Cruise : roman
Christophe Vekeman
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VEKE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2018 |
VOLWASSENEN : ROMANS : VEKE |
Dirk Leyman
rt/aa/28 m
Sla op eender welke pagina een roman open van Christophe Vekeman - zonder te loeren naar omslag of cowboyhoed - en je herkent na luttele zinnen blindelings zijn stijl. Dat is een compliment. Vekeman hakte de laatste jaren zijn eigen segment uit in de Vlaamse letteren en ontworstelde zich aan literaire pleegvaders als Gerard Reve, Herman Brusselmans, Jeroen Brouwers en W.F. Hermans. In zijn boeken primeert stijl op inhoud. En daar gaat hij prat op. Maar dat is niet zonder risico.
Vekeman is de antipode van de zuinige schrijver. Korte hakbijlzinnen zijn aan hem niet besteed en de taal mag enige opulentie vertonen. Mocht hij een voetbalspeler zijn - wat hij goddank niet is - dan zou hij gaan voor de ingenieuze dribbels, de fijnzinnigste steekpassen en kronkeligste sprintjes over het hele veld. En voor open doekjes in de tribune én een applausvervanging.
In zijn nieuwste roman Mensen als ik wil Vekeman opnieuw een flitsende demonstratie van zijn kunnen geven. Helaas - om nog even in voetbalterminologie te blijven - vergeet hij af en toe de netten te doen trillen.
Het staat buiten kijf dat Vekeman de laatste jaren steeds autobiografischer is gaan schrijven. In Hotel Rozenstok, een hoogtepunt in zijn oeuvre, voerde hij zichzelf als hoofdpersonage op. Deze Christophe Vekeman besloot de pen aan de haak te hangen en zich van lieverlee in te schakelen op de arbeidsmarkt. Ook in Mensen als ik lijkt de schrijver flink uit eigen bestaan te putten, al is er natuurlijk steeds dat behendige geschipper tussen schijn en wezen.
We stuiten op een ik-figuur - schrijver, Klara-medewerker, gelovige, countryliefhebber - die dringend nieuwe vriendschappen wil aanknopen. 'Je snapt mij als ik zeg dat ik mij door eenzaamheid omwikkeld wist als door een klam, zwaar deken.' Zijn grote verlangen bestaat erin 'ergens deel van uit te maken. Van een groep, van een gemeenschap, een verzameling gelijkgestemden'. Zal hij geestesgenoten vinden in cowboymilieus?
De redeloze en hilarische zoektocht loopt uiteraard niet van een leien dakje. Want ja, waar hoort de schrijver - die prat gaat op zijn einzelgängerschap - in feite thuis? In countryhonken als Bottoms Up smakt de ik-figuur met veel omhaal van woorden een ruziezoeker tegen de vlakte en verder dreigt de schrijver weggezet te worden als 'een malloot van het ongevaarlijke soort', weliswaar steeds met 'een mes van 't merk Buck' op zak. Hij kampt met kankerangst en een altijd weer rondspokende bijbalontsteking of brengt lyrische odes aan zijn in Japan verblijvende geliefde.
Maar wat doet ene Myriam plots in zijn woning? Wrangkomisch vergroot Vekeman piepkleine gebeurtenissen uit tot bladzijdenlange oraties. Ondertussen wordt er ook stevig gefoeterd op Vlaamse collega-schrijvers, zonder hen bij naam te noemen. Want de schone letteren, die zijn 'verworden tot een pijnlijk, ongevaarlijk allemanshobby'tje'.
Slingerende zinnen
Wie van Vekemans slingerende zinnen houdt - frasen die slechts na ettelijke radsprongen en capriolen weer op hun poten terechtkomen - zal gniffelen en gnuiven van genot. Maar de plotlijn in Mensen als ik is om zo te zeggen redelijk dunnetjes, ja, haast onbestaande. Ook het al te opzichtig etaleren van zijn countrykennis - overschotjes van zijn Johnny Paycheck-biografie? - is hier minder op zijn plaats. Mensen als ik is vermakelijk en geschreven met bijna vanzelfsprekende bravoure. Toch lijkt het of de auteur zich niet steeds raad wist met zijn queeste naar menselijke evenknieën. Zodoende moeten we het stellen met veel 'geoudehoer', waar in reviaanse traditie gelukkig wel 'Gods zegen op rust'.
