De uitbreiding : roman
Robert Menasse
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MENA |
Karel De Gucht
rt/aa/16 m
Enige tijd geleden zegde ik toe een gesprek te voeren met Robert Menasse, de auteur van De hoofdstad, een roman die de eer opeist de eerste te zijn met de Europese Unie en Brussel als dramatis personae. Dat de moderator Geert van Istendael zou zijn, droeg ertoe bij dat mijn onbezonnenheid het haalde op het met de jaren gegroeide inzicht dat je moet opletten je te engageren voor zaken die nog ver in de toekomst liggen. Met Arm Brussel schreef Van Istendael een doorleefde liefdesroman over zijn stad om ze daarna verlaten voor Sint-Joris-Weert. Als deze man zich leende tot een gesprek over zijn stad met de auteur van De hoofdstad, dan bevond ik me toch in goed gezelschap? Bovendien werd de roman van Menasse bekroond met de Deutscher Buchpreis als het beste boek van 2017 - blijkbaar tot verwondering van de auteur, maar dat kan ook valse bescheidenheid zijn.
Het boek gaat niet over Brussel. Dat hoeft voor mij ook niet noodzakelijk. Maar de titel doet nu eenmaal anders vermoeden. Verder dan wat randbemerkingen over een stad met negentien burgemeesters en de wat goedkope vergelijking dat het een laboratorium is voor de Europese Unie, reikt de beschrijving van Brussel niet. Het boek gaat ook niet over de Europese Unie. Het Europees Parlement komt in het verhaal niet voor, de Ministerraad nauwelijks en de Europese Raad is in geen velden te bespeuren. De roman van Menasse gaat over de Europese Commissie, over de Europese ambtenaren, over de eurocraten en hun bijzondere biotoop. Een biotoop waar ik als Europees Commissaris in zekere zin deel van uitmaakte. Een biotoop die zeker geschikt is als Schauspiel voor een tragikomedie of een thriller.
Auschwitz
Maar als tragikomedie ontgoochelt het boek; het verhaal is te dunnetjes en te voorspelbaar. Een Grieks-Cypriotische Europese ambtenaar, Fenia Xenopoulou, wordt gepromoveerd naar het Directoraat Cultuur in de Commissie. Zij is diep ongelukkig want ze ervaart haar promotie als een vernedering. Haar taak is het een groot evenement op te zetten voor de vijftigste verjaardag van de Europese Commissie. Voortbouwend op het motto van de Europese eenwording - nooit meer oorlog - vat ze het plan op een reünie te organiseren van de nog in leven zijnde ontsnapten uit het vernietigingskamp Auschwitz. Ze vindt haar idee geniaal wat wel meer gebeurt met zelf uitgebroede ideeën. Onmiddellijk heeft ze te kampen met weerstand. De Polen zijn tegen want Auschwitz, hoewel gelegen op Poolse bodem, is een uitroeiingskamp van de nazi's, van Hitler, van de Duitsers en de Polen willen daar niets mee te maken hebben. De Oostenrijkers zijn tegen want ze willen niet herinnerd worden aan de Anschluss. De Raad van Ministers is tegen maar vindt dat als het project toch doorgaat, de Commissie de kosten moet dragen. En tot overmaat van ramp bestaat er wel een lijst van wie gestorven is in Auschwitz - daar zorgde de pünktliche boekhouding van de nazi's voor - maar nergens is een spoor te vinden van een lijst van overlevenden. Via de Dossin Kazerne in Mechelen duikt nog één overlevende op - een zekere De Vriendt - die op het slechtst mogelijke ogenblik in het metrostation Maalbeek in Brussel is, waardoor de droom van Xenopoulou in rook opgaat.
Gelukkig is er nog haar minnaar, een zekere Fridsch. Haar gevoelens voor hem worden veeleer gevoed door opportunisme dan door diepe zielsverbondenheid. Hij raadt haar aan opnieuw de Cypriotische nationaliteit aan te nemen, want er is een tekort aan Cyprioten in hogere functies. En dus doet Xenopoulou zelfvoldaan de boeken dicht op het Directoraat Cultuur.
