De oksels van de bok : een gedicht
Annemarie Estor
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : ESTO |
Jeroen Dera
2/ei/11 m
Wie op zoek is naar een comfortabele wereld, kan beter niet de poëzie van Annemarie Estor (45) lezen. In het epische De oksels van de bok (2012) liet ze haar hoofdpersoon al afdalen in het rioolrijk van een begeerlijke sater, terwijl Dit is geen theater meer (2015) opende met een postapocalyptisch landschap vol radioactief afval en 'verlaten tanks in bloei'. Ook in haar nieuwe bundel, een zelfverklaarde 'crime poem' met de prachtige titel Niemandslandnacht, flirt Estor met het catastrofale. Dit verhalend opgezette gedicht scheert zelfs langs de randen van het dystopische: de dichter schetst een wereld waarin de mens de controle over de techniek verloren is - met alle absurde gevolgen van dien.
Het hoofdpersonage in Niemandslandnacht is Pili. Haar lerares Valeria, die T.S. Eliots The Waste Land doceert maar tevens 'Toverlantaarn-soirees' organiseert, vertelt Pili dat zij een moeder heeft. Het blijkt een schokkende mededeling, want - zo reageert het meisje - 'Niemand heeft een moeder'. En dat is niet het enige wat vreemd is aan Orb, Pili's geboorteplaats die in het landschap ligt 'als een lichtende kroon,/ een roemrijke koepel,/ mythisch rijk'. Elke mens heeft er een code, de zogenaamde 'Orb-ID', en wordt nauwlettend door geautomatiseerde systemen in de gaten gehouden. In Orb lijkt de techniek het roer stevig van de mens over te hebben genomen: de robots 'verstrakten het systeem,/ schakelden met valse switches'. Alles wat niet in algoritmes gevangen kan worden, lijkt hier dan ook uitgebannen: religie (specifieker: het katholicisme) is in Orb verboden en schrijven met de hand is er een clandestiene bezigheid.
Geen wonder dat Pili in deze stad maar moeilijk aarden kan. In haar schooltas bewaart ze heimelijk een duif (een vogel die, mogelijk vanwege haar christelijke connotaties, in Orb stelselmatig uit de lucht geschoten wordt) en ze voelt zich aangetrokken tot Grout, een verboden plaats voor Orbianen waar niet het algoritme, maar de natuur welig tiert: 'In de olmenrook is het gevaarlijk dwalen./ Storthopen draaien zich onverschillig ruftend/ op hun andere zij'. Deze fascinatie voor het ongerept-vuile, dat een centraal motief vormt in Estors oeuvre, deelt Pili met haar moeder Roza. Ook zij viel als een blok voor Grout, meer bepaald voor de ruige Radu die zij in haar handgeschreven poëzie oproept in een zinnelijk register dat sterk aan Estors debuutbundel Vuurdoorn me (2010) doet denken: 'Hij duwt zijn wapen in mijn buik,/ keert me om, perst/ zijn romeinse kaars in mijn naad'.
Het mag niet verbazen dat Roza's escapade met Radu in een zwangerschap resulteert. Het verrassende aan het verhaal in Niemandslandnacht is intussen dat Pili daar slechts indirect uit voortkomt. De sensoren in Orb die Roza's zwangerschap detecteren, constateren namelijk dat zij als vruchtbare vrouw een basisregel gebroken heeft: 'Betrekking enkel met een uitverkoren man'. Dit ontluisterende scenario, dat griezelig dicht in de buurt komt van eugenetica, dwingt Roza uiteindelijk tot een abortus. En daar begint voor Estor de sciencefiction pas echt: niet alleen wordt het 'medische afvalvlees' door een Indiaas koppel alsnog tot levende baby opgekweekt (je hebt daarvoor bijvoorbeeld 'vingerhoeden vol ionen vermengd met vitaminen' nodig), ook weet een wetenschapper uit de hersenkwabben van die baby een nieuwe mens te creëren: niemand minder dan Pili, ontstaan op een petrischaaltje tussen 'karkassen van machines'.
