontvlucht. Ze bivakkeert met anderen in een resterend stukje bos, onder omstandigheden die doen denken aan de vluchtelingenkampen bij Calais. Ze sukkelt met haar gezondheid en voelt haar einde naderen. Ze wil een document achterlaten voor komende generaties, geschreven met potlood, op echt papier. Dat is de roman die we lezen. Door de schijnbaar losse structuur van deze dagboek-achtige tekst kan Darrieussecq haar informatie zorgvuldig doseren, waardoor je geboeid blijft. Het einde is op onverwachte wijze tamelijk ontluisterend.
Het doen en laten van de hoofdpersoon is gebaseerd op gehechtheid aan haar 'helft', een veronderstelling die hoe langer hoe minder geloofwaardig wordt. Ook gaat de schrijver de mist in wanneer ze een begrip als 'verveling' metafysisch wil duiden: 'Je wordt verpletterd tussen drie stomme dimensies en je zou willen oplossen.' Typisch Darrieussecq, die haar verhaal op een hoger plan wil tillen, maar daar niet helemaal uitkomt.
De vertaler, Mirjam de Veth, is er wél uitgekomen, met prachtig, overtuigend Nederlands.
***
Uit het Frans vertaald door Mirjam de Veth.
De Arbeiderspers; 139 pagina's; € 16,99.
Naar gegevens van Drs. Elly Poppe-Stolk
De Franse schrijfster (1969) was universitair docente. Sinds het internationale succes van haar eerste roman ‘Truismes’ (1996, Nederlandse titel: ‘Zeugzoenen’) schrijft ze fulltime. Haar romans spelen zich ergens tussen werkelijkheid en fantasie af. De personages en hun existentiële problemen zijn echter volkomen herkenbaar. Viviane is psychotherapeute in een sinistere stad van na de 21e eeuw. De robots zijn er nauwelijks te onderscheiden van de mensen, ze zijn uitgerust met onderhuidse chips voor toegang tot noodzakelijke voorzieningen, maar ook om mensen in de gaten te kunnen houden. Dat ze via een in coma gehouden kloon verzekerd is van reserveorganen op maat, bezorgt Viviane een schuldgevoel. Een schokkende ontdekking en berichten van haar boeiendste cliënt brengen haar ertoe zich aan te sluiten bij een groep dissidenten in het woud buiten de stad en vóór haar nabije dood een getuigenis te boekstaven. Zakelijke, poëtische en speelse passages wisselen elkaar af in dit quasi onsamenhangende, maar in wezen zorgvuldig gedoseerde relaas, origineel qua taalgebruik, en vooral beklemmend spannend.
Yolanda Entius
ua/an/26 j
Wat is het aan 'dystopische' romans dat ze me vrijwel altijd bijblijven? 'The Road' van Cormac McCarthy is het gruwelijkste boek dat ik ooit heb toegelaten in mijn brein. Soms heb ik er spijt van het gelezen te hebben, waarmee ik u 'The Road' even hartstochtelijk aanbeveel als afraad. Ook 'Die Wand' van Marlen Haushofer mocht er wezen en 'Never Let Me Go' van Kazuo Ishiguro. 'Ons leven in de bossen', de nieuwe roman van de Franse schrijver Marie Darrieussecq (soepel vertaald door Mirjam de Veth!), heeft met alle drie de boeken wat gemeen. In het geval van Ishiguro zo veel dat Darrieussecq vriendelijk gezegd schatplichtig aan hem is. Toeval of niet, de overeenkomsten zijn talrijk (wát dat ga ik niet verklappen want daarmee verraad ik veel van de plot), hetgeen niets afdoet aan de kwaliteit van het verhaal, zelfs niet aan de spanning. En spannend is het.