Maria Vlaar
il/pr/06 a
In Mensen als ik speelt Christophe Vekeman (46) een amusant kat-en-muisspel met literatuur. De schrijver bespot verheven literaire aanstellerij en vindt de wereld van de schone letteren 'om van over te geven', maar dweept tegelijk met bewonderde schrijvers. In de pas met andere beoefenaars van het genre vallen de namen W.F. Hermans, Gerard Reve, Jeroen Brouwers, maar Vekeman voegt daar nog Marcellus Emants aan toe, en voor de schatplichtigheid Herman Brusselmans. Op onnavolgbare manier is Cees Nooteboom buiten deze canon voor volwassen jongens gevallen, hoewel Mensen als ik drijft op een citaat van Nooteboom: 'Ik had wel duizend levens en ik nam er maar één!'
De literaire komedie in de lage landen steekt graag een veer in de kont van de grote schrijvers (altijd mannen!), om vervolgens de onbeholpenheid van de eigen pogingen tot het schrijven van grote literatuur te benadrukken. Vekeman doet dat geestig door zichzelf doorlopend als outcast te positioneren en dat imago tot in de puntjes uit te werken. Hij is de 'cowboy', de countryliefhebber en -kenner, die steeds weer uitbarst in gedetailleerde wetenswaardigheden over zijn meest geliefde bands. Hij is 'on the road', met een flink mes in zijn spijkerjack, een cowboyhoed, dito laarzen en een onverzadigbare dorst in bier. Maar tegelijk is hij het Vlaamse jongetje dat in paniek raakt als hij een aandoening heeft of als zijn vrouw een weekje op vakantie gaat. Play it cool - maar daaronder zit een grote behoeftigheid aan liefde en veiligheid.
Ook in Mensen als ik wordt dit stramien gevolgd. De ik-persoon besluit dat hij nood heeft aan nieuwe vrienden, omdat hij uitgekeken is op zijn oude vrienden, die 'van de eerste tot de laatste “Bart” geheten waren.' Hij is weliswaar geliefd medewerker van radio Klara (schrijver en personage Vekemans vallen graag samen) en lid van een parochie, maar heeft dringend 'mensen als ik' nodig: cowboys dus. Hij raakt verzeild in de Bottoms Up, een countryclub op het platteland nabij zijn woonplaats Gent, waar hij - hij is immers een cowboy - in gevecht raakt met een jongeman. De rest van de roman is hij bang dat de jongeman verhaal komt halen …
Baardvuur
Vekeman is de schrijver van de hyperbool. In soms ellenlange zinnen krult hij erop los. Hij kan twee pagina's uitweiden over waar hij zijn hoed heeft gekocht en van welk materiaal die gemaakt is, 'nog altijd met de rand van mijn Resistol tussen duim en wijsvinger'. Een baard is nooit gewoon een baard, maar 'een baard die eenmaal in de fik gestoken met gemak drie dagen lang voor een gezellig vuur had kunnen zorgen'. Typerend zijn hoofdstuktitels als 'Wat volgde op wat volgde op wat voorafging' en running gags als 'ik besloot maar even te gaan pissen' als hij even niet meer weet hoe het verhaal verder moet. Een ontstoken linkerbijbal speelt hem gedurende het hele boek parten, wat een grappige scène oplevert als de dokter hem verbiedt een strakke jeans te dragen; hij moet een joggingbroek aan om te genezen. Daar gaat zijn zorgvuldig opgebouwde imago! Maar zijn vondsten verworden ook weleens tot stoplappen van de soort 'zo gezegd, zo gedaan' en 'oké dus, goed, anders gezegd' en zijn soms ronduit flauw. Nu is de waardering van een boek als dit bij uitstek een kwestie van smaak. Ben je meer van de overdrive of van het understatement, bevalt de humor je of niet? In mijn geval vond ik het vaak nét niet grappig genoeg. Vekemans vijftiende boek is zeker een geslaagde literaire komedie, maar er zijn in hetzelfde genre hilarischer en slimmer verschenen: de J. Kessels-romans van P.F. Thomése, en De verovering van Vlaanderen van Stefan Popa. Vekeman spint het te veel uit - ook weer bewust natuurlijk - waardoor soms de grap verdwijnt en alleen de toon overblijft. Dat is stijl, zou je kunnen zeggen, maar dan moet de timing wel geweldig zijn.
