Het eiland van de vorige dag
Umberto Eco
Umberto Eco (Auteur), Hans van den Berg (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ESSAY : ECO |
Dirk Leyman
em/ov/07 n
Was Umberto Eco, in 2016 op 84-jarige leeftijd overleden, een van de laatste exemplaren van de uomo universale? Met regelmaat is hem die eretitel op de revers gespeld. Wanneer je de indrukwekkende productie van de Italiaanse semioticus, filosoof, essayist en romancier overloopt, dan ben je geneigd 'ja' te antwoorden op de vraag.
Niet alleen voorzag hij de historische roman (De naam van de Roos! De slinger van Foucault!) van een vernuftig ideeënlaagje, als geen ander wist hij een merkwaardig amalgaam aan verstofte kennis speels richting het brede publiek te navigeren. Zelf zag deze zoon van een boekhouder zich liever als 'een wetenschapper die alleen maar met zijn linkerhand romans schrijft'.
'Il professore', die op zijn Milanese appartement kon putten uit 30.000 boeken, bezat bovendien de gave van het publieke woord. Hij hoefde maar een schuifje in zijn hoofd open te trekken of hij had weer een sprankelend betoog te pakken, gezapig krauwend in zijn baard - die hij op het eind van zijn leven adieu zei, net als de sigaret.
Eco's lezingen en interviews bleken telkens een ware belevenis. Daarom zullen zijn fans een vreugdedans maken, nu uit de nalatenschap nog een postuum boek is gepuurd, gebaseerd op zijn voordrachten voor het Milanese cultuurfestival La Milanesiana.
Tussen 2001 en 2015 bracht Eco ze jaarlijks als een lectio magistralis, uitbundig geïllustreerd met beelden. Je zou het tegenwoordig een TED-talk noemen, als dat woord gezien Eco's eruditie niet wat minnetjes had geklonken. In boekvorm geperst laten ze zich lezen als een promenade langs zijn geliefkoosde thema's als schoonheid, lelijkheid, reuzen en dwergen, paradoxen, geheimen en leugens, complotdenken of 'onvolmaaktheid' in de kunst. Uitgeverij Prometheus goot ze in een attractief geschenkboek dat zich makkelijk laat neerleggen op een intellectueel verantwoord pronktafeltje.
De heksen in 'Macbeth'
Eco hanteert een vast stramien. Grasduinend door filosofie, kunst- of literatuurgeschiedenis onderzoekt hij een begrip en bestrooit zijn tekstuele taartbodem rijkelijk met citaten. Bijvoorbeeld over de spanning tussen schoonheid en lelijkheid, waarover hij twee boeken schreef. Hij beseft hoe moeilijk het soms is 'om vast te stellen of het lelijke mooi is dan wel het mooie lelijk', dixit de heksen in Macbeth.
Maar waarom wordt het fysiek lelijke sinds de Grieken geassocieerd met het 'moreel slechte'? Toch is sinds Aristoteles erkend dat 'ook het lelijke van het leven mooi uitgebeeld kan worden en er juist toe kan dienen om het mooie goed te kunnen onderscheiden of een zekere morele stelling te ondersteunen'. Ondanks de fascinatie voor monsters in de middeleeuwen, zegt Eco, stond men toen pal voor 'de juiste verhoudingen en de helderheid'. 'Ongereptheid' gold er als derde schoonheidskenmerk.
Eco concludeert dat het lijkt alsof bij schoonheid 'de vreugde over mooie dingen losstaat van het bezit ervan': "Ik vind de Sixtijnse kapel mooi, al ben ik daarvan niet de eigenaar, en in de etalage van een banketbakker geniet ik van een mooi opgebouwde bruidstaart, ook al verbiedt mijn diëtiste om die te eten.'
Pijnlijk actueel in tijden van fake news zijn de zwierige essays over 'het complotdenken' en over 'onwaarheid spreken, liegen, vervalsen'. Een ander hoogtepunt vormt de lezing over 'paradoxen' en 'aforismen' waarin hij de oppervlakkige aforismenkoning Lord Wotton (uit Oscar Wildes Portrait of Dorian Gray) deskundig onderuithaalt. Om te besluiten met deze quote van Stanislaw J. Lec: 'Denk na, voordat je denkt.'