In een vloek en een zucht ben je erdoorheen. In nog geen 140 pagina's schept Darrieussecq een even somber als geloofwaardig mens- en wereldbeeld. In welke tijd het zich precies afspeelt is niet helemaal duidelijk. De ene keer zijn we eeuwen van het heden verwijderd: andere planeten die gekolonialiseerd lijken, geïmplanteerde chips, handen die 'als windmolens gebaren maken om onze apparaten, 3D brillen en onze honden te bedienen' - een mooi beeld trouwens. Het andere moment is de wereld van de generatie vóór die van Viviane, de vertelster, nog heel dichtbij. Op de geruite regenjas van haar moeder en de metalen veldfles van opa wordt met enige nostalgie teruggekeken.
En dan meteen ook maar een minpunt: keer op keer krijg je dingen die je weet uitgelegd: "Freud was een psychiater rond 1900." We krijgen een rol toebedeeld: blijkbaar weten 'we' dat soort dingen in deze apocalyptische tijd niet meer - maar omdat je ongevraagd meespeelt in een stuk dat je niet kent voelt dat ongemakkelijk en worden die zinnen flauw. Het is goed mogelijk overigens dat wij ons, omdat we nog niet alles snappen, niet zozeer vergissen in de tijd alswel in de leeftijd van Viviane en daarom de jaartelling bij moeten stellen. Daar kwam ik niet helemaal uit.
Het verhaal wordt haastig door Viviane verteld (of beter: in potlood geschreven, ze is volledig offline gegaan in een door virtualiteit gedomineerde wereld) waardoor de stijl iets slordigs krijgt. Tijd om alles uit te leggen is er niet - ze zitten haar op de hielen - maar Viviane moet en zal ons vertellen wat zij heeft ontdekt, en hoe dat geschiedde.
Het verhaal begint als zij, psychiater van beroep, in contact komt met patiënt nul, een 'aanklikker', iemand die associaties aanlegt en aanklikt in de software van robots en computers. Geestdodend werk dat ironisch genoeg de robots menselijker moet maken, en veel concentratie vergt. Patiënt nul wil meer rust: slapen. Maar dat, slapen, is voorbehouden aan 'de helften'. Klonen van 'de Generatie' die in speciale oorden met gesloten ogen liggen te wachten: levende kopieën zonder emotionele ontwikkeling of bewustzijn, met potentiële donor-organen voor het origineel (hier dan toch een 'Ishigurootje'). De 'helft' van Viviane heet Marie, maar omdat ze 'angstaanjagend onzelfstandig is' noemt ze haar 'Tutje'.
Het verhaal eindigt met Viviane's vlucht in de bossen, waar een parallelle samenleving wordt gebouwd. Geen utopie, zo valt te vrezen. Al op pagina 31 worden we daar impliciet voor gewaarschuwd: "Denk nou niet dat ik terugverlang naar vroeger. Ik heb helemaal geen heimwee naar het verleden, want het leidt naar ons heden. Ik heb heimwee naar de toekomst. Laat maar."
Een dystopie is mooi en relevant als allegorie op wat - in andere vorm, of op andere plaatsen, of diep in onze genen - in feite al bestaat. In genoemde boeken draait het om de laatste mens, of het verlangen mens te zijn in een onmenselijk (geworden) universum.
Niet alleen Marie's ogen moeten open, ook Viviane moet wakker worden, én wij natuurlijk, en zij die met een onmenselijk bestaan genoegen zouden moeten nemen. Gelukkig wrijft Darrieussecq die boodschap er niet in, nee, terloops kriebelt ze met deze kleine roman aan grote thema's, en peutert aan het angstcentrum in mijn brein.
Heimwee naar het leven van alledag had ik als lezer wel. Bijna opgelucht las ik iets over een kind naar school brengen, even vlug een croissantje kopen, wachten voor het stoplicht... Ik werd onmiddellijk afgestraft. Zo erg als in 'The Road' wordt het niet, maar u bent gewaarschuwd.
oordeel
Spannend, met een boodschap die je niet wordt ingewreven.
Vert. Miriam de Veth Arbeiderspers; 144 blz. € 16,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.