Beter doordrinken
Af en toe laat hij de afgrond zien waarboven al dit jolige gedoe zich afspeelt. Er zit een depressie onder, angst, verlangen, en de bodemloze melancholie die ook in de countryblues klinkt. Literatuur schrijven is de poging om dit alles te bezweren: 'zolang het op fictie leek, was alles oké'. Door 'mensen als ik' te leren kennen vraagt hij zich af wie hij is, een Vlaamse 'sensitieve dichter' of een countryrebel à la Hank Williams 3. 'Waarom had ik vroeger zoveel drugs genomen? Waarom dronk ik nog altijd zoveel?' Antwoorden komen er natuurlijk niet. Vooral niet te diep graven, beter doordrinken, is het devies van de cowboy.
De Arbeiderspers, 160 blz., 17,99 € (e-boek 11,99 €)
Marnix Verplancke
il/pr/11 a
En daarmee heeft u meteen de kortste zin uit Christophe Vekemans nieuwe roman gelezen. In Mensen als ik brengt hij immers op zijn bekende flamboyante manier een stukje uitbundige autobiografie. Of net niet, want de alom bekende schrijver met de cowboyhoed en dito boots blijkt opeens een snor te hebben en terwijl zijn vrouw voor het werk in Japan zit, trekt hij bloedgeil naar het Gentse hoerenkwartier, waar hij flink van bil gaat met ‘de Hesp’. We laten de details liever aan uw verbeelding over, maar blijven toch met een belangrijke vraag zitten: zou Vekeman dat écht doen?
Mensen als ik begint op het moment dat het hoofdpersonage genaamd Christophe Vekeman tot het besluit komt dat hij wel heel erg alleen leeft en daarom maar eens op zoek moet naar mensen als hemzelf. Hij heeft natuurlijk zijn vrouw Mieke en de drie andere leden van het cowboyhoedenkwartet met wie hij regelmatig een pint gaat drinken in De Buffel, maar dat is niet langer voldoende. Net wanneer hij ontdekt dat de ouwe vrouwen in zijn parochiekerk noch zijn West-Vlaamse collega’s van Pompidou soelaas kunnen bieden, geeft een fan hem een tip. Misschien moet hij maar eens een optreden meepikken in de Bottoms Up, een goed draaiende countrykeet op nog geen halfuur rijden van Gent.
Vekeman volgt haar raad, raakt er slaags met een andere bezoeker en vreest vanaf die dag diens zoete wraak. De angst vreet aan hem, hij wordt bij wijze van spreken een schaduw van zichzelf, en dan hebben we het nog niet eens over de linkerbijbalontsteking waardoor hij van de dokter niet langer een spannende jeans mag dragen, maar wel een joggingbroek. Probeer die maar eens te combineren met een cowboyhoed en dito boots.
Vekeman heeft niet alleen een grappige roman geschreven, soms zoomt hij ook in op de minder flitsende kanten van het bestaan, als wilde hij de rem even opzetten, zodat je als lezer wat kunt ontspannen. Het zijn levensechte scènes waarin de verveling van alledag wordt weergegeven, er geleuterd en gezaagd wordt en de boogscheut van De Buffel naar zijn huis recht tegenover de kerk als een calvarie voelt. ‘Zelfs geen kanker hebben is geen reden om te juichen’, denk je dan samen met hem.
***
De Arbeiderspers, 159 blz., € 17,99.
C.C. Oliemans
In deze roman heeft de ik-figuur (met dezelfde naam als de schrijver, maar natuurlijk niet per se met hem te identificeren) voor het eerst in zijn leven behoefte aan een uitgebreid sociaal netwerk, en dus gaat hij als individualist pur sang op zoek naar een groep waar hij echt bij kan horen. In zijn geval gaat het dan om mannen die van countrymuziek, cowboyhoeden en cowboylaarzen houden: ‘cowboys – mensen als ik’. Maar bij het eerste café waar hij gelijkgestemden hoopt te ontmoeten eindigt hij in een vechtpartij, ondertussen wordt hij door een arts behandeld voor een bijbalontsteking, en het boek besluit met een scène waarin een vrouw in Vekemans tuin de regen en de bliksem staat te aanbidden terwijl hijzelf nodig naar de wc moet. Een tamelijk plotloos boek dat steunt op Vekemans lange Reviaanse zinnen met humoristische en/of melig geformuleerde uitweidingen, verwijzingen naar countryzangers en teksten van countryliedjes, en overpeinzingen over schrijvers als Brouwers en Emants. Voor de liefhebber van (in de woorden van Reve) ‘geouwehoer waar Gods zegen op rust’.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.