De Mitsukoshi Troostbaby Company
Auke Hulst
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Ambo|Anthos, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : HULS |
John Vervoort
em/ec/21 d
De titel van deze biografische roman over Nixon begreep ik niet meteen, maar in het eerste deel, 'Nocturne', wordt Auke Hulsts keuze voor Zoeklicht op het gazon verduidelijkt. 'Nocturne' speelt zich af op de avond van 9 mei 1970. Nixon is twee jaar president en kan zoals zo dikwijls niet slapen door de beslommeringen die op hem wegen. Hij gebruikt te veel zware pijnstillers die hij doorspoelt met sloten whisky en dwaalt als een zombie door het Witte Huis. Vanuit zijn raam ziet hij betogers bij het Lincoln Memorial. Zijn persoonlijke assistent, de voormalige Cubaanse vluchteling Manolo, houdt hem gezelschap. Plots besluit Nixon, die nooit het Lincoln Memorial heeft bezocht, om ernaartoe te gaan. Wanneer de geheime dienst te weten komt dat Nixon het Witte Huis zonder verwittiging verlaten heeft, is het alle hens aan dek. 'Searchlight is on the lawn', wordt er geroepen. Zoeklicht is de codenaam die de geheime diensten aan Nixon hebben gegeven.
Het hallucinante gesprek dat de president met enkele betogers heeft, is goed gedocumenteerd. Er is zelfs een mooie documentaire over gemaakt, De dag dat Nixon brak. Nixon stond zwaar onder druk door de invasie in Cambodja en de uitzichtloze oorlog in Vietnam, het protest laaide op. Vier dagen voordien waren er zware rellen geweest aan Kent State University waarbij vier studenten stierven.
Meesterlijk beschrijft Auke Hulst de avond dat Nixon even 'vrij' was. De president reed zelf in de Lincoln Continental waarin Kennedy enkele jaren voordien werd doodgeschoten. 'Weet jij wel dat je op Kennedy's hersens zit?' brabbelt de president tegen Manolo. Met de betogers praat hij nogal onsamenhangend over vaderlandsliefde, de Bijbel en hoe hij ooit ook bereid was om zijn leven te geven voor de vrijheid. 'Uiteindelijk is het doel een wereld waarin niemand nog het leven hoeft te geven op het slagveld, maar besef dat er eerst nog het nodige moet worden uitgevochten voor het zover is.'
Jack en hij
Het lange tweede deel, 'Prelude', speelt zich af op 8 november 1960. Nixon, presidentskandidaat tegen John Kennedy, heeft net zijn stem uitgebracht in het Californische stadje Whitthier en heeft geen zin om de resultaten af te wachten. Met een aantal getrouwen stapt hij in een auto en maakt een rondrit door Zuid-Californië om uiteindelijk de grens naar Mexico over te steken.
Dit deel is rustiger geschreven en stelt Hulst in staat om in te zoomen op Nixons armoedige jeugd en zijn gewelddadige vader, zijn droom om hogerop te komen en de dood van zijn oudere broer Harold. Net door die gebeurtenis voelt hij een verwantschap met zijn rivaal Kennedy, die ook een oudere broer verloor. 'Jack en hij: twee zonen die eerste waren geworden door tussenkomst van de dood.' Natuurlijk fulmineert Tricky Dick, zoals hij door zijn tegenstanders werd genoemd, tegen Kennedy, 'Half mens, half korset' - Kennedy had een slechte rug.
