Waarover ik praat als ik over hardlopen praat
Haruki Murakami
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Atlas Contact, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MURA |
Marnix Verplancke
ua/an/09 j
Dat er van iedere nieuwe roman van Haruki Murakami in het Japans alleen al miljoenen exemplaren verkocht worden, waarna er nog eens een veelvoud daarvan volgen in vertaling, heeft alles te maken met de literaire prijs die de schrijver in 1979 won. Een jaar eerder had hij het manuscript van Luister naar de wind ingestuurd voor de debuutprijs van het literaire tijdschrift Gunzo. Hij had er niets meer van gehoord en was het in feite al half vergeten, toen hij bijna een jaar later telefoon kreeg. Hij was genomineerd voor de prijs, kreeg hij te horen, en niet veel later volgde het finale verdict, waarna de roman ook een uitgever vond. Zonder die prijs had Murakami wellicht nooit een tweede boek geschreven, en was hij dus ook nooit de meest succesrijke Japanse schrijver ooit geworden.
Dat Murakami compleet uit de lucht viel toen hij het beruchte Gunzo-telefoontje kreeg, heeft er alles mee te maken dat hij in feite niet in de wieg gelegd leek om schrijver te worden. Zijn beide ouders doceerden weliswaar Japanse literatuur, maar hun zoon Haruki leek daar maar bitter weinig affiniteit mee te hebben. Op school was hij een middelmatige leerling die meer interesse had in muziek, sport en meisjes dan in studeren. Als er toch iets gelezen diende te worden, verkoos hij de grote oude Russen en de blitse nieuwe Amerikanen boven de verheven klassieke Japanners.
Toen hij op zijn achttiende een universitaire studierichting diende te kiezen, ging zijn voorkeur uit naar film en theater. In plaats van vier deed hij er trouwens zeven jaar over om die studie tot een goed einde te brengen, tekent hij in de essaybundel Romanschrijver van beroep op, wat hij deels wijt aan het studentenoproer dat de eerbiedwaardige Waseda-universiteit in Tokio toen in de ban hield, maar ook aan zichzelf. Liever dan studeren luisterde hij naar jazz, en eens zijn diploma op zak en getrouwd met het meisje van zijn dromen wist hij dan ook meteen wat te doen: een jazzbar openen.
Baseball
Dat Murakami toch begon te schrijven, komt door die andere obsessie van hem: baseball. Hij woonde regelmatig wedstrijden bij en terwijl hij naar een door de lucht klievende bal zat te kijken, overviel hem het idee dat hij een boek moest schrijven, Luister naar de wind dus, alleen wist hij niet hoe. De Japanse Literatuur met de grote L was hem immers volstrekt vreemd. Hij wilde zijn roman larderen met verwijzingen naar Bob Dylan, Marvin Gaye, Lassie en Mickey Mouse, en als hij aan literaire voorbeelden dacht, kwamen no-nonsense figuren als Raymond Chandler, Truman Capote en F. Scott Fitzgerald bij hem op.
Hij zag daarom maar één uitweg: hij zou in het Engels schrijven en zijn boek nadien zelf naar het Japans vertalen. Het gaf zijn tekst een raar, mysterieus aura dat bijzonder on-Japans aandeed en dat, zodra het boek gepubliceerd was, menig klassiek recensent de kast op joeg. 'Waar gaat het met de wereld naartoe als zelfs dit gepruts bekroond wordt met een prijs', schreef een van hen zelfs onomwonden in de krant.
Murakami haalt deze oprisping aan, en merkt er fijntjes bij op dat de man gelukkig al lang dood is.
Maar dat neemt niet weg dat Murakami al zijn hele leven en carrière lang een bijzonder moeilijke relatie heeft met zijn afkomst. Hij is de schrijver bij uitstek die met zijn soms magisch-realistische of ronduit krankzinnige en van de ingehouden erotiek stijf staande romanplots de wereld getoond heeft dat Japan meer is dan het land van de bureaucratie en de saaie in de lijn lopende burgers. Veel dank heeft hij daar echter nooit voor mogen ontvangen, integendeel zelfs.
