De nachtwaker : roman
Louise Erdrich
Louise Erdrich (Auteur), Arjaan van Nimwegen (Vertaler), Thijs van Nimwegen (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : ERDR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2018 |
VOLWASSENEN : ROMANS : ERDR |
Marnix Verplancke
2/ei/02 m
Cedar Hawk Songmaker is zesentwintig jaar oud en vier maanden zwanger wanneer ze voor het eerst contact opneemt met haar echte moeder. Cedar is een Ojibwe-indiaan die tegen alle regels in toch in een blank adoptiegezin is opgegroeid en daar haar hele leven op handen werd gedragen. Vader Glen is milieu-advocaat, moeder Sera juriste werkzaam in de sociale gezondheidssector, voorbeeldige linkse Amerikanen dus, die opkomen voor de verdrukten van de wereld, maar dit wel doen vanuit een bevoorrechte positie. Toen Cedar dat doorkreeg, in feite pas wanneer ze hogere studies aanving, ging ze rebelleren.
Dus rijdt Cedar naar het reservaat waar haar moeder Mary en haar stiefvader Eddy een benzinestation uitbaten. Ze wil dat haar toekomstig kind vier grootouders zal hebben, en aangezien ze gebroken heeft met de engel Phil, zoals ze de man noemt die haar zwanger maakte, zal zij dus voor alle vier moeten zorgen. En dan is er nog dat kwestietje van mogelijke erfelijke ziekten natuurlijk, waarover Cedar zekerheid wil. Komen die voor in de familie van haar natuurlijke ouders?
Geknevelde gynaecoloog
Zo begint Toekomstig huis van de levende god, de dystopische toekomstroman van Louise Erdrich, de queen van de Native American-literatuur. Cedar is immers niet zomaar geïnteresseerd in mogelijke erfelijke ziekten die haar kind zouden kunnen bezwaren. Om zich heen ziet ze amper nog gezonde kinderen geboren worden. Heel veel zwangerschappen eindigen in een miskraam. Wat er precies aan de hand is weet niemand, maar niet alleen de mensheid is bedreigd. De evolutie gaat de omgekeerde kant op, beweren sommige kwatongen. Honden worden weer wolven en al te sterk veredelde groenten als broccoli en bloemkool komen gewoon niet meer uit.
In die crisissfeer raakt de overheid steeds meer grip kwijt op de maatschappij. Staten scheuren zich af, banken worden bestormd door mensen die hun geld terugwillen, de elektriciteit valt uit waardoor radio, tv en internet verstommen. De op zijn ronde door militairen vergezelde postbode wordt zo de enige brenger van goed, maar vooral ook van veel slecht nieuws.
Deze precaire toestand is natuurlijk de ideale kweekbodem voor allerhande religieuze sekten die van de anarchie dankbaar gebruik maken om ook op wereldvlak hun stempel te drukken. Wanneer Cedar naar de gynaecoloog gaat en hij op zijn echo de vrucht in haar schoot bekijkt, stamelt hij 'We hebben er een', waarna hij haar een rol verband overhandigt en haar de opdracht geeft hem vast te binden. Artikel V van de Patriot Act is in werking gesteld, legt hij uit. Alle zwangere vrouwen moeten overgedragen worden aan de overheid om in gecontroleerde omstandigheden te kunnen bevallen, maar hij zal verklaren dat ze hem te vlug af was.
Toekomstig huis van de levende god vertoont heel wat gelijkenissen met Margaret Atwoods The Handmaid's Tale, de uit 1985 daterende roman die door zijn recente Netflix-adaptatie opnieuw razend populair is geworden. Ook hierin wordt de klok teruggedraaid, en net zoals in Erdriches boek zijn vooral de vrouwen daar de dupe van. Wanneer de crisis toeslaat haalt het masculiene het op het feminiene, tonen beide schrijfsters, en dan worden vrouwen gereduceerd tot broedmachines.
Dat dit in het hede ndaagse Grab them by the pussy-Amerika met enige overdrijving ook zo is, kan het succes van deze romans verklaren. In feite begon Erdrich al in 2001 aan het boek, schrijft ze in het nawoord, maar omdat de urgentie ervan haar niet echt duidelijk was, legde ze het na een tijd aan de kant. Tot Trump verkozen werd dus.