Citeermachine
Zo loodst Eco ons met veel grinta door de kwintessens van zijn encyclopedische geest, in nogal volgestouwde lezingen. Hij toont zich een onvermoeibare citeermachine, een groothandelaar in andermans welluidende wijsheden. Soms dreig je te worden bedolven onder deze omgevallen boekenkast. Geen ramp. Want het is prettig toeven tussen het puin van Eco's collectie.
Erwin Mortier
ua/an/25 j
'Waarom kunnen wij ontroerd raken door semiotische objecten zoals romanfiguren? We zouden kunnen antwoorden: om dezelfde redenen waarom velen sterven voor rechtvaardigheid of vrijheid. Maar ontroerd te worden door Anna Karenina is iets anders dan ontroerd te worden door de rechthoekige driehoek', schreef Umberto Eco, lang voor zijn dood in een van zijn Milanese lezingen, die uitgeverij Prometheus bij wijze van zijn testament heeft uitgebracht onder de titel Op de schouders van reuzen. Hijzelf, intussen al bijna drie jaar niet meer onder ons, voegt eraan toe: 'We worden ontroerd door Anna Karenina, omdat we het narratieve pact hebben ondertekend, doen alsof we in haar wereld wonen alsof het de onze is, en na een tijdje (alsof we getroffen zijn door een mystieke raptus, die zeker te danken zijn aan enkele kwaliteiten van het verhaal) zijn we vergeten dat we deden alsof.'
Het citaat vat mijn ergernis én bewondering samen voor een van de grootste intellectuelen die onze tijd heeft gekend, maar die schrijver wilde zijn en academicus en een erudiet en een columnist, en alles. Hij had ook gewoon kunnen zeggen: 'We gaan mee in een verhaal of niet. De anonieme lezer sluit een verbond met de anonieme schrijver, of niet.' De ontmoeting met een boek is even kwetsbaar als ontmoetingen tussen mensen. Het klikt of het klikt niet. Het kan later klikken of ook nooit, maar lezen is altijd een blind date. Alleen hebben boeken geduld. Kunst is dat wat wacht. Er kan er nooit genoeg van zijn. Bommen, muizen, journalisten, overstromingen en andere natuurrampen kunnen een erfgoed van eeuwen in de as leggen, of afknagen of wegspoelen. Kunst moet bewaard worden, en aangevuld, want er gaat veel verloren. Tegelijk moeten we ook openstaan voor het nieuwe, hoe onherkenbaar ook.
Oeverloosheid
Umberto Eco was gargantuesk in alles. Ooit was ik in de coulissen van een literair festival getuige van zijn oeverloze eetlust. Hij was een soort van inktvis die voedsel, woord en taal en betekenis tot zich nam, en tegelijk voor zijn entourage zinnen uitbraakte, begeleid van heel veel gebaren. Ik durfde hem niet aan te spreken. Zo uitbundig levend als ik hem toen zag, slokt hij in Op de schouders van reuzen zijn immense kennis op en braakt ze uit. Ik hou van oeverloosheid. Ik heb er ook een afkeer van. Mag literatuur iets dubbelzinnigs hebben, alstublieft? Mag ze naast de paradigma's van wetenschap en academie bestaan? Mag ze ook iets niet weten?
Tegelijk is Eco de man die schrijft: 'Misschien zwerven er in het duister al reuzen rond die wij nog niet kennen, maar die klaarstaan om op de schouders van ons dwergen te gaan zitten.' Ik hou van dat 'misschien' en van zijn onzekerheid. Je kunt maar belezen zijn om je onwetendheid te beseffen. We gaan stilaan dood aan onze zekerheden. Aan zekerheid is hij niet gestorven. Gewoon aan het leven, denk ik. Op een dag stopt het.
