Jouw afwezigheid is duisternis
Jón Kalman Stefánsson
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Ambo|Anthos, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : STEF |
Bo Van Houwelingen
2/ei/12 m
In het kleine IJslandse dorp uit Zomerlicht, en dan komt de nacht staat geen kerk en de mensen worden er oud. 'Voor de rest valt er niets opmerkelijks over ons te vertellen.' Ja ja. Schrijver Jón Kalman Stefánsson (1963) roept in zijn roman uit 2005, nu verschenen in de mooie Nederlandse vertaling van Marcel Otten, een verteller in het leven die staat te popelen de lezer verslag te doen van de 'alledaagse gebeurtenissen' in het dorp, maar ook van de 'vleselijke lusten' en de zaken 'die ons begrip te boven gaan'.
Hij rept van 'we' en 'ons', alsof hier niet één man spreekt, maar het hele dorp. Het dorp is alwetend, wordt nooit direct door iemand aangesproken, maar is overal bij. Het doet profetische uitspraken zoals 'Soms is de wereld verre van goed' en 'Alles sterft en uiteindelijk blijft er niets over'. Maar bovenal heeft het dorp één prangende, terugkerende vraag: waarom leven wij?
Rondom die vraag creëert Stefánsson een mozaïek van eigenzinnige dorpsbewoners. Een kleine greep: de directeur van de breifabriek die op een dag in het Latijn begint te dromen en kamergeleerde wordt, een vrouw die tijdens het joggen haar minnaar in het weiland treft, de half achterlijke Jonas die ineens een artistiek talent aan de dag legt, de voormalige minister die een autobiografie schrijft met de titel De jaren die ertoe deden, de slimme, sexy Elisabet die tot ergernis van de andere vrouwen geen bh draagt. Allen zijn op hun eigen manier bezig met die ene vraag.
Hun plotlijntjes kabbelen nogal, als beekjes die traag door het beschreven IJslandse landschap meanderen. Dagen, nachten, weken en jaren; almaar 'verstrijken' ze, de maan dijt uit en krimpt in, de aarde beeft, de zon komt op en gaat onder, de hemel verandert van kleur, de vogels zingen, de vissen zwijgen, de lucht trilt, de zee strekt zich uit, hypnotiseert en de golven 'komen en gaan en komen en gaan'.
Dat oeverloze deinen is heerlijk, als je je tenminste rustig laat meevoeren door Stefánssons onverstoorbare vertelstroom. De schrijver laat met dit haast archaïsche uitweiden zien dat hij weinig op heeft met onze moderne, gehaaste efficiëntie die misschien wel tot meer tijd leidt, maar niet tot meer geluk: 'Ons leven wordt langzaamaan met overbodige dingen en nietszeggende uren opgevuld; het comfort overspoelt ons zo dat ons hoofd er nauwelijks bovenuit steekt.'
Stefánsson vertelt ons niet waaróm we leven, maar weet wel dat we in elk geval níét leven om ons druk te maken over het laatste nieuws, een beter figuur, een grotere tv of de nieuwste mobiel. Beter kunnen we met een kop koffie naar de zee gaan zitten luisteren. 'Je hoeft niet na te denken, je bestaat gewoon, luistert, je neemt de wereld in je op, de geluiden in de ochtend, op zulke momenten vergaan wereldrijken tot stof.'
Dat klinkt verschrikkelijk mindful. En inderdaad, Stefánsson heeft een boek willen schrijven dat de lezer dwingt in het hier en nu te zijn.
Wie bang is zweverige pseudowijsheden of pedant newage-gezever aan te treffen: vrees niet. De schrijver laat zich niet betrappen op het gebruik van holle frasen; zijn visie blijft overeind doordat die gestut wordt door de fijnzinnige, vaak humoristische portretjes van de dorpsbewoners, vol compassie geschreven, zonder de ironie van het gewone leven te ontkennen.
Stefánsson heeft zich terdege gerealiseerd dat hij voor dat zaligmakende 'hier en nu' de onverdeelde aandacht van de lezer moet opwekken én vasthouden. Hij krijgt het voor elkaar: we lopen daar, door dat naamloze dorp zonder kerk, daar gaat Elisabet en verderop klinkt de zee.
****
Uit het IJslands vertaald door Marcel Otten. Ambo Anthos; 237 pagina's; € 21,99.