Verhalende verzen
Met Niemandslandnacht wijst Estor uitdrukkelijk op de keerzijde van het wetenschappelijke vooruitgangsdenken. Ze stelt er een hang naar het magische tegenover die minstens zo fantastisch is als de technologische scenario's die ze ons voorschotelt. Er zijn vrouwen die hun maandstonden laten opdrogen om ze vervolgens als sigaren op te roken; er is een sprekende salamander die Pili door een gangenstelsel naar haar moeder (een 'blauwplekkige kikker') leidt; er zijn inktvlekken die in duiven veranderen nadat er chaithee overheen is gemorst. In dat soort passages ontmoet de magie de metaforiek, en ontstijgt Niemandslandnacht het verhalende niveau dat voor een poëziebundel soms al te prominent aanwezig is.
Evenals in haar eerdere werk strooit Estor in dit 'crime poem' wellustig met exuberante versregels ('Ik deemster door mijn longfossiel') en neologismen ('bruinverlieshavana's', 'hooiwagenmassagraven'). Opvallend is bovendien dat ze het gerobotiseerde en hyperwetenschappelijke Orb ook in haar taal probeert op te roepen. Soms leidt dat tot mooie vondsten (de zon wordt bijvoorbeeld aangeduid als een 'spuwende ster' met 'melanome carnivore straling'), soms ook tot al te platte regels als 'Hij stripte de kabels, switchte de panels,/ pimpte cores van processoren'. Problematischer is ook Estors overtollige gebruik van het voegwoord 'en', dat het gedicht vaak een onnodig opsommend karakter geeft.
Daar staat een zeer sterk ontwikkeld gevoel voor symboliek tegenover, dat bijvoorbeeld tot uiting komt in de namen waaruit Estor haar fictieve wereld optrekt. Zo zou de naam Pili kunnen verwijzen naar de haarachtige structuren op het oppervlak van micro-organismen, en daarmee naar het petrischaaltje waarop de hoofdpersoon verwekt is. Ook de woorden Orb en Grout zijn metaforisch geladen: een orb is een lichtbol op een foto (waar Estor de stad beschrijft als een 'lichtende kroon'), terwijl grout een cementmengsel is dat vaak wordt gebruikt in structuren die in het composterende Grout domineren: bouwputten en rioleringen.
Misschien is het vooral dat symbolische scheppingsvermogen dat Grout uiteindelijk van het door en door gereguleerde Orb scheidt. Tussen de kluiten aarde in Grout kwijnt de schoonheid geenszins weg, maar 'zitten nachtegalen te stralen van geluk'. Aangezien de nachtegaal sinds Keats' 'Ode to a nightingale' een krachtig symbool is voor de poëzie, moeten we de dichtkunst misschien ook in Grout situeren, als een subversieve kracht die het regime van Orb subtiel ondermijnt. Het feit dat Roza haar gedichten met de hand schrijft, is in dat geval een dubbele daad van verzet. Maar minstens zo betekenisvol lijkt mij dat Roza in het tijdschrift Jachtterrein een gedichtencyclus publiceerde die in werkelijkheid verscheen in DW B, onder de naam Annemarie Estor. Roza lijkt een substituut voor de auteur die haar creëerde - en daarmee wentelt Estor zich even onherroepelijk als onverzettelijk in het slijk van haar eigen schepping.
Wereldbibliotheek, 80 blz., 19,99 €
Miel Vanstreels
Dit nieuwe werk van de dichter (1973) wordt gepresenteerd als een crime-poem. De lezer maakt kennis met Pili ('Mijn keel reikt ver, heel ver terug, gaat dwars door tijd'), haar moeder Roza ('ze slaapt met de maan om haar nek'), haar vader Radu ('Met de illusie van stiptheid / bewaakte hij de nachtkant van de norm') en haar broer Vito ('Zoals je weet / ontspruiten afgebroken vruchten / het beste als zij vallen / in een broeierige hoop'). Andere bijzondere personages zijn onder anderen Valeria ('Wij, je moeder en ik, / we goten onze maandstonden / in blikken bakken om te drogen') en Todoperoso ('Hij plaatst kaarsen achter platen lood / laat twee irissen verschijnen in één oog'). Alles speelt zich af in een stad, Orb-e-Grout, die in twee stukken is verdeeld. Het is streng verboden om van de ene kant naar de andere te gaan. 'Hier kussen duivenmelkers verloren doffers op de mond' wordt er van Grout gezegd. Van Orb beweert men 'Dat nanodeeltjes goud / er als gondels door bloedbanen varen'. Wie de regels overtreedt moet kiezen, terug: 'of blijven en de foltering ondergaan'. Een fascinerende bundel!