Bidden met Kissinger
De cruciale scène in het laatste deel, 'Requiem', dat zich afspeelt net voor Nixon in augustus 1974 ontslag moet nemen door het Watergateschandaal, is die waarin een radeloze president zijn minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger bij zich roept en ze samen bidden. Kissinger probeert hem te overtuigen dat de geschiedenis hem zal eren voor de vele goede dingen die hij bereikt heeft (de dialoog met China, de vredesonderhandelingen in Parijs, het einde van de Vietnamoorlog) en niet zal minachten voor het Watergateschandaal en de drie aanklachten die tegen hem lopen (de belemmering van de rechtsgang, machtsmisbruik en minachting van het Congres). Twee speeches schrijft Nixon, een die hij aan de natie zal voorlezen en een die hij aan zijn medewerkers wil meedelen. Die tweede speech staat haast integraal afgedrukt tussen de verkillende scènes. 'Onthou altijd dat anderen je kunnen haten, maar dat zij niet winnen tot jij hen haat, en dan vernietig je jezelf'.
Zoektocht op het gazon is een sterke psychologische roman waarin Hulst bekende feiten uit het leven van de meest controversiële president die de VS ooit had - als Trump hem niet klopt - op een genuanceerde manier opnieuw belicht. Nixon was al het onderwerp van talloze biografieën, documentaires en films. Hulst is erin geslaagd om toch nieuwe lagen van zijn complexe karakter te ontrafelen. Uiteindelijk blijft de man een enigma, maar net dat maakt hem zo intrigerend.
Ambo/Anthos, 190 blz., 20 € (e-boek 12,99 €).
Bo Van Houwelingen
ua/an/12 j
Er wordt gezegd dat in elke gevangenis altijd één mogelijkheid tot ontsnappen moet zijn, omdat de gevangenen anders doordraaien. Voor Richard Nixon was het Witte Huis een gevangenis. Zijn lang bevochten presidentschap (van 1969 tot 1974) paste hem slecht. Als plattelandsjongen uit een arme quakersfamilie voelde hij zich niet op zijn gemak bij de rijke Ivy League-elite die hem omringde, hij ontbeerde het charisma dat opponent J.F. Kennedy wel had, Nixon was welbespraakt noch mediageniek. Zelfs in zijn eigen lijf leek hij opgesloten te zitten: hij bewoog zich houterig, zweette overmatig, had last van een doorzeurende knieblessure.
We kennen de breed uitgemeten Nixon-klassiekers: het televisiedebat met Kennedy (dat Nixon verloor omdat hij er bleek en zweterig uitzag terwijl zijn tegenstander leek te blaken van gezondheid), Watergate, de '18½-minute gap' van 'the tapes'. Auke Hulst (1975) stipt het in zijn zesde roman allemaal maar zijdelings aan. Zoeklicht op het gazon gaat over Nixon als gevangene en over de keren dat ontsnappen mogelijk lijkt.
In dit boek zijn dat drie momenten, waarvan elk een deel beslaat. We volgen een slapeloze president, of in de woorden van Hulst: 'de geestverschijning van dienst', die in een opwelling besluit te gaan praten met de studenten die midden in de nacht op Capitol Hill staan te demonstreren tegen de Vietnamoorlog. Helemaal alleen begeeft hij zich tussen de jongeren, schudt handen, probeert iets uit te leggen over oorlog. Tot zijn staf er lucht van krijgt en hem onder lichte dwang terugvoert naar het Witte Huis.
Het tweede moment is eerder, in 1960, op de dag dat Nixon wacht op de uitslag van de verkiezingen, waarvan wij al weten dat hij die zal verliezen van Kennedy. Met een paar mannen uit zijn campagneteam besluit hij, wederom in een opwelling, de grens over te steken voor een lunch in Mexico. 'Wanneer je een grens overstak, liet je iets van jezelf achter en werd je iemand anders', laat Hulst Nixon denken. 'We waren op tijd terug in Los Angeles voor de eerste uitslagen', noteerde Nixon zelf droogjes in zijn memoires.
In de nacht voor Nixon zal aftreden vanwege het Watergate-schandaal overweegt hij voor de laatste maal te ontsnappen als hij in zijn badkamer een revolver vindt; discreet is hem de mogelijkheid geboden zijn aanstaande vernedering te ontduiken door er een eind aan te maken. De ultieme vrijheid lonkt. Dit keer geeft hij geen gehoor aan zijn impuls, ook dat weten we.