Zelfrelativering
Louise Erdrich sprong dus later op de trein, zou je kunnen zeggen, maar ze leverde wel een beter boek af dan Atwood. Wat voor haar spreekt, is dat ze de lezer niet overstelpt met pseudowetenschappelijke informatie die haar uitgangspunt moet onderschrijven. Cedar weet niet wat er gebeurt, en dat weet je als lezer ook nooit. Zet daar een overdreven uitleggerige Atwood tegenover in The Handmaid's Tale, en zeker in haar godsgruwelijk slechte dystopische Oryx and Crake-trilogie, en je weet wel wat gelezen.
Bovendien beseft Erdrich dat speculatief proza wel vaart bij wat zelfrelativering. Grandioos is bijvoorbeeld de tussenkomst van Mary tijdens de stamraad van de Ojibwe. Daar lanceert ze het voorstel een schrijn op te richten voor Kateri, een zeventiende-eeuwse indiaanse die zich tot het katholicisme bekeerde en recent niet minder dan zeven keer verschenen is aan mensen die net hun hele hebben en houden verspeeld hebben in het casino van het reservaat. Ze heeft wat research gedaan en deelt kopietjes rond met daarop de mogelijke winstberekening.
In New York zorgde een Maria-schrijn voor de heropleving van een hele wijk, zegt ze onomwonden, dat kan de Ojibwe dus ook wat extra inkomsten opleveren. En dan is er Cedar nog natuurlijk, die in haar achtertuin niet alleen een sabeltandtijger ziet rondstruinen, maar in een boom ook een archeopteryx opmerkt. "Ik sta niet aan het einde van alles, maar aan het begin", stamelt ze in het licht van de vrucht die ze draagt misschien ietwat te makkelijk.
vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen, De Bezige Bij, 304 p., 22,99 euro
Kathy Mathys
2/ei/18 m
Het poolijs smelt veel sneller dan verwacht, vlinders en kevers verdwijnen in stilte. Het land brokkelt af, woestijnen dijen uit. De wereld die ons omringt is zo beangstigend dat het genre van de dystopische roman lastig te beoefenen wordt. Hoe schep je een visie van de toekomst wanneer ze snel dreigt te worden ingehaald door de werkelijkheid?
Toch zijn er veel auteurs die het proberen. Verschillende van hen zijn vrouwen: Naomi Alderman, Margaret Atwood, Emily St. John Mandel, Aafke Romijn. Sommigen laten zien hoe het de wereld zou kunnen vergaan als vooral mannelijke krachten de boventoon blijven voeren. De Amerikaanse Louise Erdrich (63) past in deze opsomming van namen. Ook in haar jongste roman zijn het vooral vrouwen voor wie het gevaar dreigt, nu de wereld radicaal aan het veranderen is.
In Toekomstig huis van de levende God lijkt het erop dat de evolutie omgekeerd begint te verlopen. Of de wereld weer stapje voor stapje terugkeert naar de oersoep is niet duidelijk. Het zou zomaar kunnen dat er over enkele jaren al mensapen rondlopen op aarde. 'Misschien heeft God besloten dat we een idee zijn dat het overdenken niet meer waard is', schrijft Cedar Hawk Songmaker aan haar ongeboren kind. De hele roman is een lange brief aan de baby die groeit in haar buik.
Op het moment dat het verhaal begint, is Cedar, geadopteerd door blanken, nog niet erg bezig met de chaotische en verwarrende berichten op radio en tv. Ze is een Ojibwe die voor het eerst haar biologische moeder zal ontmoeten in het indianenreservaat. Erdrich laat haar opmerken dat indianen zich al voor 1492 aan het aanpassen waren aan veranderende levensomstandigheden. 'Dus ik neem aan dat we ons blijven aanpassen', klinkt het bitter.
Voor zwangere vrouwen dreigt er een acuut gevaar: ze worden opgepakt, in ziekenhuizen gestopt en er gevangen gehouden. Veel baby's overleven de bevalling niet. Er doen geruchten de ronde over ontbrekende ledematen bij pasgeborenen.