Janita Monna
i /un/23 j
Nog even en het is zomervakantie. Ik vermoed dat thrillers favoriet zijn onder vakantielezers. Maar wie nu eens geen zin heeft in de zoveelste drankzuchtige Zweedse rechercheur, die zou ook 'Niemandslandnacht' in zijn tas kunnen doen, een dichtbundeltje, past zo in de handbagage. Een crime-poem bovendien, en daarvan zijn er maar weinig in de poëzie.
Natuurlijk, er zijn gedichten over misdaden geschreven - tamelijk kort geleden nog een bloemlezing 'Moordballaden'. Maar 'Niemandslandnacht' van de al veel bekroonde dichter Annemarie Estor is een bundel met verhaal, een spannend verhaal op de eerste plaats, gruwelijk, surreëel, met elementen uit sprookjes, uit de wetenschap, uit religieuze verhalen, met verwijzingen naar T.S. Eliot en zelfs met 'dozen vol Bzzlletins'. Het omslag alleen al is onweerstaanbaar: een nachtelijk verlicht, rommelig oud straatje, en een brommer die wegrijdt. Iemand aan het stuur en iemand achterop. Zijn het Pili, de hoofdpersoon van het verhaal, en haar juf Valeria?
'Niemandslandnacht' speelt zich af in de plaatsjes Orb en Grout. In Orb, waar Pili opgroeit, is alles geordend, gesystematiseerd en gecontroleerd, is alles 'zuiver en wel'. In Grout heeft de natuur, het ongeordende, het voor het zeggen: "Systeembeheerders telen tijm en steranijs / beleggers kruisen cox's orange pippins met elstars".
Niemand mag van Orb naar Grout, of omgekeerd. Maar Grout heeft een wonderlijke aantrekkingskracht op Pili. En langzaam wordt duidelijk waarom. In iets dat het midden houdt tussen een roadmovie en een angstaanjagend toekomstgedicht wordt Pili ingewijd in de geheimen van haar afkomst: "Valeria, hoezo heb ik een moeder?/ Niemand heeft een moeder".
Juf Valeria leidt Pili op de motor langs plekken die haar leven bepaalden. Naar Grout, waar haar uit Orb afkomstige moeder ooit verliefd werd op Radu. Ze schreef gedichten voor hem, raakte zwanger, maar in Orb zijn alleen relaties 'met een uitverkoren man' toegestaan, een abortus volgde.
Naar fakir Rafraf en zijn vrouw Douz die de geaborteerde vrucht uit het medisch afval visten en in leven hielden, waarna hij opgroeide tot Pili's broertje; langs 'Todopoderoso' (de almachtige), die uit de 'hersensluiers' van de vrucht ook nog een nieuw wezentje creëerde: "Hij heeft jou, Pili, / toen jij nog loscellig was, / in een petrischaaltje neergelegd".
Estor houdt de lezer op het puntje van zijn stoel. Maar niet alleen het verhaal, ook haar zinnelijke taal, vol krachtige beelden en met ruimte voor een grap nu en dan, staat onder spanning: "'In de garage slingert tussen tangen en kabels / een paar geveterde laarzen. Ze omsluiten / de dikgesokte voeten van een oude dame"
Deze crime-poem zou vooral fantastisch zijn, als het geëxperimenteer met menselijk weefsel en als de extreme controlemechanismen, niet zo huiveringwekkend dichtbij zouden komen. Na één lezing is dit gedicht nog lang niet uit.
Wereldbibliotheek; 80 blz. € 19,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.