Een sant in eigen land is hij nooit geweest. Wanneer hij een breed uitgesponnen boek als 1Q84 schrijft, zegt men dat het half zo lang ook wel goed was geweest. Wanneer hij de keer daarop een korte roman op papier zet, reageren critici dat hij duidelijk zijn energie kwijt is. 'In feite krijg ik al zo'n vijfentwintig jaar hetzelfde te horen', schrijft hij. 'Murakami heeft zijn tijd gehad. Het is over.' En dat allemaal omdat hij met zijn eenvoudige rechttoe rechtaan stijl nog steeds niet als Japans ervaren wordt. Door de literaire kritiek althans, want zijn lezers kijken steevast maanden voor de publicatiedatum al uit naar een nieuw boek van hem.
Wereldwijd leest 5 procent van de bevolking, schrijft hij, en het is voor hen dat ik iedere dag gezwind het bed uit spring, en niet voor die sikkeneurige recensenten die mijn werk niet kunnen pruimen. En om hen nog eens extra te jennen citeert hij een regel die Ricky Nelson zingt in 'Garden Party': 'You see, ya cant' please everyone, so ya got to please yourself.'
Monnik
Dat Murakami iedere dag gezwind het bed uit springt, is waar. De man onderwerpt zichzelf aan zo'n strak werkschema dat van een echt leven in feite nog maar amper sprake is, en in die zin is hij voor ons westerlingen dan weer heel erg Japans, als was hij een zen-monnik. Al dertig jaar wordt Murakami om vier uur 's ochtends vanzelf wakker. Hij gaat dan meteen aan zijn schrijftafel zitten om tien pagina's te schrijven, wat hem tussen de vijf en de zes uur kost.
Na deze geestelijke inspanning heeft hij nood aan lichamelijke bezigheid en gaat hij urenlang hardlopen en zwemmen. De derde steen in zijn tempel der concentratie is een gezonde voeding, met veel vis en verse groenten. Geen vettige hamburgers dus voor deze man die zo gek is op de Amerikaanse cultuur. Om negen uur 's avonds gaat hij slapen.
Contact met anderen heeft hij amper omdat dit zijn geestelijk evenwicht verstoort. In het begin van zijn carrière trok hij daarom naar Europa om zijn boeken te schrijven, later naar de VS. Norwegian Wood schreef hij bijvoorbeeld grotendeels in Griekenland; De opwindvogelkronieken in Boston en New Jersey.
Ook al bewondert hij schrijvers als F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway, die van hun losbandige, flamboyante leven een uithangbord maakten voor hun boeken, zelf heeft hij meer met Franz Kafka en Anthony Trollope, bekent hij. De eerste ging door het leven als een onopvallende werknemer van een verzekeringsmaatschappij, terwijl de tweede zijn boeken schreef na het volbrengen van zijn dagtaak bij de Britse post, waar hij trouwens verantwoordelijk was voor het invoeren van de bekende rode brievenbussen.
Besterven
Vakantie neemt Murakami nadat hij een manuscript heeft afgewerkt, maar nooit lang. Na het laatste punt gezet te hebben, rust hij een week. Dan herschrijft hij alles, waarbij soms hele hoofdstukken geschrapt worden. Zo kortwiekte hij De opwindvogelkronieken met een volledig deel, dat nadien de roman Ten zuiden van de grens werd. Daarna rust hij weer een week en herbegint hij met herschrijven, en dat gaat zo nog een paar keer door, tot hij, zoals zijn grote voorbeeld Raymond Carver zei, het gevoel heeft dat iedere nieuwe wijziging een verslechtering zou zijn. Pas dan is het tijd om het manuscript een maandje te laten 'besterven' en gunt Murakami zichzelf een vakantie.