Lezen en schrijven
De nachtmerrie die Erdrich beschrijft, is door en door eng. Haar wereld is er een van ondoorzichtige regels. Mensen die zich de voorbije jaren aan die onuitgesproken regels hebben gehouden, krijgen de macht, hoe beperkt die ook is. Zo zijn er de verpleegsters in de van de buitenwereld afgesloten ziekenhuizen. Met hun plastieken glimlach houden ze de zwangere vrouwen in bedwang. De schrijfster beperkt zich tot het perspectief van Cedar, die uit de klauwen van de artsen wil blijven. Ze verstopt zich en krijgt weinig mee van de buitenwereld.
Ooit heeft ze zich bekeerd tot het katholicisme om haar blanke pleegouders op stang te jagen en om het gevoel te hebben ergens bij te horen. Nu leest ze teksten van Hildegard von Bingen en van Thomas Merton. Door te lezen neemt haar angst om gek te worden tijdelijk af. Ook schrijven is therapeutisch voor Cedar. In dat opzicht doet deze roman denken aan 'Station Elf' van Emily St. John Mandel. Met verhalen red je de wereld niet, ze zorgen er wel voor dat de ellende draaglijker is.
Cedar is gefascineerd door Maria's zwangerschap. Heeft de conceptie plaatsgevonden door Gods ingefluisterde adem? De transformatie van woord tot vlees is een belangrijk thema in deze roman die zindert van de ideeën én van de actie. De bespiegelingen zitten het verhaal allerminst in de weg. Mooi is het om te zien hoe die transformatie van woord tot vlees ook plaatsvindt in het proza zelf. De stijl van Erdrich heeft iets lichamelijks. Dit is een schrijfster die er niet voor terugschrikt om recht de emotie in te duiken en toch klinkt ze nooit sentimenteel.
Erdrich, die tot de stam van de Chippewa-indianen behoort, blijft altijd Erdrich. Net als in haar ander werk brengt ze een doorleefde vertelling over herkomst en identiteit, over hoe vaders wegwerpartikelen zijn onder de Chippewa. Vooral in het laatste deel van het boek spelen verhalen uit de indianencultuur een aanzienlijke rol.
Toekomstig huis van de levende God heeft het allemaal: een interessante verteller, ideeën die blijven hangen, een verhaal dat verrast en een stijl die boeit. Hopelijk krijgt de schrijfster van topromans als Liefdesmedicijn en Verhalen van brandende liefde met dit boek de aandacht die ze verdient.
Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen, De Bezige Bij, 304 blz., 22,99 € (e-boek 9,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Future home of the living God'.
Arjan Peters
2/ei/05 m
Het genre van de dystopie is zo populair geworden, dat er geen dreiging meer van uitgaat. Vermoedelijk is dat slecht nieuws. Dat we niet meer schrikken van een dystopietje meer of minder, in films en romans, duidt op een zekere gewenning aan doemscenario's. Zolang de kunst zich daarmee bezighoudt, hoeven wij nog niet te panikeren - zou het dat zijn? Of duidt de toegenomen immuniteit voor het genre erop dat de werkelijkheid al zo opdringerig en rampzalig is - van terreuraanslagen tot milieurampen - dat een dystopie bij voorbaat geruststelt, omdat de daarin geschetste wereld tenminste nog niet is begonnen?
Diabolische experimenten en apocalyptische taferelen: je moet van goeden huize komen om het publiek daarmee aan het rillen te krijgen. Haruki Murakami kwam een heel eind in zijn trilogie 1q84 (2009-2010), maar de cadans van zijn proza is zo meeslepend dat zijn geheimzinnige wereld je eerder aantrekt dan beangstigt. Het genre van de dystopie loopt op zijn laatste benen; het heden is enger dan welk toekomstbeeld ook kan zijn. Van die vaststelling zouden we pas somber kunnen worden.
Ware het niet dat Louise Erdrich (1954) er ook nog is. De productieve auteur die we in Nederland nog niet goed kennen, eigenaar van een boekhandel in Minnesota, en behorend tot de stam van de Ojibwe ofwel Chippewa-indianen, wordt beschouwd als de belangrijkste hedendaagse Native American-schrijver. Die kwalificatie is goedbedoeld, maar stopt haar ook weer in een reservaat. Alsof haar werk vooral belangrijk is doordat ze deel uitmaakt van de grootste groep inheemse Amerikanen in het noorden.