Ooit was ik een knaap van nog geen twintig die op de sportdag van de school verlof kreeg van de gymlerares om De naam van de roos te lezen, tussen de rietkragen van een provinciaal domein waar iedereen moest huppelen, en waar witte en zwarte zwanen hun hals in het water bogen en voedsel slobberden zoals ik woorden slobberde. Ik was onder de indruk, niet meteen van de zwanen, wel van de vrijmoedigheid van mijn gymlerares en van het boek. De culturele verwijzingen in de roman zoefden me om de oren. Later, toen ik ontdekte dat ik een schrijver was, heb ik afscheid genomen van zijn romans. Ik vond en vind hem vrijer en speelser in zijn essays en columns. Gevangen worden door de vorm, er kan je als schrijver niets ergers overkomen. Maar ik ben van zijn werk blijven houden. 'Je ziet dat lezers romans zo serieus nemen alsof ze over werkelijk gebeurde dingen gaan en de auteur de meningen van de romanfiguren toeschrijven.'
Tijdloosheid
Ik vind niets zo saai en uitgekauwd als mijn eigen meningen of overtuigingen. Een roman moet een wereld op zich zijn, met zijn eigen dampkring en continenten. Gedichten moeten diertjes zijn met hun eigen anatomie en ademhaling, hun eigen metabolisme. Het lezen heeft me opengebroken en niet dichtgeklapt. We leven in dichtklappende tijden. Eco gooit de geschiedenis voor ons open. Achter zijn gigantische eruditie gaat een mens schuil die zich onophoudelijk vragen stelt. Hij wijst ons erop dat onze vragen ook die van de oudere generaties waren.
Of zijn opvatting van die tijdloosheid altijd even geslaagd is, weet ik niet. Monniken in de twaalfde eeuw kenden geen atoomwapens, bijvoorbeeld, of de politieke verhoudingen op mondiaal vlak zoals vandaag. Tegelijk ziet Eco ook de eigenheid van ieder tijdperk in: 'Het opgeven van privacy heeft recent weer andere vormen aangenomen. Aan de ene kant zijn we ons ervan bewust - maar het lijkt alsof ons dat helemaal niet deert - dat iedereen door middel van het controleren van onze creditcards, van onze belgegevens, van de medische dossiers al onze bewegingen te weten kan komen. Aan de andere kant heeft Wikileaks ons ervan overtuigd dat het publiceren van staatsgeheimen een democratische handelwijze is, terwijl men elke staat en elke regering zou moeten toestaan bepaalde dingen geheim te houden, omdat het publiceren van sommige informatie, van contacten en plannen, het risico met zich meebrengt dat die kunnen mislukken, vaak tot schade van de gemeenschap.'
Ik zou zeggen dat uiteindelijk de gemeenschap aan wie de democratie ten dienste staat, wel mag vernemen wat er nu eigenlijk op het spel staat, en dat we als burgers moeten kunnen bepalen wat onze overheid van ons wil weten. De Eco van wie ik heb leren houden is juist de schrijver die zich bewust is van de noodzaak van afstandelijkheid, in dienst van de gemeenschappelijkheid. Dat is ook wat een schrijver doet, vermoed ik, als bewust onwetende: 'In meer wereldlijke termen betekent dit dat elke ziener alleen ziet wat zijn cultuur hem heeft leren zien en hem toestaat zich voor te stellen.' Wat me ten slotte voor Umberto Eco heeft gewonnen is zijn sprong naar het onmogelijke. Zijn drang om verder te willen zien dan wat onze cultuur, onze samenleving, onze politiek ons oplegt en onze blik vernauwt. Die sprong noem ik beschaving.
Betrokkenheid
En nu moet ik dus nog wat sterren toekennen. Sterren zijn volgens mij acteurs en actrices in de filmindustrie, en, wat ik het meest raadselachtig vind, hemellichamen zoals onze zon, een vrij middelmatige ster in een buitenwijk van ons melkwegstelsel.
Sterren gaan dood, ze ontploffen of klappen in elkaar. Ze stuwen daarbij zwaardere metalen uit dan de eenvoudige chemische elementen waaruit ze bestonden. Als dichter wil ik graag aan de fysica toevoegen dat ze ook lichter materiaal mogelijk maken. Mensen bijvoorbeeld: 'Halverwege het goddelijke en het hellevuur bevindt zich het vuur als alchemistisch hulpmiddel. Vuur en smeltkroes lijken onmisbaar te zijn in het werk van de alchemist, die een grondstof door een reeks bewerkingen omzet in de Steen der Wijzen, een substantie met het vermogen om onedele metalen om te zetten in goud.'