Dat rijpen vindt hij onontbeerlijk. Het verschil tussen een gerijpt en een ongerijpt boek vergelijkt hij met baden in een onsen, een traditionele Japanse warmwaterbron en een bad bij je thuis. Zelfs al heeft het water in zo'n onsen misschien een lagere temperatuur dan dat in je bad, toch zal het je tot in het diepste van je lichaam opwarmen, schrijft hij, terwijl je meteen weer afkoelt wanneer je thuis uit je lekker warme bad stapt.
Door een journalist van The New York Times gevraagd naar zijn eerste herinnering, antwoordde Murakami een paar jaar geleden dat die dateerde van toen hij drie was. Zonder dat zijn ouders het merkten was hij de voordeur uitgestapt. Hij stak de straat over, viel in de beek en werd meegesleurd door het wassende water in de richting van een onderaardse pijp. Net voor hij daarin zou verdwijnen, wist zijn moeder hem gelukkig uit het water te vissen, maar het dreigende donker van die betonnen koker herinnert hij zich nog levendig, antwoordde hij.
Van deze ervaring een sprong maken naar wat menig hoofdpersonage uit zijn boeken meemaakt, verdwijnen in een onderaardse tunnel, ligt natuurlijk voor de hand. En dat hij in 1997 een boek wijdde aan de aanslagen die de Aum Shinrikyo-sekte pleegde in de metro van Tokio, is in dat licht ook begrijpelijk.
Veel gedetailleerder dan deze existentiële angst is de autobiografische inbreng van Murakami in zijn boeken echter niet. Hij gaat liever op zoek naar de mysterieuze en contra-intuïtieve gebeurtenissen in de wereld.
De vraag van één miljoen
Het zou mooi zijn mocht Murakami zijn literaire carrière niet alleen kunnen beginnen, maar ook afsluiten met een prijs, en dan meer bepaald met die Nobelprijs waar al jaren sprake van is, natuurlijk. Zelf blijft hij daar - zoals bij alles in feite - stoïcijns kalm bij. Hij verwijst naar Raymond Chandler die de Nobelprijs de moeite niet waard vond, en naar Nelson Algren die in 1974 de uitreiking van zijn Award of Merit Medal van de American Academy of Arts and Letters miste doordat hij in een bar in de buurt een meisje zat te versieren.
Natuurlijk zou hij blij zijn met die Nobel, en hij zou zelfs een mooi dankwoord uitspreken in Stockholm, wat voor een notoir kluizenaar als Murakami echt geen sinecure is, maar zou hij er een andere schrijver door worden? Wie maalt erom dat Hemingway de Nobel won en Borges niet, vraagt hij zich volkomen terecht af. Dat verandert toch niets aan hun boeken?
Atlas Contact, 254 p., 21,99 euro. Vertaald door Luk Van Haute.
Filip Huysegems
ua/an/18 j
Met zijn schrijftips zal Haruki Murakami alleszins geen kampioenschap dieptedenken winnen. Neem nu de raad dat je als aankomend schrijver heel veel moet lezen. Dat is ongelofelijk correct en al even oorverdovend banaal. Net zoals de tip om nauwkeurig het menselijk verkeer te observeren. 'Ik probeer vooral niet te verklaren. In plaats daarvan gooi ik allerlei losse anekdotes, beelden, taferelen en woorden de een na de andere in de vergaarbak.'
Het is allemaal niet ingewikkeld, vindt Murakami, meer nog, 'een uitstekende roman schrijven is niet zo moeilijk'. Anders dan al die uitgevers die mij vertellen hoe ze door ingezonden manuscripten moeten ploeteren, beweert Murakami dat 'enig talent om dingen te verzinnen volstaat om eens in je leven een goed boek voort te brengen'.
Maar daar zit het hem juist. 'De hele tijd romans blijven schrijven echter, dat is wel behoorlijk moeilijk.' Daar zijn regelmaat en ijzeren zelfdiscipline voor nodig. Murakami schrijft elke dag tien pagina's, dat is tweeënhalf scherm op zijn mac. Ook wanneer hij veel inspiratie heeft, houdt hij het na tien pagina's voor bekeken. 'In een maand heb ik er dan driehonderd.'