Dat zou haar tekortdoen, zo bewijst Toekomstig huis van de levende god, de vertaling van haar roman die vorig jaar in Amerika verscheen, een dystopie die je ouderwets de stuipen op het lijf jaagt. Hoe krijgt Erdrich dat voor elkaar? In het Minnesota van haar roman is de evolutie niet alleen tot stilstand gekomen, ze verloopt zelfs in omgekeerde richting. Mensen krijgen primitievere nazaten, dieren nemen weer oervormen aan, en kluwens golvende bladeren 'verheffen zich in het woeste zonlicht'. Mensen gooien hun telefoons weg, want iedereen wordt afgeluisterd en overal zoemen drones rond, en oren, doorzichtig en zwevend, die je kunt plattrappen als een slak.
Dat is nog tot daaraan toe, en hoort min of meer tot de folklore van het genre. Ronduit sinister echter is de politie die zwangere vrouwen oppakt en in bewaakte ziekenhuizen stopt, waar er met hen geëxperimenteerd gaat worden - om een ras te kweken dat bestendig is voor de nabije toekomst.
'Misschien was de hele schepping, van fruitvliegje tot olifant, niet meer dan een uiterst ingewikkelde gedachte die God ingespannen zat uit te werken, tot hij plotseling in slaap viel. Dan zijn we dus een idee', schrijft de zwangere verteller Cedar Hawk Songmaker (26) in het notitieboek dat ze in het geheim voor haar aanstaande kind bijhoudt. 'Misschien heeft God besloten dat we een idee zijn dat het overdenken niet meer waard is.'
Verschillende elementen uit dit rijke avonturenverhaal doen denken aan De ontdekking van de hemel (1992) van Harry Mulisch en Laat me nooit alleen (2005) van Kazuo Ishiguro, terwijl de surrealistische vegetatie Ruisend gruis (1995) in herinnering brengt, de wonderlijke laatste roman van W.F. Hermans. Maar het antwoord van Louise Erdrich op de vraag of we onze ziel aan het verliezen zijn, is hoogst verrassend. Haar verteller is als baby geadopteerd en voordat ze zelf een kind krijgt, legt ze contact met haar biologische moeder, lid van de Ojibwe-stam in een reservaat. Dat is een ontnuchterende ervaring - ze ontdekt dat haar moeder en partner een tankstation beheren, en toen Cedar geboren werd als Mary Potts was haar moeder een gedrogeerde punker. De biologische vader zou 'een soort medicijnman' geweest zijn.
Voor haar kennismaking met vroeger is niet veel tijd. Cedar is zwanger, en moet onderduiken om te ontkomen aan de ziekenhuizen en geboortecentra. Wie kan ze vertrouwen? Haar eigen partner niet, moet haar conclusie zijn als ze wordt opgepakt en inderdaad in zo'n boosaardig ziekenhuis belandt waar zusters rondwaren die bij de gevangenen haar afknippen, bloed aftappen en wangslijm controleren.
Dit boek is het notitieboek van Cedar. Of zij zelf onder invloed is van middeltjes die haar zijn toegediend, weten we niet. En zij richt zich tot haar kind, het nieuwe leven, waardoor ze beseft 'niet aan het eind te staan van alles, maar aan het begin', en merkt dat haar liefde voor schoonheid en de wil tot overleven ondanks alles behouden blijft. Een omgekeerde evolutie, terug naar het begin, kan ook een nieuwe start betekenen. Dat klinkt zoetsappig, maar Erdrich geeft die passages krachtig tegengas door de actie in het boek, die Cedar zelfs tot een moord aanzet, een spectaculaire vlucht uit het ziekenhuis en onverwachte confrontaties met familie en vrienden.
Te veel losse eindjes, kreeg Erdrich vorig jaar van sommige Amerikaanse critici te horen. Een ridicuul verwijt, gezien het genre. De auteur tast de toekomst af, en ziet in een haperende of regressieve evolutie niet alleen nadelen. Méér dan alleen grappig is de overdenking van Eddy, de partner van haar echte moeder: 'Een biologische Apocalyps is een paardenmiddel om de depressie van een Indiaan te verhelpen, maar allemachtig, soms is het hier de hemel op aarde, en ik heb momenten dat ik me gewoon geweldig voel.'