Humor
Daarnaast ontwikkelt Menasse zijdelingse verhaallijnen die niets toevoegen of ronduit ongeloofwaardig zijn, zoals de Poolse katholieke huurmoordenaar die in samenspraak met de Navo ongewenste individuen uitschakelt, een verhaal dat eerder thuishoort in een misdaadserie als The blacklist op Netflix.
Het boek heeft ongetwijfeld literaire kwaliteiten die in de oorspronkelijke taal - het Duits - nog beter tot hun recht komen. En er zit nogal wat humor in. Maar u ruikt mijn ontgoocheling. Dit is niet de eerste grote roman over Brussel als hoofdstad van de Europese Unie of over de Europese Unie tout court. The New York Times meet de roman balzaciaanse allures aan. Ik heb ze niet gevonden. Zijn essay De Europese koerier deed beter verhopen. Daarin geeft Menasse blijk van een gedegen kennis van de historische fundamenten van de Europese integratie. Hij manifesteert zich ook als advocaat van de Europese eenwording met doorwrochte argumenten en sprekende beelden. Niets daarvan in De hoofdstad. Het spanningsveld tussen fictie en non-fictie sticht verwarring.
De hoofdstad bewijst vooral dat de Europese Unie een moeilijke minnares is die zich niet zomaar laat opsluiten in een roman. In de inleiding van zijn essay Curb your idealism. The European Union seen from within, dat in mei verschijnt, citeert Vincent Stuer de negentiende-eeuwse Engelse journalist Walter Bagehot: 'The reason that so few good books are written is that so few people that can write, know anything'. Stuer, die een klein decennium in het centrum van de macht, in de kabinetten van de Europese Commissie heeft gewerkt, is voor zijn essay een rist Europese topambtenaren en politici gaan interviewen. Het resultaat is een merkwaardig politiek filosofisch werkstuk dat de Europese integratie inbedt in de bredere maatschappelijke geschiedenis en toekomst van ons continent. Stuer schrijft in beelden, in grote fresco's. De manier waarop hij bijvoorbeeld het euroscepticisme van de Oost-Europese lidstaten duidt, is het beste wat ik hierover al gelezen heb. Of hoe hij de existentiële angst beschrijft van de Europese burger die zijn geloof in de toekomst verliest vertrekkende van een experiment waaruit moet blijken dat we een verlies dubbel zo zwaar aanvoelen als een overwinning. Het essay is een must voor wie over Europa wil nadenken.
In DSL van 23 februariverscheen een interview met Robert Menasse.
Vertaald door Paul Beers, De Arbeiderspers, 425 blz., 23 € (e-boek 13,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Die Hauptstadt'.
Arjan Peters
rt/aa/24 m
Dan maar een tatoeage. De oude professor in de economie Alois Erhart, naar Brussel geroepen om in een denktank zijn zegje te doen, maar bij voorbaat moedeloos bij de gedachte dat die jonge honden daar alleen plichtmatig naar hem zullen luisteren, heeft een blauwe plek op zijn arm, die lijkt op een slecht gelukte tattoo van het geografische Europa.
Dat brengt hem op een idee. De man die zijn laatste spreektijd wil aangrijpen om iedereen wakker te schudden met de stelling dat alle nationalisme moet worden overwonnen voordat er ooit van Europese eenwording sprake kan zijn, stapt spontaan bij een tattooshop binnen en vraagt of er twaalf vijfpuntige sterren op zijn arm gezet kunnen worden. 'Ik doe dat niet', zegt de jonge man in de hippe zaak die de oude arm in kwestie heeft bekeken. 'Er zijn bloedvaten beschadigd, capillaire vaten gesprongen, daar sta ik niet voor in, dat kan ik niet controleren. Ik zou er niet aankomen. Over een paar weken is het zeker verdwenen. Dan zou u daar sterren hebben, maar de reden waarom is verdwenen.' 'Dus geen sterren voor een verdwijnend Europa?' 'Sorry man, ik doe het niet.'