U merkt het, we staan veraf van het idee dat de schrijver zijn ziel uitwringt boven de bladzijden, 'de kimono van zijn vrouw verpandt' om sterke drank te kopen, en uit chaos en mislukking zijn literair universum puurt. De beroepsschrijver werkt 'zoals een metselaar met bakstenen een muur opbouwt'. Een verdedigbare opvatting, maar niet onomstreden: Connie Palmen ( de Volkskrant, 12 januari) noemt ze lasterlijk ('blasfemisch') jegens het 'merkwaardige, gevaarlijke, verafschuwde en beminde leven als romanschrijver'. Maar dat is juist een punt dat Murakami wil maken. Als je het keurslijf van je afgooit van hoe een schrijver hoort te zijn van, 'is dat ineens een pak van je hart'.
Fit blijven
Kom je over de mens Murakami interessante dingen te weten? Het meeste van wat hij over zichzelf vertelt, is niet onvergetelijk. Hij had een jazzcafé, hij was een matige student, hij won nooit de bekendste Japanse literatuurprijs, elke dag rent of zwemt hij één uur. Dat laatste is zijn origineelste schrijftip: een auteur is gebaat bij een goede fysieke conditie. Zo blijft de geest fit en soepel. 'Fysieke en spirituele kracht zijn als het ware de twee wielen van een kar.'
En hoe komt hij aan die ongebreidelde fantasie, die verrassende beeldspraak, die mooie landschappen van emoties? Door 'tekst te schrijven alsof ik muziek speel. Vooral jazz komt goed van pas.' Klinkt goed, maar wijzer word je er niet van. Want hoe werkt dat dan juist? Een andere verklaring zoekt hij - very classic - in de dieptepsychologie. Een verhaal vertellen, is 'in eigen persoon afdalen in de onderste regionen van je bewustzijn. (…) In de duisternis vermengen zich het collectieve onderbewustzijn en het individuele onderbewustzijn. Het verre verleden vermengt zich met het heden.' Maar voorbeelden geeft hij niet.
Dit is een onvolkomen boek. Hoe je als beroepsschrijver onvergetelijke romans metselt, dat krijgt Murakami niet uitgelegd. Het blijft even mysterieus als het moment waarop hij besloot schrijver te worden. Dat was in de tribune bij een honkbalmatch, vlak nadat het slaghout 'met een heerlijke knal' de bal raakte. 'Op dat moment, dacht ik ineens: oké, misschien kan ik een roman schrijven. Ik herinner me wat er toen door me heen ging. Het was alsof iets langzaam uit de lucht naar beneden dwarrelde en ik dat mooi met beide handen kon opvangen. Waarom het toevallig op mijn handpalmen neerviel, weet ik niet precies.'
Vertaald door Luk Van Haute, Atlas Contact, 254 blz., 21,99 € (e-boek 12,99 €).
Ype De Boer
ua/an/12 j
Een van 's werelds meest gelezen en geprezen schrijvers brengt een boek uit over het schrijverschap. Wat verwachten we van zo'n boek? Misschien dat de auteur ons door de gordijnen laat gluren en een blik gunt op de bron waaruit literaire werelden stromen, op het geheim achter diens verhalen. Zo heb je auteurs die het wonder van de taal aanroepen, hun liefde aan het woord verklaren en de therapeutische waarde of juist volstrekte zinloosheid van het schrijven huldigen. Anderen vertellen over de marteling die hoort bij het zich moeten uitdrukken, over de kwetsbaarheid van het zich blootgeven in de taal en de offers die het auteursbestaan kenmerken. Maar of ze nu jubelen of klagen, over het schrijverschap kunnen de meeste auteurs alleen zingen.