Of zijn we depressiever dan ooit, als we zelfs een onheilsboodschap gaan verwelkomen? In dit verhaal heeft elke dreiging én elke opluchting een keerzijde. Je kunt Toekomstig huis van de levende god niet van een afstand bekijken om een weloverwogen mening te bepalen. Daarvoor schrijft Louise Erdrich te goed. Je zit erin.
****
Uit het Engels vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen. De Bezige Bij; 304 pagina's; € 19,99.
Naar gegevens van Aletta Brink
De 26-jarige Cedar, die als baby geadopteerd is door een liberaal Amerikaans echtpaar, is zwanger en op zoek naar haar Ojibwe familie omdat ze wil weten of er genetische ziektes in de familie zijn. De wereld om Cedar heen verandert echter razendsnel en is vol nieuwe onbekende gevaren: dieren veranderen in prehistorische monsters, het is bloedheet, er is nauwelijks voedsel voorradig, het internet valt uit. De regering laat alle zwangere vrouwen verplicht opnemen en Cedar slaat op de vlucht. In haar dagboek vertelt ze haar belevenissen en overpeinzingen aan haar ongeboren kind in de hoop dat deze het ooit zal lezen. De Amerikaanse auteur (1954) beschrijft een afschrikwekkende toekomst die onafwendbaar lijkt. Zij heeft een groot oeuvre op haar naam staan.
Jann Ruyters
i /un/16 j
Eindelijk is er weer eens een roman vertaald van Louise Erdrich. In de VS is ze gelauwerd, hier heeft ze, ondanks ruim dertig jaar productief schrijven (en veel geciteerde loftuitingen van bewonderaar Philip Roth) nooit een groot publiek verworven.
Erdrich bouwt aan een even eigenzinnig als toegankelijk oeuvre, met onheilspellende, geheimzinnige én troostrijke romans. Zelf een kwart Ojibwe situeert ze haar verhalen in het reservaat (in North Dakota of Minnesota) waar de bewoners kampen met armoede, zelfmoord, drank- en gokverslaving, maar er ook hun thuis en toevlucht vinden. Erdrich schrijft over de ingewikkeld vertakte familiebanden, over hartstocht en geweld dat generaties teruggaat en weer ver de schaduw vooruit werpt.
Om de licht magisch-realistische toets is haar werk wel vergeleken met dat van Gabriel Garcia Marquez, maar haar stijl blijft sober, de sfeer aards, ook als iemand op de parkeerplaats een geestverschijning heeft gezien of in de keuken een voorouder wordt aangeroepen. De toon is licht en ironisch, contemplatief. Het gaat niet om goed en fout, maar om de verwarde gevoelens daaronder. Zoals in haar voorlaatste roman 'LaRose' over een man die in een jachtongeluk het beste vriendje van zijn zoontje doodschiet en dan naar inheems gebruik besluit zijn eigen kind af te staan aan het getroffen gezin. Hoe iedereen daarna tobt met het verlies, schetst Erdrich ingetogen maar spannend. Kun je nog van iemand houden die iets verschrikkelijks heeft gedaan? Kun je van een vreemd kind gaan houden als het jouwe?
'LaRose' bleef jammer genoeg onvertaald. Onlangs verscheen wel de vertaling van Erdrichs laatste roman 'Toekomstig huis van de levende God', geen heel makkelijke titel en in sfeer en genre ook iets heel anders dan we gewend waren van van deze schrijfster: een dystopie.
Hoofdpersoon en verteller is Cedar Hawk Songmaker, adoptiefdochter van 'gelukkig getrouwde liberale veganisten' in Minneapolis. Ze bouwden hun fortuin op in de huizenhandel, waarin ze geslepen bleken 'zoals alleen linkse types die de vrije markt wantrouwen kunnen zijn'. Cedars biologische moeder is een Ojibwe die in North Dakota in het reservaat woont. Ze heeft zich nooit veel aangetrokken van die inheemse roots, tot nu dan, want ze is zwanger - een zwangerschap die direct onder druk staat nu er 'een gevaarlijke periode in de geschiedenis van de schepping' is aangebroken: de jacht op zwangere vrouwen is geopend.
