Een vrouw in de poolnacht
Christiane Ritter (Auteur), Elly Schippers (Vertaler)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Querido Fosfor, 2018 |
VERDIEPING 3 : SIBERIË : REISGIDSEN : 975.1 RITT |
Besprekingen
Luisteren naar de Noordpool
Marnix Verplancke
em/ec/12 d
"Het ligt in onze natuur om de wereld te onderzoeken en naar het onbekende te reiken", zei Ernest Shackleton ooit, en hij wist waarover hij het had. Tussen 1901 en zijn vroegtijdige dood in 1922 leefde deze Anglo-Ierse ontdekkingsreiziger van de ene poolexpeditie naar de volgende. Hij diende daarbij meermaals te overwinteren op Antarctica, zag schepen en mannen verloren gaan, maar twijfelde nooit aan zijn missie. Hij wou die onbekende Zuidpool bereiken, gewoon omdat hij er was. En omdat het hem een plaats in de geschiedenisboeken zou opleveren natuurlijk.
Ook die andere en veel nabijere Noordpool heeft altijd tot de verbeelding van de mens gesproken. Rond 330 v. Chr., de tijd toen Aristoteles nog al wandelend les gaf in zijn peripatetische school, zette Pytheas bijvoorbeeld vanuit Massalia, het huidige Marseille, koers naar het verre noorden. Waar hij precies belandde, de Faeröer, IJsland of Groenland, weten we niet, maar het moet alleszins boven de poolcirkel geweest zijn want hij beschreef hoe de zon er nooit onderging. Het land dat hij vond noemde hij Ultima Thule.
Pytheas wakkerde de Europese nieuwsgierigheid aan en van dan af was het hek van de dam zou je denken, maar de interesse bleef toch vooral intellectueel. Toen Mercator in 1569 een kaart tekende van de Noordpool, had die bijvoorbeeld weinig met de realiteit te maken. Hij tekende vier stukken land, van elkaar gescheiden door water en met in het midden een rots. En later kwam daar maar moeizaam verandering in. Mary Shelley liet haar monster met zijn dokter Frankenstein afrekenen op Arctica en zowel Jules Verne als Edgar Allen Poe situeerden er een paar van hun verhalen, maar tot op de dag van vandaag zijn er meer mensen in de ruimte geweest dan er voet gezet hebben op de Noordpool.
Altijd honger
Dat schrijft althans de Nederlandse journaliste en klimaatactiviste Bernice Notenboom in Arctica, Mijn biografie van de Noordpool, een boek dat de nieuwste wetenschappelijke inzichten koppelt aan de persoonlijke bekommernis dat als we verder doen zoals we bezig zijn Arctica vanaf 2030 tijdens de zomer compleet ijsvrij zal zijn. 'Ik weet nog goed hoe ik in 2007 voor het eerst op je kruin heb mogen staan', begint Notenboom haar rechtstreeks aan de Noordpool gerichte relaas. 'Ik wil jou helpen je te beschermen tegen ons, de mens', lezen we niet veel verder, maar gelukkig ruilt ze daarna het sentiment in voor de wetenschap.
Arctica bestaat uit twee delen. In het eerste komt de natuur zelf aan bod. Je leest over de drie bewegingen van de aarde die maken dat de zonne-instraling niet altijd even sterk is, over de 170 verschillende beschrijvingen van zee-ijs die de Wereld Meteorologische Organisatie hanteert en wat brine is, het geconcentreerde extreem zoute water dat tussen het bevroren zeewater stroomt.