Zo niet Haruki Murakami. De vertaling van zijn Romanschrijver van beroep, die verschijnt op zijn 70ste verjaardag, is lofzang noch klaagzang - het is eigenlijk überhaupt geen zang. In rustige en eenvoudige taal bespreekt Murakami verschillende aspecten van zijn schrijversbestaan. Hoe hij tegen het vak aankijkt, hoe hij 'beroeps' is geworden, hoe hij zich tot collega's en literaire prijzen verhoudt, hoe hij zijn roem ervaart, hoe hij omgaat met kritiek, welke overwegingen hem ertoe gebracht hebben zijn geliefde en naamloze ik-personen los te laten en wat voor uitdaging het voor hem was zijn boeken ook buiten Japan te brengen. Bovenal benadrukt de Japanse grootmeester - net als de hoofdpersonen in zijn romans - het liefst hoe gewoon hij is, hoe alledaags zijn leven en hoe ambachtelijk zijn talent.
Dit levert mooie passages op. Bijvoorbeeld over hoe hij bij het schrijven van zijn eerste roman zijn Japans - dat hij te archaïsch vond - omzette in Engels en zich zo tot simpeler taalgebruik en kortere zinnen dwong. Of over hoe geïrriteerd hij raakt van het commentaar van zijn vrouw en redacteuren op zijn manuscripten, maar uiteindelijk toch altijd de desbetreffende passages aanpast - zij het soms precies in tegenovergestelde richting. Het boek zit ook vol met pakkende vergelijkingen, zoals van zijn geest als een grote kast met lades waarin allerlei herinneringen gestopt zitten en die opengaan wanneer hij gaat schrijven, of van zijn auteursvrijheid als die van een vlinder. Het heeft iets verfrissends om een romanschrijver van wereldklasse zo nuchter over diens beroep te lezen.
Maar... waar is hier de auteur die schaduwen, spiegelbeelden en schilderijen tot leven laat komen, de bedenker van een demonisch schaap dat zich als een overweldigend 'Idea' in de hoofden van mensen nestelt, van een duistere bibliotheek vol schedels waaruit men dromen kan lezen? Waar is de architect van hotels, putten en parallelle werelden waar zijn hoofdpersonen onvermijdelijk in terechtkomen? Waar is de stof, het materiaal van zijn schrijverschap? En waar is het vuur dat die zo uiterst onalledaagse verbeeldingskracht brandende houdt?
De keren dat hij aan deze meer wilde kant van zijn schrijven raakt, is het slechts summier en enigszins oppervlakkig. Hij spreekt over de 'innerlijke chaos' en het 'doolhof' dat in ieder van ons schuilt en waaruit de romancier zijn verhalen tovert. Maar als hij hier dan op reflecteert, komt hij niet verder dan de psychoanalytische idee dat een schrijver zich met het (collectief) onderbewuste bezighoudt. Hij noemt een aantal keer het belang van de levenservaring die hij tijdens zijn studie en als eigenaar van een jazzcafé heeft opgedaan - met vrouwen, discriminatie en 'kwaadwillende dronkaards' - maar gaat nergens echt op in. Hij stelt vast dat één roman schrijven niet zo moeilijk is, maar het je leven lang blijven doen wel. Ter verklaring van zijn eigen uithoudingsvermogen, lezen we enkel dat hij schrijven nu eenmaal erg leuk vindt, dat hij zijn lichaam fit houdt en dat hij gedisciplineerd leeft.
Het boek leest prettig, is rijk aan anekdotes en vraagt weinig van de lezer. In die zin kan ik het alle Murakami-liefhebbers aanraden. Maar misschien vraagt hij in dit boek te weinig - ook van zichzelf. Door alles zo nuchter en eenvoudig mogelijk te beschrijven, uit te leggen en te relativeren, voelde ik me als lezer vaak niet helemaal serieus genomen. Bovenal vond ik het jammer dat hij slechts een kant van zijn schrijversbestaan laat zien, inderdaad zoals de titel suggereert de beroepsmatige. Een kijkje in de innerlijke chaos, die naar eigen zeggen cruciaal is voor iedere schrijver, geeft hij ons niet. Sensei, waar is de jongen die Kraai wordt genoemd?
Ype de Boer is filosoof en auteur van Murakami en het gespleten leven (Amsterdam University Press, 2017).