Wat er precies aan de hand is laat Cedar alleen in flarden los: de evolutie is omgekeerd in regressie, honden schieten terug in wolven, DNA-deskundigen vinden tijdsprongen in kleincellige dieren. Via het computerscherm wordt Cedar aangesproken door Moeder ('een helmharig wezen met hangwangen, glimlachje van rode streepjeslippen, pientere bruine ogen') die zwangeren oproept zich te melden bij het ziekenhuis. Cedar duikt onder maar wordt opgepakt en belandt in een kraamhospitaal vol enge verpleegkundigen die herinneren aan Margaret Atwoods 'The Handmaid's Tale'. De mogelijk gedegenereerde vrucht (met een 'verdubbeld genoom') mag niet aan het regime ontsnappen.
In haar preoccupatie met griezelige baby's en de macht die wordt uitgeoefend op het vrouwenlichaam, herinnert 'Toekomstig huis van de levende god' aan klassieke sf-horror van 'Rosemary's Baby' tot 'Alien', maar echt uit de verf komt de nieuwe dictatuur niet.
Erdrich begon het boek in 2001 en maakte het nu af omdat 'de tijd er rijp voor was', maar werkte het dystopische ervan slordig uit. Personages, onder wie de Big Brotherachtige Moeder, verschijnen en verdwijnen even plotseling, de naderende ondergang beklemt niet echt.
Op dreef is de schrijfster meer in de losse observaties over Cedars gepriviligeerde opvoeding, over de inheemse gemeenschap die eindelijk haar depressie afwerpt, over het naderende moederschap. Met die zwangere vertelster tussen hoop en vrees herinnert dit boek ook wel aan het memoir 'The Blue Jay's Dance' (1995) waarin Erdrich verslag deed van zwangerschap, geboorte en eerste jaar van haar dochter. Daarin vroeg ze zich af waarom er wel iconische zelfmoordscènes bestaan in de literatuur (Socrates!), maar nauwelijks bevallingsscènes.
In dit nieuwe boek doet ze er zelf een gooi naar. Nadat Cedar erin is geslaagd te ontsnappen volgt een bladzijdenlange, bloemrijke pijniging als haar voormalige celgenoot in een grot haar kind baart. "Haar handen en benen bewegen ritmisch. Alsof ze langs steile wanden omhoog en omlaag kruipt. Ze klaagt niet. Ze lijkt vastbesloten de pijn te gehoorzamen, zich niet te verzetten. Haar gezicht is gepolijst met zweet."
En dat gaat zo door. Erdrich steekt er Margaret Atwood en Margaret Mitchell, voorgangers in de uitgesponnen bevallingsscène, misschien niet mee naar de kroon, maar een indrukwekkende climax is het wel.
Verpulverde schrijversidylle
'De duivenplaag' (2008), volgens bewonderaar Philip Roth Erdrichs 'duizelingwekkende meesterwerk', gaat over vier Indianen die gelyncht worden omdat ze ten onrechte verdacht worden van de moord op een blanke familie. In 'The Round House' (2012) kruipen we in de huid van een dertienjarige jongen wiens moeder in catatonie vervalt na een verkrachting. In 'LaRose' (2016) staat een man zijn zoon af nadat hij per ongeluk diens beste vriendje heeft doodgeschoten.
Dat het noodlot in Erdrichs meest recente romans veelvuldig toeslaat, heeft met de 'native American' setting te maken, maar zeker ook met haar persoonlijk leven. Erdrich groeide op in North Dakota als dochter van een Duits-Amerikaanse vader en een moeder die half Frans en half Ojibwe was. Erdrich woonde zelf niet in het reservaat. Haar ouders gaven er les op een school van het 'Bureau of Indian Affairs'.
Erdrich studeerde Engels en trouwde met schrijver Michael Dorris, ook half 'native American' en vader van drie adoptief-kinderen. Het echtpaar kreeg samen nog drie dochters: Persia, Pallas en Aza.
In 1984 debuteerde Erdrich met 'Love Medicine' waarvoor ze de National Book Critics Circle Award won.
Het schrijversechtpaar werkte nauw samen en publiceerde samen ook een boek:'The Crown of Columbus'. De idylle verpulverde in 1996 toen het stel scheidde. Dorris pleegde twee jaar later zelfmoord.
In haar latere huwelijksroman 'Shadow Tag' (2010) schetst Erdrich een somber portret van de relatie tussen twee drankzuchtige echtelieden die elkaar naar het leven staan.
Vert. Arjaan en Thijs van Nimwegen. De Bezige Bij; 304 blz. € 22,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.