Hulst heeft risico genomen door een roman te schrijven over een impopulaire president uit een tijd die de onze niet is. Wat kan die ploert van een Nixon ons nog schelen? En voor wie wel geïnteresseerd is zijn er genoeg uitstekende biografieën en beschouwingen geschreven (zie de bronnenlijst achter in het boek). Wat voegt een roman, waarin nadrukkelijk vermeld wordt dat er 'met de feiten is geknoeid', dan toe?
Nixon is bovendien niet bepaald een sprankelend personage; zijn denken is doordrenkt van een bitterheid waartegen zelfs Hulsts stilistische gave niet bestand is. Tegen de klippen op laat de schrijver dan de branding maar hielenlikken, het licht diabolisch flakkeren en de duisternis aanzwellen.
Gelukkig is er ook ruimte voor dromen, speculaties, geheime gedachten, wrede fantasieën, onbespreekbare schaamte, herinneringen aan de jeugd - datgene kortom wat fictie absolute meerwaarde geeft: de sleutel tot inleving. Hulst maakt het mogelijk ons te verplaatsen in een ander. In Nixon dus, maar óók - en dat maakt deze roman relevant - in de angry white man. Iemand die we, het gebrek aan sprankeling ten spijt, beter zouden moeten leren kennen. Vooral in deze tijd.
***
Ambo Anthos; 189 pagina's; € 20,00.
Hanneke Tinor-Centi
Verhaal over de mysterieuze verdwijning van vicepresident Richard Nixon in 1960. Hulst (1975) heeft kans gezien om met dit boek een psychologisch portret van deze aparte Amerikaanse politicus af te leveren. Enerzijds historie, anderzijds uiterst actueel. Vlak nadat Nixon op 8 november 1960 zijn stem heeft uitgebracht voor de presidentsverkiezingen - zijn opponent is dan senator John F. Kennedy - verdwijnt hij plotseling op een roadtrip naar Mexico. Hulst laat zijn licht schijnen op deze impulsieve ‘vlucht’ en geeft zijn visie op de facetten die bepalend zijn geweest voor de fatale fouten die later het einde zullen betekenen van Nixons carrière. Hulst heeft kans gezien niet alleen een uiterst boeiend en interessant werk af te leveren, het boek leest ook nog eens vlot weg dankzij de uitstekende schrijfstijl van de auteur. Auke Hulst publiceerde zowel fictie (o.a. 'En ik herinner me Titus Broederland'*) als non-fictie, zoals het met de Bob den Uyl Prijs bekroonde 'Motel Songs'**. Daarnaast is hij literatuurcriticus, reisjournalist en essayist
Rob Schouten
em/ec/01 d
Auke Hulst is met tien boeken in twaalf jaar een vruchtbaar schrijver, maar ook iemand die zich geleidelijk aan heeft ontwikkeld. Filmisch waren zijn romans altijd al, iets wat ik associeer met zijn belangstelling voor Americana, en voor gebeurtenissen en ontwikkelingen uit de recente geschiedenis, maar dat ging soms ten koste van de psychologie. Romans als 'Wolfskleren' (2009) en 'Slaap zacht, Johnny Idaho' (2015) lazen als avonturen- en 'on the road' romans; niet toevallig schreef hij over de vader aller beat-schrijvers Jack Kerouac en ontving hij de Bob den Uyl prijs 2018 voor reisliteratuur.
Zijn jongste roman, 'Zoeklicht op het gazon', een roman over Richard Nixon, is echter een ander geval, waarin hij laat zien dat hij inmiddels een volleerd literair portretschilder is geworden.
