Het derde boek over Achim
Uwe Johnson
Uwe Johnson (Auteur), Marc Hoogma (Vertaler), Theo Veenhof (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : JOHN XXL |
Sjeng Scheijen
em/ov/28 n
Nu de Verenigde Staten voor onze ogen eroderen en Engeland zijn eigen weg gaat, moet Nederland afkicken van zijn adoratie voor het Angelsaksische model en opnieuw bedenken wie zijn voorbeelden en vrienden zijn. En zo, omkijkend, zien we ineens Duitsland liggen, dichterbij dan je dacht, verder weg dan je vermoedt. Een erg raar land met in iedere provinciestad een lelijke concertzaal waar mensen die daarvoor een salaris ontvangen goed muziek maken voor een alledaags middenklassepubliek dat weet waarnaar het luistert en pas begint te klappen als het stuk klaar is.
Een land met bibliotheken waarin je niets leert over 'skills' of hoe je 'samen vaardig' wordt, maar waarin boeken zijn verzameld op basis van kwaliteit, gratis beschikbaar voor bezoekers die stil zijn en geconcentreerd werken. Waar de musea geen 'ervaringen bieden', geen 'platform zijn voor de ontmoeting van culturen', maar plekken zijn om te kijken naar mooie dingen en waar het publiek dat ook doet, aandachtig kijken, zonder luid te oreren over wasmiddelen en gluten en zonder heimelijk op zoek te zijn naar de koffiecorner. Een land waar de universiteiten gratis zijn en waar mensen het waarderen als je veel studeert en werkgevers om je diploma vragen.
Een volkomen bizar land, kortom, dat zich zomaar op dik 150 kilometer bevindt van Den Haag, de zetel van de intelligentste regering ter wereld, die nuchter leiding geeft aan de beste, vrijheidslievendste bevolking onder de zon. Wat doet dat rare Duitsland daar en wat is het eigenlijk?
Wie zich het hoofd wil breken over die vraag, kan sinds kort de vertaling kopen van Jahrestage, de monumentale romancyclus van schrijver Uwe Johnson, hier vertaald als Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl.
Dit boek is daarvoor bij uitstek geschikt, omdat het een uitputtend onderzoek is naar wat Duitsland is en wat het betekent om Duitser te zijn. Johnson concentreert zich volgens mij op twee begrippen die vanaf het eind van de 18de eeuw en vooral in de 19de eeuw een cruciale rol speelden in de Duitse ontwikkeling: 'volk' en 'geschiedenis'. Volk was voor die tijd niet veel meer dan een uitbreiding van 'stam'. Een groep mensen waarmee je belangen en familiebanden deelde, en die een verzekering boden voor bijna alle gevaren die het leven in petto had. Het individu diende zich voor die groep op te offeren, en dat was logisch; het belang van het individu en dat van de groep waren nu eenmaal innig verbonden en voor iedereen onmiddellijk begrijpelijk.
Het 'volk' daarentegen deelde veel meer dan belangen, familiebanden en verantwoordelijkheden. Het volk deelde een lotsbestemming. Een vage, maar grandioze gemeenschappelijke horizon, die ver uitsteeg boven zoiets tastbaars als gemeenschappelijk belang.
Volgens de belangrijkste filosoof van het nationalisme, Johann Fichte, was het volk een geïnspireerde, organische eenheid, dat een creatief potentieel bevatte dat ver uitsteeg boven de creatieve vermogens van de enkeling. Het volk bezat, misschien meer nog dan het individu, een ziel - de 'volksgeest'. Er zijn allemaal historische redenen waarom dit radicale idee van volkseigenheid in Duitsland ontstond en waarom het daar zo'n succes had, maar dat gaat hier te ver. Natuurlijk, nationalisme is geen exclusief Duits verschijnsel. Maar het Duitse nationalisme was anders, in de eerste plaats omdat het zo onoverkomelijk verbonden was met het zijn van Duitser.
Een Amerikaan werd je door in Amerika geboren te worden, je werd Rus als je door een Rus werd veroverd en Brit door je te onderwerpen aan de Britse vorstin. Je afkomst, taal en cultuur hadden daar weinig invloed op. Maar een Duitser wás je. Een Duitser zijn betekende innig verbonden zijn met andere Duitsers door afkomst, taal en het Duitse landschap. En het spreekt bijna vanzelf dat zo'n unieke en afgeschermde entiteit zich moet verweren tegen bedreigingen van buitenaf, of eigenlijk dat alles wat van buiten komt een bedreiging wordt.
Het andere begrip is geschiedenis. Terwijl geschiedschrijving vanaf de oudheid niet veel meer was dan het verbinden van een reeks gebeurtenissen uit het verleden, met de bedoeling het heden te begrijpen of te legitimeren, werd 'geschiedenis' onder invloed van Duitse filosofen iets heel anders. Volgens hen had de geschiedenis een mysterieus maar onvermijdelijk doel en had ze dus een onvermijdelijke loop gehad. De 'tijdgeest' bepaalde dat sommige zaken 'van deze tijd waren' en andere niet. Dit geschiedenisbegrip kende een ongekend succes, want het gaf uitzicht op allerlei zalige utopieën, maar had als bijeffect dat het de verschrikkelijkste misdaden kon rechtvaardigen onder het mom dat ze 'historisch onvermijdelijk' waren. Dat was een nadeel. Denk aan de Sovjet-Unie en communistisch China.