Je krijgt heel veel cijfers te lezen, over de snelheid waarmee gletsjers verdwijnen bijvoorbeeld, of over de manier waarop het menselijk lichaam op kou reageert. Onder de min 35 stopt je honger bijvoorbeeld niet meer omdat je 7.500 kilocalorieën per dag verbrandt en onder de min 40 wil je alleen nog maar vertragen en stilletjes in een hoekje liggen doodvriezen. En je leert ook hoe fragiel het ecosysteem in het Hoge Noorden wel is. Het steeds snellere smelten van het poolijs maakt dat plankton en krill meer licht krijgen dan weleer. Dat verandert het leven van de vissen die dit eten, van de zeehonden die de vissen verorberen en van de ijsberen die een zeehond af en toe een niet te versmaden lekkernij vinden. En daarmee zit je aan de top van de voedselpiramide.
In een tweede deel heeft Notenboom het over de relatie tussen pool en mens, over de mannen die er het leven lieten, over de moeilijkheid van het bereiken van de pool aangezien het ijs constant in beweging is en je hele dagen kunt wandelen zonder een meter vooruit te komen, en over hedendaagse expedities die jarenlang voorbereid worden. Er mag immers niets mis gaan. Checklists voor materiaal, voeding, kleding, communicatiemiddelen en sociale media moeten afgelopen worden en verzekeringen, vergunningen en sponsorcontracten moeten in orde worden gebracht. En dan is er ook nog de afspraak met de helikopterfirma natuurlijk, want niemand vaart nog naar de pool. Je wordt er gedropt en zodra je op het ijs zit, word je regelmatig via een luchtbrug bevoorraad.
Het ultieme doel van de hedendaagse mens is de Noordpool vrijwaren van iedere menselijke inmenging, aldus Notenboom, maar door deze plek te onderwerpen aan de wetenschap, gebeurt net het tegenovergestelde. Als er een ding werkelijk ontbreekt in Notenbooms boek, en in onze aanpak van de Noordpool tout court, is het werkelijk contact. Alles wordt gemeten en niets wordt ondergaan.
Bloedpannenkoek
Maar ooit was het anders, blijkt uit Christiane Ritters uit 1938 daterende en nu opnieuw uitgegeven Een vrouw in de poolnacht, waarin ze vertelt over het jaar dat ze samen met haar man Hermann doorbracht in een hut aan de noordkust van Spitsbergen. "Je overleeft hier alleen als je naar de natuur luistert en je aanpast", schrijft ze, en dat levert meteen een heel ander soort getuigenis op.
Ritter, een Duitse uit een welgestelde familie die met een scheepsofficier trouwde die het in zijn kop stak dat hij jager wilde worden op Spitsbergen, was, zoals de Noorse kranten in 1934 schreven, de eerste Europese vrouw die overwinterde op Spitsbergen. Het was een ideetje van haar Hermann die haar een boudoir met uitzicht op de poolzee beloofde. Toen ze er aankwam bleek het er te regenen, en bleef het er regenen, tot het begon te sneeuwen. En dat boudoir? O ja, reageerde Hermann wat verbaasd, dat moet ik nog bouwen, ik wacht tot er een paar planken aanspoelen op de kust. Maar dat zal heus niet zo lang meer duren.
Christiane vond het aanvankelijk allemaal maar niets, de berenpaal niet die diende om ijsberen te lokken waarna deze afgeschoten konden worden, de vossenklemmen niet waar Hermann en zijn maat Karl haar witte 'huisvos' Mikkl in zouden vangen om zijn pels, en de bloedpannenkoeken die het stel bakte van het bloed van een vers omgelegde rob van 600 kilo nog minder. Tot ze in de ban raakte van het land en zich overgaf aan zijn invloed. Wat zijn wij Europeanen toch softies geworden, besefte ze, met al onze cultuur en beschaving, en hoe ver zijn we van de natuur afgedreven.
Maar ook zij had het daar moeilijk mee. Toen de zon op 16 oktober definitief onderging en Hermann haar zei dat het 132 dagen donker zou blijven, tot op 25 februari, moest ze even slikken. Toen hij haar vervolgens zei dat de winter die 25ste februari pas echt begon en het kwik makkelijk tot min 50 kon dalen, waarbij de fjorden helemaal dicht zouden vriezen, begon ze licht te wanhopen. Opeens begreep ze waar plekken als Jammerbukta, Sorgfjord en Bangenhuk hun naam vandaan haalden. Maar Christiane zette door, liet het allemaal over zich heen komen en wilde uiteindelijk niet meer weg van Spitsbergen.