***
Uit het Japans vertaald door Luk Van Haute. Atlas Contact; 256 pagina's; € 21,99.
Sam De Wilde
ua/an/08 j
Wie in een veertigjarig schrijversleven wereldwijd miljoenen exemplaren van zijn romans heeft verkocht, mag zich gerust romanschrijver van beroep noemen. Dat is precies wat de Japanse succesauteur Haruki Murakami doet in een nieuwe essaybundel, waarin de doorgaans verlegen romancier een overzicht wil geven van wat hij te vertellen heeft over het schrijven van ?ctie, en over de omstandigheden waarin hij als romanschrijver romans blijft schrijven. De uitgeverij beloofde aan de vooravond van ’s mans 70ste verjaardag een inkijk in zijn ziel en schrijfproces, maar in het nawoord noteert de auteur van bestsellers als ‘Spoetnikliefde’, ‘Kafka op het strand’ en ‘Norwegian Wood’ dat hem niet helemaal duidelijk is ‘in hoeverre een in zekere zin egocentrisch, persoonlijk boek als dit nuttig kan zijn voor de lezers’. Exact de vraag waar die lezers na elf teleurstellend slappe bespiegelingen over de literatuur op dat moment ook mee zullen zitten. Murakami opent nochtans sterk met een poging de vraag te beantwoorden of romanschrijvers ruimdenkende mensen zijn. Uiteindelijk zal hij zich in de richting van een positief antwoord wurmen, maar hij amuseert zich eerst enkele pagina’s lang door zichzelf en zijn collega’s neer te zetten als een eigenaardige subcategorie van de menselijke soort die je liever niet als vriend of buurman wilt hebben. In een essay waarin hij de wereld van de romanschrijverij vergelijkt met een ring vol worstelaars, en het schrijven van ?ctie een stompzinnige bezigheid noemt die hij niet geschikt acht voor mensen ‘bij wie het brein op volle toeren draait’, toont Murakami zich van zijn beste kant. De toon is grappig, helder en gevat. Dat is hij een stuk minder in de autobiogra?sche Bond Zonder Naam-stukjes die volgen. Dat de teruggetrokken schrijver persoonlijke onthullingen over zijn privéleven plagerig overslaat met ‘Het zou veel te ver leiden’-excuses, zal hardnekkige fans spijten, maar het hoeft geen bezwaar te zijn voor de aspirant-schrijvers die in zijn essays iets van de meester hopen te leren. Zij worden echter met veel grovere kluiten in het riet gestuurd. Murakami ontpopt zich tot een semimystieke goeroe die zijn schrijvende lezers in zelfhulpstijl duidelijk maakt dat ze ‘licht en vrij als een vlinder’ moeten zijn, dat er bij het schrijven vooral ‘magie’ moet zijn, en dat ze in hun eigen ‘echte gevoel’ moeten geloven. Is hier een Nobelprijskandidaat aan het woord, of Fleur van Groningen? Gelukkig vallen er tussen de ‘persoonlijke aandrang’ en de ‘stuwende innerlijke kracht’ door ook echte wijsheden te rapen in zijn verzamelde gedachten over het schrijverschap. Zo is zijn variatie op de gezonde geest in het gezonde lichaam een onderbouwd pleidooi voor de fysieke basisconditie van de literator. Alleen heeft hij dat betoog al eens gehouden in het lopersdagboek ‘Waarover ik praat als ik over hardlopen praat’. Wat het meest bijblijft van Murakami’s overdenkingen over literaire prijzen, originaliteit en het al dan niet verouderende lezerspubliek, zijn de kleine persoonlijke details die hem bijwijlen toch ontglippen: de echtgenote als eerste lezer, de kleine ruzies die daarop volgen, het nog steeds op Japans ruitjespapier getelde dagelijkse quotum dat hij zichzelf oplegt of de eerste vulpen van 2.000 yen waarmee hij aan een keukentafel zijn debuut op papier heeft gekrast. Haruki Murakami bewijst met zijn even openhartige als klungelige essayistiek het gelijk van zijn titel: hij is veeleer romanschrijver van beroep.