Het is niet moeilijk om uit de grote roman Die Haupstadt (2017) van Robert Menasse (1954), door Paul Beers bekwaam vertaald als De hoofdstad, een scène te lichten die direct symbolisch gelezen kan worden, en die eigenlijk geen andere dan die lezing toelaat.
Er vindt in Brussel een Raad voor regerings- en staatshoofden plaats. Dat betekent extra veiligheidsmaatregelen. Dat betekent gewapende mannen en zelfs tanks die 'als kevers' door de straten rollen, men is eraan gewend. In de James Joyce Pub staan mannen in pakken en met losgemaakte stropdassen druk te praten aan de toog. 'Het was happy hour.'
Nog zo'n scène. In die kevers mogen we een toespeling zien op De gedaanteverwisseling van Franz Kafka, met deze onmiddellijke associatie dat de bizarre toestand in dat beroemde verhaal uit 1915, waarin een verkoper ontwaakt en ontdekt in een reuzenkever te zijn veranderd, in het Brussel van 2016 werkelijkheid is geworden. En zelf zien we het niet eens, en de ambtenarij al helemaal niet, want die dromt zoals gewoonlijk samen rond de tap zodra het borreltijd is.
We zien het niet. Dat is een van de conclusies die we mogen trekken uit deze hoogst actuele roman, waarin Menasse toont dat een mooie naoorlogse gedachte - nooit meer Auschwitz, geen nationalisme en racisme, wel bundeling van krachten en dus ook economische bilateraaltjes afzweren - aan het verdwijnen is, mét de laatste overlevenden van de vernietigingskampen. Daarvoor in de plaats komen tanks en opgeschroefde veiligheidsmaatregelen die ongekende terreuraanslagen toch niet kunnen voorkomen. In zijn dertigjarige schrijversloopbaan heeft de Weense romancier en essayist Menasse zijn vleugels uitgeslagen, en nadat hij zijn eigen land als 'ohne Eigenschaften' karakteriseerde, omarmde hij de Europese gedachte, en toen hij een tijdje in Brussel ging wonen in één moeite door ook de bevlogen pleitbezorgers van die gedachte in de Europese Commissie.
Dat leidde tot diverse pamfletten en essays (Der Europäische Landbote, in 2013 verschenen als De Europese koerier, en Heimat ist die schönste Utopie, 2014), waarin hij fel partij koos tegen de Europese Raad, vol regeringsleiders die hun nationale belangen zitten te behartigen, terwijl het continent kraakt en kreunt.
Een oude politiecommissaris, Emile Brunfaut, die een stinkend zaakje op het spoor is gekomen als hij ontdekt dat een mysterieuze moord door hogerhand in de doofpot wordt gestopt, moet een tijdje met verlof. Door gezondheidsklachten komt hij terecht in het Europa Ziekenhuis, ondergaat een cardiologisch onderzoek en belandt op een kamer tegenover een andere patiënt van de Europese Commissie, die hem geruststelt met deze woorden: 'Geen angst, hier bent u in goede handen, het Europa is het beste ziekenhuis, hier vinden ze altijd wat. Bij mij is het de milt.'
Menasse is een auteur met een missie. Bij een mindere god zou de boodschap een korset worden, en de beoogde ideeënroman versmallen tot een idee dat ons de hele tijd, als een waarschuwende vinger, moet inprenten dat Europa doodziek is en we niet willen luisteren naar een herstelplan, omdat we überhaupt niets zien, dus ook geen probleem. Maar deze schrijver verdeelt zijn serieuze onvrede over diverse personages, en laat de satiricus losgaan, een tour de force bij een onderwerp met een fiks imagoprobleem als het onderhavige: Europa.