Umberto Eco heeft een zeer nobele poging ondernomen om in het onedele metaal dat wij mensen zijn ook het goud te ontdekken. Hij is niet mijn soort schrijver, maar ik ben wel zijn lezer. Ik bemin beschaving, eetlust en belezenheid. En betrokkenheid met deze wereld. Daar heeft hij in zijn werk gloedvol getuigenis van afgelegd.
Vijf zonnen.
Vertaald door Hans van den Berg, Prometheus, 448 blz., 25,99 €. Oorspronkelijke titel: 'Sulle spalle dei giganti'.
Roderik Six
em/ov/14 n
Hoewel hij het zelf al grinnikend ontkend zou hebben, was Umberto Eco (1932-2016) waarschijnlijk de laatste Europese intellectueel. Als geen ander flaneerde hij door de Europese cultuurgeschiedenis en verbond hij in zijn teksten alle uithoeken van het continent. Met zijn speelse geest vermengde hij hoge en lage cultuur en sloeg hij bruggen tussen verschillende era’s. In één essay de sprong van James Bond naar de neoplatonische filosoof Iamblichus maken? Een parallel vinden tussen Oscar Wilde en René Magritte? Eco draaide er zijn schrijfhand niet voor om.
Met Op de schouders van reuzen , een postume bundeling van twaalf lezingen die Eco speciaal voor het cultuurfestival La Milanesiana schreef, heb je meteen een ideale introductie tot Eco’s brein in handen. Het leest tegelijk als een catalogus van een wereldbibliotheek én, dankzij de tientallen illustraties, als een kloeke kunstgeschiedenis. Eco’s vrolijke eruditie imponeert: in zijn lezingen over schoonheid en het absolute wakkert hij met zijn grondige cultuurkennis je leergierigheid aan, en hij doorspekt zijn colleges waakzaam met de nodige humor – net als het voor de leek iets te academisch dreigt te worden, verrast hij met een kwinkslag die je weer bij de les betrekt.
Eco was ook opvallend visionair. In het titelessay analyseert hij de impact van het internet op de verbrokkeling van de democratie en verderop roept hij rechtse politici tot de orde wanneer ze te gratuit omspringen met de term‘cultuurrelativisme’. Tegelijk merk je dat Eco in een ander tijdperk leefde. De opstoot van het nationalistische gedachtegoed en de versnippering van Europa had hij ongetwijfeld niet zien aankomen. Jammer, want met zijn briljante geest had hij de cultuurbrokken wel weten te lijmen.
****
Prometheus (oorspronkelijke titel: Sulle spalle dei giganti), 444 blz., € 24,99.
Norma Montulet
Umberto Eco (1932-2016) was een bijzonder erudiete en begenadigde essayist, die als geen ander in staat was om de lezer te boeien door onvermoede dwarsverbanden te leggen, niet alleen tussen de diverse disciplines, maar ook door de 'hoge' en 'lage' kunsten met elkaar te verbinden. In dit boek zijn twaalf lezingen gebundeld, die Umberto Eco schreef voor het cultuurfestival 'La Milanesiana'. Bevat vele illustraties, die er – samen met de stijl van Eco – voor zorgen dat het niet te zwaartillend wordt. Mits de lezer over een behoorlijke kennis van de antieke, middeleeuwse en moderne literatuur, kunst en filosofie beschikt, zijn de essays buitengewoon boeiend en vermakelijk geschreven. Tussen de bedrijven door spreekt hij zich bovendien uit over de invloed die internet zal hebben op de maatschappij en de westerse democratie. Eco staat op de schouders van reuzen als hij het heeft over de genieën die in de afgelopen eeuwen hun talenten hebben laten zien. Door dit werk te lezen, staat de lezer op de schouders van Eco. Hij kan het slechter treffen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.