Een dergelijke ervaring is voor ons niet meer weggelegd. We kunnen niet meer terug naar die tijd van de poolromantiek, net zoals we niet meer terug kunnen naar de tijd dat we nog in een God geloofden. Die luxe is ons niet meer gegund. Vandaag zijn we teruggeworpen op onszelf, de ontnuchterende cijfers en het knagende gevoel dat het wellicht door ons komt dat in twintig jaar tijd 40 procent van het Noordpoolijs is verdwenen.
Christiane Ritter, Een vrouw in de poolnacht, Querido Fosfor, 220 p., 20,00 euro. Vertaling: Elly Schippers
Bernice Notenboom, Arctica, Mijn biografie van de Noordpool, Prometheus, 342 p., 24,99 euro.
Huisvrouw wordt Spitsbergengek
Iris Hannema
ua/an/05 j
'Laat de boel de boel en kom naar de Noordpool', schrijft de echtgenoot van de Oostenrijkse Christiane Ritter (1898-2000) in de zomer van 1934. Hij is een onderzoeker en Spitsbergenfanaat en wil haar overhalen om zich voor een jaar bij hem te voegen in het Hoge Noorden. Zij vreest vooral de kou en de eenzaamheid, maar dat is nergens voor nodig, sust Hermann Ritter in een volgende brief: 'Al te eenzaam zal het niet voor je worden, want in de westhoek van de kust, ongeveer negentig kilometer verderop, woont nog een jager, een oude Zweed. Hem kunnen we in het voorjaar, als het licht terugkomt en de zee en de fjorden dichtgevroren zijn, een keer gaan opzoeken.'
Als de trein zich in beweging zet, laat Christiane haar ouders, broers, zussen, kokkin, tuinman en wasvrouw op het perron achter. Ze zal de eerste Europese vrouw worden die overwintert op het noordelijkste puntje van de wereld. Eenmaal aangekomen wordt ze er voor gek verklaard. Een vrouw op de Noordpool? Onmogelijk! Roekeloos! 'Spitsbergen is een prachtig oord', zwijmelt een andere avonturier. 'Het is een afschuwelijk oord', denkt ze in stilte, uitkijkend over de noordkust die grijs, kaal en stenig is, een woest beeld van dood en verval.
En laat dit nou net de kust zijn waaraan ze een jaar zullen verblijven en hun jagershut staat, 'een stipje in de mist, als een heel kleine aangespoelde kist'. Hierin houdt de 36-jarige Christiane Ritter, ook met bevroren vingers, haar dagboek bij dat de basis vormt voor de non-fictieklassieker Een vrouw in de poolnacht. Meer dan een half miljoen exemplaren zijn er sinds 1938 van verkocht, maar pas nu verschijnt de Nederlandse vertaling. Met humor en een scherp observatievermogen laveert ze vaardig tussen prachtige beschrijvingen van een onontgonnen land van steen en ijs, en haar verbazing over het (over)leven op de Noordpool, haar verwilderde man en over het huishouden in een zwartgeblakerde jagershut.
Haar tijdloze populariteit hangt samen met haar transformatie van huisvrouw tot poolavonturier en haar gave om het lijden onder barre omstandigheden in volle glorie te beschrijven (je krijgt het er al lezend koud van), terwijl ze tegelijkertijd het verlangen weet op te roepen om zo'n grootse ervaring zelf ook te willen meemaken.