Precies dát grijpt hij aan: de Europese Commissie bestaat 50 jaar, en om de fletse reputatie op te vijzelen (want we kennen de sceptici: het is allemaal bureaucratie daar in Brussel, weggegooid geld, je kunt beter achter je eigen vlag aan lopen), wordt er een Big Jubilee Project bedacht, met als zwaartepunt deze gedachte: 'niets heeft een zo fundamentele gemeenschappelijkheid van alle mensen tot stand gebracht als de ervaring van Auschwitz'.
Suggestie: alle overlevenden op een jubileumfeest. Hoeveel zijn er nog in leven? Is er een instantie die lijsten bijhoudt? Misschien, oppert Fenia Xenopoulou, het hoofd Cultuur van de Europese Commissie, dat haast heeft, vlassend op promotie - cultuur is immers een departement zonder gewicht of budget in de Commissie, een tussenstation voor een ambtenaar met ambitie -, 'misschien is één ook genoeg. In wezen hebben we maar één symboolfiguur nodig, voor het verenigde Europa.'
Absurdisme en ernst, met angst voortdurend op de achtergrond, en geweld ten slotte op de voorgrond: Menasse biedt gevaarlijk vermaak, en hij kan je lach soms schril laten klinken. De manier waarop hij de toenemende vergeetachtigheid van de oud-leraar David de Vriend beschrijft, wekt ontroering.
Het genie van deze romancier schuilt in de talloze typeringen, observaties vervat in beelden met de kracht en kernachtigheid van een aforisme, zoals deze van de koele en correcte bureauchef Frigge: 'Als hij een olijf at en de pit op het bord legde, leek het Fenia alsof hij alleen de smaak van de olijf tot zich nam en de calorieën naar de keuken terugstuurde.'
TIJDGEEST
Voor zijn satirische roman Die Haupstadt, die nu is vertaald, kreeg Robert Menasse in oktober 2017 al de prestigieuze Deutsche Buchpreis. Terecht, want niet alleen vangt hij de tijdgeest, in zijn typeringen is de Oostenrijkse auteur geniaal.
****
Uit het Duits vertaald door Paul Beers. De Arbeiderspers; 429 pagina's; € 23,-.
Roderik Six
il/pr/11 a
Hun populariteit bij het kiezerspubliek doet anders vermoeden, maar de natte droom van nationalistische partijen – de natiestaat rehabiliteren – is ten dode opgeschreven: eerder dan een toekomstvisie is het hoogstens een gecultiveerde nostalgie, heimwee naar een tijdperk dat nooit echt bestaan heeft. Het epicentrum van de macht ligt al decennia bij Europa, dat er alles aan doet om de binnengrenzen uit te wissen en de nationale besluitvorming afslankt. Dat maakt Europa tot een ideale zondebok. Een politicus hoeft slechts naar het verdorven ‘Brussel’ te wijzen om zijn machteloosheid te verdoezelen. Daar is ook Fenia Xenopoulou, een van de vele personages in Menasses roman De hoofdstad , zich bewust van. Niet gespeend van ambitie vat de EU-beambte het plan op om het gedeukte imago van de Europese Commissie op te kalefateren – een jubileumfeest lijkt haar ideaal –, en zo zet ze een bureaucratische machinerie in gang die invloed zal hebben op haar meer dan vijftien medepersonages.
Daarmee lonkt Menasse al openlijk naar zijn Weense stadsgenoot Robert Musil, die in zijn monumentale De man zonder eigenschappen dezelfde opzet uitwerkte, zij het dat Musil veel meer oog had voor de denkwereld van zijn hoofdpersonage Ulrich, die in 1913 belast wordt met het jubileum van het zeventigjarig keizerschap van Frans Jozef.