Richard Nixon, voortlevend onder de bijnaam 'Tricky Dicky', het nachtwezen dat 's nachts door het Witte Huis dwaalde en die moest aftreden vanwege het Watergate-schandaal, is misschien wel hét voorbeeld van omstreden president- schap (al kan de tegenwoordig dienstdoende president er, op zijn eigen wijze, ook wat van), maar hij is vooral ook fascinerend vanwege de duistere, Dostojevski-achtige kantjes van zijn persoonlijkheid, die Hulst treffend verbeeldt.
In drie aktes begeeft de schrijver zich in de psyche van de gekwelde wereldleider, eerst tijdens een doorwaakte nacht in het Witte Huis, vervolgens op het moment dat hij, in 1960, de verkiezingen verliest van Kennedy, en tenslotte op de dag dat hij, na de Watergate-affaire, publiekelijk moet aftreden om wat hij ergens zelf 'een inbraakje van niks' noemt. Maar dat is het juist, Hulsts Nixon biedt ons een kijkje in de verongelijkte ziel van een man die zich uit armoedige omstandigheden wist op te werken tot het hoogste ambt, maar die er toch nooit van kon genieten. Of zoals hij, in 1960, aan het begin van zijn carrière nog, al zou voelen: "Hij was boos over iets wat misschien niet eens zou gebeuren. Of nee, wel. Het was al gebeurd en het zou nog gebeuren. Zo vaak als hij al gebruuskeerd was in kranten, in debatten, in de kleinste uitingen van alledag, zo vaak als hij niet tekort was gedaan, onderschat was, verkeerd getypeerd, verkeerd begrepen. Gehaat."
Nixon als verbitterd, gefrustreerd, verongelijkt mens is historisch misschien wat erg dik aangezet maar het levert vooral een overtuigend portret op van een bepaald karakter. Wantrouwig tot op het bot als hij is, is eigenlijk alleen zijn naaste familie vrijgesteld van zijn chronische argwaan en overgevoeligheid. Zelfs vriend Kissinger, zijn bloedeigen 'heilige' moeder Hannah, zijn voormalige rivaal Kennedy met wie hij een haat-liefde verhouding had, behoren in zekere zin tot de vijanden. Mooi is het latente antisemitisme ('die jodenbende wilde hem vangen op zijn zwakste moment') en de minachting voor de nep-verlichtheid van de elite ('nietszeggende kosmopolieten zonder morele kern, zonder mededogen voor mensen die gebogen door het veld liepen, al dan niet onder de knoet van God'), neergezet naast een algemene afkeer van de 'Oostkusteikels': "nee, hij was geen gladde jongen, dat wist hij best, een lichtvoetige lullepot behoorde niet tot zijn repertoire, maar hij minachtte Jan met de pet niet. Hij wás de gewone Amerikaan."
Eigenlijk hebben we hier te maken met het prototype van de misantroop, een regelrechte voorvader van de boze witte man van tegenwoordig. Ook het nevenportret van de sterke vrouw naast hem, Pat, past in dat plaatje. Nixons grootste moment komt als hij als president het veld moet ruimen en in een afscheidsrede zichzelf overtreft, alsof hij pas in zijn ultieme nederlaag kan gloriëren.
Auke Hulst heeft zich sterk ingeleefd in het karakter van Nixon, een van de meest omstreden figuren uit de recente wereldgeschiedenis, anders kun je zo'n roman niet schrijven. Het mooie is dat je ondanks de onaantrekkelijke, naargeestige kantjes van de man toch een soort begrip en mededogen met hem opvat, alsof hij de belichaming van het menselijk tekort is. Zo roept zijn controversiële karakter, dat vooral ook met zichzelf in gevecht was, ook in de lezer paradoxale gevoelens op, een mengsel van afkeer en empathie met een man die van zichzelf binnen moest zien te komen zonder welkom te zijn: "De wereld zou de deur niet voor hem openhouden, dat wist hij, hij zou de deur met geweld in moeten trappen."
Ambo Anthos; 192 blz. € 20.
oordeel
Portret van een naargeestige man die toch compassie oproept.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.