B. Handgraaf
Een bijzonder dorp op IJsland waarin maar zo’n vierhonderd mensen wonen. Ze zijn met elkaar verbonden, werken elkaar tegen, houden van elkaar, staan elkaar naar het leven, hebben seks met elkaar of verlaten het dorp. De politieagent die, samen met zijn bijzondere zoon, na de dood van zijn vrouw, probeert het leven op te pakken, gaat ten onder en pleegt zelfmoord. Een van de dorpsbewoners, die jaren in Reykjavik als advocaat heeft gewerkt en nu failliet is, komt terug en begint uiteindelijk een nieuwe onderneming. Hij laat vanaf nu ook de drank staan. De succesvolle directeur van de breifabriek gooit zijn leven geheel om en stelt het in dienst van de astronomie en het bestuderen van levensvragen. Dit dorp wordt levendig, met onderkoelde humor maar ook meedogenloos en scherp beschreven. De lezer maakt er als het ware deel van uit, wil er zelf wonen of gaat het haten. De verhalen over de dorpsbewoners staan soms los van elkaar maar zijn uiteindelijk, net als in het echte leven, een deel van een groter geheel. Fantastisch boek. Van de IJslandse auteur (1963) verschenen eerder onder meer ‘Vissen hebben geen voeten’ en ‘Iets ter grootte van het universum’.
Sofie Messeman
il/pr/07 a
Eenzaamheid, zinloosheid en eindigheid. De IJslandse auteur Jón Kalman Stefánsson durft het aan om expliciet over die moeilijke onderwerpen te schrijven, en dat in een poëtische stijl die de lezer meesleept. Sterke staaltjes van zijn kunnen zijn de trilogie 'Hemel en hel', 'Vissen hebben geen voeten' en 'Iets ter grootte van het universum'. In zijn nieuwe roman die onlangs in het Nederlands verscheen, 'Zomerlicht, en dan komt de nacht', levert hij alweer een topprestatie.
Stefánsson situeert zijn verhaal in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw, in een piepklein IJslands dorp, gelegen aan een fjord, waarover de schrijver mijmert: "In de lente trekt de fjord grappige, optimistische wadvogels aan, af en toe vind je op het strand schelpen en in de verte verrijzen duizenden eilandjes en riffen als onvolledige gebitten op uit zee - 's avonds bloedt het zonlicht erover uit en dan denken wij aan de dood."
In dat geïsoleerde dorp waart de schrijver rond op zoek naar verhalen; ontregelende vertellingen over al te menselijke daden en drijfveren. Een markant relaas is dat van de directeur van de breifabriek, een typische manager die sterk verandert op het moment dat hij 'begint te dromen in het Latijn'. Hij verkoopt zijn hele hebben en houden, koopt oude boeken over het heelal - Galilei, Copernicus, Kepler - en houdt zich enkel nog bezig met de ruimte, wat hem in het dorp de bijnaam 'De Astronoom' oplevert.
Stefánsson suggereert dat de man de dagelijkse beslommeringen heeft omgeruild voor iets wezenlijkers. "Het leek alsof hij dwars door alles heen keek, door al het gedoe, het geleuter en de poeha die ons leven kenmerkt, dat we ons druk maken over overgewicht, over geld, rimpels, de politiek en een kapsel."
De schrijver laat niet onvermeld dat vijf vrouwen na de sluiting van de breifabriek werkloos achterblijven. Hij heeft het over 'tien werkloze handen', en verwijst in de loop van het boek naar dit gefrustreerde vrouwenkransje als naar 'de tien handen'. De schrijver verwijst wel vaker beknopt terug naar eerder vertelde anekdotes, met meeslepend effect.
De roman telt nog meer vreemde personages. Neem Agusta, de postbeambte die alle brieven opent en zo 'een van de beste verslaggevers van het dorp' wordt. De schrijver bedenkt een rechtvaardiging: "Je moet niet vergeten dat de winter lang kan zijn, traag, waarin niets gebeurt, we zijn met niet velen, er ligt sneeuw in de straten en de wind giert tussen de huizen. Dan heeft het zin om voor een onnozele boodschap naar het dorp te gaan, een toepasselijke opmerking tegen Agusta te maken en met nieuwtjes terug naar huis te lopen."
Stefánsson laat zijn blik ook glijden over Hannes, de politieagent die zich verhangt omdat 'de schaduwen hem hebben ingehaald'. Of over voormalig politicus Finnur Asgrimsson, die naar het dorp is gekomen om zijn memoires te schrijven, maar niet verder komt dan de regel 'de jaren die ertoe deden'.
Haast angstaanjagend in zijn kille uitvoering is de wraak van Asdis voor het overspel van haar man Kartjan. En het verhaal van Thuridur en Benedikt, die verliefd zijn op elkaar, maar slechts met moeite hun eigen sociaal onaangepaste gedrag weten te overstijgen, klinkt aanvankelijk een tikkeltje komisch, maar het eindigt in een nooit gezien drama.
Belangrijk is natuurlijk vooral de toon waarop de lotgevallen van al deze mensen worden verteld. Soms klinkt Stefánsson een beetje grappig-afstandelijk, soms een tikkeltje ironisch, maar nooit sarcastisch of neerbuigend, alsof deze alwetende verteller voortdurend wil zeggen: ziedaar de mens, met al zijn kleine hebbelijkheden, zijn eenzaamheid, zijn verdriet en zijn obsessies, maar hoe kan dat ook anders, hij is (maar) een mens.
Vert. Marcel Otten. Ambo/Anthos; 238 blz. € 21,99.
oordeel
Moeilijke thema's gebracht met ironie en poëzie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.