Jan Joosse
De bekende Japanse auteur Haruki Murakami (1949) schrijft in een vlotte stijl, waarin al het overbodige is weggelaten. Daarbij vermengt hij typisch Japanse aspecten met elementen uit de Westerse cultuur. Daarin is hij uniek voor een Japanse auteur en dat maakt dat zijn boeken zeer toegankelijk zijn voor zowel Japanse als niet-Japanse lezers. Niet voor niets zijn zijn werken in zo'n vijftig talen vertaald. In dit boek vertelt hij in twaalf hoofdstukken vol anekdotes over zijn persoonlijke visie op de beroepsmatige kant van het schrijven. Ook legt hij uit dat een schrijver lichamelijk fit moet zijn en vooral doorzettingsvermogen moet hebben. Zo herziet hij zelf zijn werk net zolang totdat hij echt weet dat hij op dat moment geen beter boek kan schrijven. In dit boek schrijft hij verder, in vlot leesbare zinnen, over onder andere originaliteit, literaire prijzen en zijn lezers. Daarbij laat hij niet het achterste van zijn tong zien, waardoor je als lezer net niet krijgt waar je op gehoopt had. Maar het is wel zijn visie op het schrijven van fictie en daardoor toch zeer de moeite waard.
Jaap Goedegebuure
ua/an/12 j
Het succes en de populariteit van Haruki Murakami (1949) gaan alle grenzen te buiten. De veelgelezen Japanner kan zich niet alleen beroemen op een miljoenenomzet in meer dan vijftig landen, maar ook op een immense schare toegewijde fans. Die kopen en lezen niet alleen zijn boeken, maar komen ook massaal opdagen wanneer er, zoals vorig jaar januari in Rotterdam, te zijner ere een meerdaags festival wordt georganiseerd, inclusief brood, bed & bad. Ook komende week zijn er weer de nodige activiteiten rond de verschijning van zijn nieuwste boek gepland, zoals een muziekavond in het Concertgebouw. Dat het idool daarbij gewoontegetrouw verstek laat gaan, deert de bewonderaars niet. Ze hebben genoeg aan hun gedeelde liefde voor hem en zijn werk.
Murakami was altijd nog wars van belangstelling voor zijn persoon. Knorrig en eenzelvig, zo ziet hij zichzelf. Hij laat zich zelden interviewen en beperkt publieke optredens tot een minimum. Het zou zijn ascetische ritme maar verstoren. Voor hem begint de dag al om vier uur 's ochtends, wanneer hij plaatsneemt achter de computer en zijn quotum van drie schermpjes voltikt, genoeg om jaarlijks een nieuw boek te kunnen publiceren. Vervolgens trekt hij zijn sportoutfit aan voor de volgende taak, het vaste rondje tien kilometer hardlopen. Van literaire onderonsjes en borrels met collega-schrijvers houdt hij zich verre. De enige aan wie hij zijn werk voorlegt voordat het ter perse gaat, is zijn echtgenote. Kinderen hebben ze niet, daarvoor is Murakami's vertrouwen in de toekomst van deze wereld te gering.
In het onwaarschijnlijke geval dat de Nederlandse fans nog niet op de hoogte waren van deze en andere privégegevens kunnen ze nu terecht in 'Romanschrijver van beroep'. De schrijver gunt hun er een kijkje achter het scherm dat hem pleegt te onttrekken aan het alziend oog van de media. Daarbij grijpt hij de gelegenheid aan om zich te verdedigen tegen al het negatieve dat sinds zijn debuut over hem is gezegd. Onder de literaire fijnproevers van zijn vaderland gelden zijn romans en verhalen als oppervlakkig van inhoud en flets van stijl. Zijn oriëntatie op de vlot vertelde verhalen van Amerikaanse auteurs als Scott Fitzgerald, J.D. Salinger en Raymond Carver zou afbreuk doen aan de eerbiedwaardige Japanse traditie van grootmeesters als Kawabata en Tanizaki.