Aan ambitie geen gebrek dus bij Menasse, en hoewel zijn lichtvoetige toon aanvankelijk enthousiasmerend werkt, verslapt zijn versie van De Grote Europese Roman naar het einde. Ja, de couleur locale van Brussel is geinig, en ja, het losgeslagen varkentje dat als rode draad door de Brusselse straten huppelt, is een mooi symbool voor de economische prioriteiten van de EU, en ja, Menasse vat het gekonkel slim in dialogen, maar er zijn ook ernstige minpunten. Het moordcomplot dat zijn roman van vaart moet voorzien, lijkt uit een Dan Brown-thriller geplukt, het geleur met de erfenis van Auschwitz komt pijnlijk genoeg nooit tot zijn recht, en zijn postmoderne inlassingen – ‘Romans zijn dood’, schrijft hij ergens ín zijn roman – blijven flets.
Toch moet je zijn technische kwaliteiten bewonderen. Hij wisselt soepel van personages en weet de complexiteit van Europa knap te illustreren zonder in clichés te vervallen. En hij oppert één briljant idee om de Europese eenheidsgeest bij de burger te versterken: schaf nationale identiteitskaarten af en vermeld nog enkel de geboorteplaats. Eentje om te pikken, Guy!
***
Arbeiderspers (oorspronkelijke titel: Die Hauptstadt), 430 blz., € 23,00.
Naar gegevens van Theo Vos
De Oostenrijkse auteur (1954) rechercheerde vier jaar in Brussel voor dit boek en toonde zich in serieuze essays fervent aanhanger van een supranationaal Europa. Maar zijn elegant geschreven, knap gestructureerde en ideeënrijke politieke roman maakt een veeleer ironische of zelfs satirische indruk. Het verhaal draait om het organiseren van de vijftigste verjaardag van de Europese Commissie om het kelderende imago op te krikken. De aangewezen organisator lanceert het idee Auschwitz daarvan het middelpunt te maken, omdat volgens hem de EU immers uit het afgrijzen voor het nationaalsocialisme kon ontstaan. Maar het verhaal heeft nog veel meer lagen en lijnen, waardoor we kennismaken met vele personages van binnen en buiten het Brusselse ambtenarenapparaat. Menasse laat zien hoe toch telkens weer nationale belangen prevaleren en vooral hoe privé tot politiek wordt en omgekeerd. En dat maakt het boek tot de geestige en onderhoudende pageturner die de prestigieuze Deutscher Buchpreis 2017 kreeg toegekend.
Annemieke Hendriks
rt/aa/17 m
'Ons Europa': dat bekt tegenwoordig niet erg. In exportland-Nederland wordt de EU vooral gewaardeerd als vehikel voor de vrijhandel in varkens en tomaten. Voor de rest spreekt men graag van 'Brusselse bemoeizucht'. Slechts een enkele politicus in Europa waagt het nog zijn kiezers lastig te vallen met de gedachte achter het grote, naoorlogse Europese integratieproject: Nooit meer Auschwitz.
Varkens versus Auschwitz: niet een politicus, maar de auteur Robert Menasse (Wenen, 1954) heeft de Europese zaak nu op scherp gezet. Zijn roman 'De hoofdstad' wordt, tamelijk gewaagd, vooral bevolkt met ambtenaren. Maar Menasse's Brussel is buitengewoon opwindend. De auteur heeft zijn personages met zijn ironie en melancholie aangeraakt.
'De hoofdstad' had een lange geboorte, dat wel. In deze krant vertelde Menasse al in 2013 over zijn jarenlange onderzoek in 'Europa's hoofdstad' voor een roman. Maar door de Griekenlandcrisis was de alledaagse normaliteit die hij zocht flink verstoord. Het lukte de filosoof, politicoloog en polemist die hij ook is, slechts om een vurig essay te schrijven. In het Nederlands verscheen dit als 'De Europese koerier: De woede van de burger en de vrede van Europa'. In dit veel bekroonde boek pleit hij voor een Europa dat de gedateerde nationale belangen overstijgt.
Niemand wist of er nog een roman zou volgen, Menasse zelf ook niet. En toen was er afgelopen herfst opeens 'Die Hauptstadt'.