In het begin van haar pooltijd leeft ze in twee werelden. Ze schrobt de hut koortsig met kokend zeepwater, probeert het binnen gezellig te maken en heeft medelijden met de pooldieren die haar man en zijn Noorse kompaan, die ze steevast 'moordenaars' noemt, schieten en villen. Tot grote woede van haar man bevrijdt ze een poolvos uit een vossenklem en weigert een beer te schieten als dat nodig mocht zijn en zou daarvoor in de plaats 'een schaaltje honing voor hem neerzetten'.
Maar al snel komt ze erachter hoezeer vers vlees op de Noordpool van levensbelang is, in het gevecht om voldoende vitamines binnen te krijgen om scheurbuik te voorkomen, en ze begint haar kookkusten lustig te botvieren op zeehonden die 'als een geschenk van een goede fee nooit opraken'.
Met de tijd begint haar hele wezen verder te verschuiven en haar Europese zorgen worden Arctische zorgen. Zullen er genoeg vossen en beren gevangen worden? Komt het pakijs, de ijsschotsen die traditioneel veel zeehonden en beren meebrengen, wel of niet? Na een onbarmhartige sneeuwstorm waarin ze weken achter elkaar alleen in de hut zit omdat de jagers op pad zijn, beseft ze dat ze 'de lange poolnacht, de stormen en de vernietiging van de menselijke trots' moest hebben meegemaakt om 'het geheim van de Noordpool' te onthullen: de menselijke nederigheid tegenover de onverbiddelijke natuur.
Maar hoe bar en boos het ook wordt, ze houdt stand, klinkt nooit verongelijkt of vervuld van zelfmedelijden en het is dan ook niet haar laconieke echtgenoot, maar haar eigen nuchterheid en doorzettingsvermogen die haar door de buitentemperaturen van min 40 en vier maanden durende duisternis heen loodsen.
Als de zon in het voorjaar eindelijk weer boven de horizon uit piept, is Christiane Ritter in extase: 'De zon in het noorden wordt koperrood en er hangt die eigenaardige sfeer die alleen voorkomt in het noorden en in de ijszee - dat ondefinieerbare tussen dag en nacht, tussen licht en donker, dat uitgedoofd-zijn van alle kleuren en vormen.'
In augustus, een jaar later, breekt het moment van vertrek aan, maar nu wil ze niet meer weg. Volgens de jagers is zij 'Spitsbergengek' geworden, net als haar man, die lijdt aan dezelfde aandoening van iemand die niet meer los komt van de Noordpool. Laat het wervelend beschrijven van deze gemoedstoestand maar aan Christiane Ritter over: 'Een onbedwingbaar verlangen naar de verte maakte zich van ons meester. Verder, steeds verder naar Arctische landen en eilanden in het ijs, naar bevroren aarde die er nog bij ligt zoals God haar heeft geschapen. Vergeten is Europa en alles wat ons daarmee verbindt. Het is een ongekend, tomeloos verlangen, dat sterker is dan het verstand en de herinnering.'
****
Uit het Duits vertaald door Elly Schippers. Querido Fosfor; 224 pagina's; € 20,-.
Dr. H.F. Lanting
Een welgestelde Oostenrijkse vrouw volgt haar man die koos voor een bestaan als pelsjager op Spitsbergen. Het is 1934 en Christiane Ritter (1897-2000) zou de eerste vrouw worden die daar overwinterde. Gelokt door mooie verhalen van haar man en een boudoir voor haar vertrok zij naar een desolaat gebied waar de natuur regeert. Pas nadat zij dat erkent, komt er ruimte voor bewondering van de schoonheid aldaar. Het boek verscheen al in 1938 en is nu voor het eerst vertaald in het Nederlands. Het leest als een spannend verhaal en geeft een diep begrijpen van de cultuurschok en de overgave aan de natuur. De leefwijze van pelsjagers wordt nauwkeurig beschreven, inclusief de haar omringende natuur. Een prachtig document vanuit zowel pool-perspectief als ook emancipatie-perspectief. Met zwart-wittekeningen van de auteur, drie zwart-witfoto's en een overzichtskaart.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.