Murakami pareert die kritiek met een aanval op de Japanse cultuur in haar geheel. In zijn ogen is die verstard in formalisme en angst voor vernieuwing. Kawabata en Tanizaki mogen dan tot ver buiten hun taalgebied een zekere status genieten, dat wil niet zeggen dat ze daar ook veel worden gelezen. In het Westen, sneert Murakami, bestaat hun publiek hoogstens uit "een handvol intellectuelen. Voornamelijk snobistische boekenliefhebbers in de grote steden." Anders dan zijn veelgeroemde voorgangers heeft hij het niet zo op stilistische 'tierelantijnen'. Men mag zijn schrijftrant dan misschien vlak vinden, in zijn ogen is ze in elk geval origineel en effectief nu ze lezers van allerlei slag in de ban weet te slaan.
De volgzame houding ten aanzien van de literaire traditie heeft volgens Murakami alles te maken met de manier waarop in Japan het onderwijs is georganiseerd. Ontplooiing van individuele talenten heeft hoegenaamd geen prioriteit. Kennis doe je op door handboeken uit je hoofd te leren en je de foefjes eigen te maken die je helpen om door de examens heen te komen. Zo kweek je, aldus Murakami, 'schaapachtige persoonlijkheden, die met z'n allen in groepsverband naar de bestemming worden geleid'. Dat is des te schadelijker nu Japan economisch en sociaal in een crisis is geraakt. De tomeloze economische groei van de naoorlogse decennia is stilgevallen, innovatie blijft uit. Wanneer zich een ramp voltrekt, zoals een paar jaar geleden bij de kerncentrale van Fukushima, is het voor Murakami zonneklaar dat die voor een belangrijk deel moet worden toegeschreven aan het ontbreken van verantwoordelijkheid en oordeelsvermogen. Men mag in Japan zijn meerderen niet openlijk tegenspreken, en dus kon ten behoeve van het rendement de kernenergie worden doorgedrukt.
Dat Murakami aan de ramp van Fukushima een verstrekkende en symbolische betekenis toekent, zoals hij dat eerder deed nadat er in Kobe een aardbeving en in Tokio een terroristische gifgasaanval had plaatsgevonden, zien we aan zijn recente succesroman 'De moord op Commendatore'. Menshiki, de enigmatische persoonlijkheid die in dat boek de tegenspeler is van de verteller, verwoordt het zo: "In een wereld die we niet kunnen zien, in een wereld waar het daglicht niet doordringt, kortom in het gebied van ons innerlijke onbewuste, vindt een grote verandering plaats. Die veroorzaakt een kettingreactie die tot aan de oppervlakte doorgaat en uiteindelijk een vorm aanneemt die voor ons oog zichtbaar is." Critici hebben Murakami op grond van dergelijke passages maar al te dikwijls geëtiketteerd als een 'magisch realist', en dat niet bij wijze van compliment. Maar voor de doorgewinterde liefhebbers maken de met nadruk gesuggereerde geheimen nu juist het aantrekkelijke van zijn werk uit.
Murakami wil het zijn fans niet al te moeilijk maken. Dat blijkt niet alleen uit het dedain voor een als elitair weggezette traditie, maar ook uit het gemak waarmee hij over de wezenlijke kwesties heen scheert. Om zijn werkwijze te verduidelijken kiest hij de vergelijking met jazzmusici die improviseren op basis van een vastliggend akkoordenschema. Maar hoe dat in de praktijk uitpakt, komen we niet te weten. Veel van zijn beweringen en literaire inzichten blijven steken in oppervlakkigheden en clichés. Het is dus maar goed dat hij aan het slot van deze beschouwingen toegeeft dat 'puur verstandelijk nadenken over dingen niet mijn sterkste kant is'. Blijft de conclusie dat 'Romanschrijver van beroep' een aangenaam weglezend en bij vlagen zelfs amusant boek is.
Vert. Luk van Haute. Atlas Contact; 254 blz. € 21,99.
oordeel
Murakami is geen krachtig denker, toch bij vlagen amusant.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.