De roman werd prompt met de prestigieuze Deutsche Buchpreis onderscheiden. De thematiek uit 'De koerier' en uit Menasse's vele andere bijdragen aan het publieke debat keert daarin terug, scherp en dwars als altijd. Maar in zijn fictie is Menasse geen pamflettist, eerder een subtiele twijfelaar. Hij geeft elk van zijn zo uiteenlopende personages wel een paar trekjes van zichzelf mee. Zijn visie krijgt in 'De hoofdstad' in vele toonaarden en tegenspraken gestalte.
Het meest voelbaar geldt dit voor het personage Martin Susman. De Joodse Oostenrijker werkt op de hoofddirectie Cultuur van de Europese Commissie. Hij voelt zich er goed, als ambtenaar 'zonder nationale verplichting'. Maar zijn Europese verplichtingen zijn niet altijd aangenaam. Zo moet hij Cultuur ditmaal vertegenwoordigen op de jaarlijkse herdenking in Auschwitz. Zijn Griekse cheffin Fenia Xenopoulou ('Xeno') raadt hem aan daartoe in Brussel het allerwarmste ondergoed in te slaan, dus van Duitse makelij. De onhandige Susman is in het vliegtuig naar Krakau al doorweekt, dankzij die outfit voor barre bestemmingen. In Auschwitz komt het ook niet goed. Gekweld door de koorts en de ervaringen steekt hij, eenmaal buiten, een sigaret op. Prompt komen Poolse geuniformeerden op hem af: verboden te roken! Hij trekt koffie uit een automaat die 'Enjoy!' heet. En hij heeft, als eregast, een badge gekregen met de tekst: in geval van verlies hebt u geen recht in het kamp te verblijven.
Desondanks, of wellicht juist door deze ongerijmdheden, ontwikkelt Susman een geniaal idee: wat als ze de overlevenden van Auschwitz centraal zouden stellen op het komende jubileumfeest, om te herinneren aan de basis van de Europese gedachte?
Cheffin Xeno heeft de opdracht gekregen om het jubileumfeest te gebruiken om het beroerde imago van de Europese Commissie op te vijzelen. Voor haarzelf is dat hopelijk een opstapje. Zij wil via dit 'Big Jubilee Project' vanuit Cultuur promoveren naar de hoofddirectie Handel, want Cultuur heeft geen aanzien binnen de EU. Onder de ambtenaren wordt het EU-cultuurbedrijf de 'Ark van Noach' genoemd, omdat het doel- en budgetloos op de Europese golven rondslingert. Alles draait er om handel en landbouw.
Xeno ziet de potentie van Susmans plan - ook voor haarzelf. Maar wie en waar, en met hoevelen nog, zijn die overlevenden? Al snel blijkt dat wie in een concentratiekamp is vermoord, nauwgezet is geregisteerd, in Yad Vashem en elders. Maar van de overlevenden is elk spoor bijster.
En hoe houdt Xeno de regeringsleiders in de Europese Raad buiten dit jubileumplan? De raad is een vergaarbak van nationale belangen - volgens Menasse slechts de belangen van elites - die veel goede ideeën uit de Europese Commissie en het EU-parlement torpedeert. En 'Auschwitz' is, in tijden van versterkte nationale afschotting, vooral een ongemakkelijke herinnering.
'Exportvarkens' scoren aanzienlijk beter, zeker in Duitsland en Nederland, Oostenrijk en Hongarije. Deze landen proberen elk voor zich een contract met China binnen te halen voor varkensoren en ander slachtafval, dat daar in hoog aanzien staat. Ze willen daartoe de massaproductie nog eens opstuwen. De Europese Commissie, met haar honderden nijvere ambtenaren, wil de varkensproductie juist indammen, en een gezamenlijk beleid voeren.
Het relaas van Martin Susman en zijn familie is slechts een van de pakweg tien verhaallijnen die in 'De hoofdstad' parallel worden verteld. Zo is er de oude professor Alois Erhart, die zichzelf als man van conservatieve waarden ziet. Maar als lid van een denktank voor de Europese Commissie verandert hij in een revolutionair. De oude leren schooltas waaraan hij zich vastklampt wanneer hij doolt door een Brussel vol versperringen en obstakels, bevat zijn ultieme toespraak, een fel pleidooi voor principes. Maar Erhart voorvoelt dat hij door zijn gehoor van laptoppragmatici niet begrepen zal worden.
De Brusselse politiecommissaris Émile Brunfaut wordt van een politieke moordzaak afgehaald, die in heel Europa verzwegen moet worden. Dit delicate feit geeft hem vleugels. Zijn grootvader streed niet voor een vrij België, maar voor een vrij Europa. Ook opa voelde zich bedrogen, want de geallieerden vergaten Spanje en Portugal van hun fascistische regimes te bevrijden. Menasse kruipt zelfs zo onder de huid van de jonge Poolse huurmoordenaar in dit complot van katholieke kerken en geheime diensten, dat je gaat hopen dat hij niet wordt gepakt.
Robert Menasse heeft een virtuoze roman geschreven, vol spannende plotwendingen en cliffhangers. Het is een rare zet van de Nederlandse uitgever om aan het eind van het boek een 'wie-is-wie'-lijst op te nemen, die in het Duitse origineel ontbreekt. Alsof de auteur zijn personages niet helder genoeg gestalte heeft gegeven.
In het verrassende slot smelten de levens van een aantal personages voor één ogenblik samen. Toch is Menasse's boek veel meer dan een politieke thriller. Een satire, zoals in de aankondigingen bij de Nederlandse vertaling werd vermeld, is het evenmin. Menasse dikt de alledaagse werkelijkheid niet aan. En zijn humor heeft wrange kanten: altijd liggen dood en vergankelijkheid op de loer. Dat blijkt al uit de beetje bij beetje ontvouwde familiegeschiedenissen, die de personages met zich meedragen.
'De hoofdstad' is in de eerste plaats een Endzeit-roman in de traditie van Menasse's grote inspirator en landgenoot Robert Musil. In Trouw vertelde Menasse in 2013 dat als hij zijn Brusselse roman nog zou schijven, het er een werd waarin een nieuwe tijd zich aftekent, met een Europa van ná de kunstmatige vaderlanden. Een roman zoals 'De man zonder eigenschappen', Musils magnum opus uit het interbellum. Musil situeerde zijn werk aan het eind van een epoche: de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. De motor van het verhaal is een jubileumopdracht - net als een eeuw later in 'De hoofdstad'. Musils comité bereidt de viering van twee keizers voor. Ze zouden weldra tenonder gaan, en daarmee nieuwe perspectieven voor Europa openen.
Het Big Jubilee Project in 'De hoofdstad' markeert eveneens een nieuwe tijd. Dat moet er een worden met een Europa 'zonder eigenschappen'. Dit begrip wordt vaak foutief geduid, alsof het voor iets negatiefs zou staan, voor gebrek aan karakter en identiteit. Het Europa dat Robert Menasse, in de zin van Musil, voorstaat is een continent van nieuwe mogelijkheden. Het is een post-nationaal Europa, waarin de oude, vastgeroeste ideologieën zijn overwonnen. Is Menasse een roepende in de woestijn? Hoe dan ook is 'De hoofdstad' een grote, meeslepende Europese roman.
VERTAALDE ROMANS ROBERT MENASSE
In het Nederlands verscheen van Menasse onder meer zijn Braziliaans-Oostenrijkse drieluik uit de jaren negentig 'Bar Hopeloos', 'Zalige tijden, breekbare wereld' en 'Kentering'. Het buitenstaandersperspectief, het thema waarop Menasse in 1980 in de letteren promoveerde, speelt een centrale rol.
Het bekendst werd hier 'De verdrijving uit de hel', over de 17de-eeuwse Amsterdammer Menasseh ben Israel, leermeester van Spinoza. Menasse speelt met de gedachte dat hij van deze rabbijn afstamt.
Vert. Paul Beers. Arbeiderspers; 432 blz. € 23
oordeel
Opwindende, grote Europese roman.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.