Alleen in Duitsland werd dat geschiedenisbegrip verbonden aan het heilige en kwetsbare begrip 'volk'. De stromen bloed en bergen puin die voortkwamen uit deze noodlottige combinatie van ideeën zijn zonder meer uniek, en blijven verbijstering en verdriet oproepen.
Maar wat doe je als je hierover een historische roman wilt schrijven? Je kunt niet meer vertrouwen op dezelfde 'historiserende' methode, omdat elke suggestie van een noodzakelijk verband tussen verleden en heden een rechtvaardiging kan zijn van dat verderfelijke geschiedenisbegrip. Je kunt niet terugvallen op generaliseringen of typeringen als je over de bevolking schrijft, want dat suggereert dat ideeën over het 'volk' zinvol kunnen zijn.
Johnson koos er daarom voor om de vertelstructuur van zijn roman radicaal op te breken. De beschrijvingen van Gesines dagelijkse leven in New York worden onderbroken door lange flarden geschiedenis van haar familie en haarzelf in voor- en naoorlogs Duitsland, maar ook door nieuwsberichten uit The New York Times en flarden herinneringen van verschillende, meestal niet aangeduide personages. Heden en verleden worden zo parallelle werelden die wel of niet verband met elkaar houden. In de beschrijvingen van karakters wordt iedere generalisering vermeden en alleen een ongehoorde hoeveelheid scherp geobserveerde, tastbare details en momentane maar rake psychologische observaties gegeven. De verteller houdt grote afstand tot zijn personages. Alsof je haarscherp naar de werkelijkheid kijkt met afwisselend een verrekijker en een microscoop.
Dat levert niet een verhaal op waar je, zeg maar, 'lekker in wordt meegezogen'. Maar Johnsons beschrijvingen geven wel een uniek ruimtelijk gevoel aan de tekst. De personages komen door de continue stroom details langzaam maar gestaag tot leven en krijgen daardoor iets imponerends, hoe alledaags ze ook zijn. Zeldzaam indrukwekkend is de beschrijving van Marie, de jonge dochter van Gesine. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo'n serieuze, onsentimentele verbeelding van de leefwereld van een kind heb gelezen. Een unieke prestatie.
Een andere kwaliteit is Johnsons beschrijving van de alledaagse ruimte. Het boek staat vol precieze, zakelijke observaties van het soort dat je nooit in een geschiedenisboek zult aantreffen, en eigenlijk ook zelden in een roman. Zo weet ik nu dat je op de veerboot naar Staten Island een abonnement kon nemen op de daar werkende schoenpoetser en dat er op vliegvelden postvakjes waren op alfabet, zodat passagiers op de luchthaven post konden ontvangen. Je leest van alles over groentekramen, buffetkasten, en dat er in Mecklenburg Vorpommern een appelsapwinkel was en dat in New York een auto van de post voorrang had op een uitgerukte brandweerwagen. Dat zijn allemaal heerlijke feitjes, die Johnson bovendien heel bondig beschrijft, zonder één overtollig woord. Dat geconcentreerde, bijna technische taalgebruik is best opmerkelijk voor een boek dat zo lijvig is dat je er probleemloos iemands hersens mee kunt inslaan, mocht je dat willen.
Dit monumentale werk is niet een soort eenmalig meesterwerk als Philip Roths Het complot tegen Amerika of Vasili Grossmans Leven en lot, boeken die op hun manier ook proberen de geschiedenis opnieuw uit te vinden. Daarvoor ontbreekt uiteindelijk datgene wat romans zo uniek kan maken: de empathische vereenzelviging met complete, maar imperfecte mensen die niet per se je sympathie opwekken. Maar het biedt iets anders: alsof je een dagenlange treinreis maakt door een onopvallend landschap, met medereizigers die weinig interessants zeggen. En dan, langzaam, word je iets gewaar dat je nooit eerder zo voelde: tijd en ruimte. Dat moet genoeg zijn.
****
Van Oorschot; 1.600 pagina's; € 69,99.
M.B. Malm
Een omvangrijke roman in de vorm van een dagboek. Het is 1967 en Gesine is 34 jaar en, na eerst met haar dochtertje Marie uit de DDR naar West-Duitsland te zijn gevlucht, geëmigreerd naar New York waar zij werkt bij een bank. Vanaf 21 augustus 1967 t/m 20 augustus 1968 wordt aan de hand van gedachten, herinneringen, krantencitaten uit de New York Times een wereld geschetst vanaf de opkomst van de nazi’s tot dan toe. De gevierde, in 1984 overleden Duitse auteur Uwe Johnson, schetst in deze magistrale roman in een schitterende vertaling van M. Hoogma, een totaalbeeld over veertig jaar Duitse geschiedenis. De ondertitel 'Jahrestage' (de oorspronkelijke Duitse titel) betekent zoiets als 'gedenkwaardige dagen' en verwijst naar momenten van grote invloed op het leven van Gesine en Marie. Een moeilijk te lezen roman, 1600 blz. lang, waarin geen handeling plaatsvindt, met plotselinge sprongen in tijd en gedachten, taalgebruik en verteller. Maar voor de lezer die weet door te zetten heeft het boek een machtig leesavontuur in petto en is daarom een absolute aanrader.
Wim Boevink
em/ov/07 n
Waar begin ik. Waar begin ik aan. Ik wil u informeren over een roman. Hij ligt hier opengeslagen voor me. Er kringelt een leeslint uit. De roman is uitzonderlijk dik: 1600 pagina's.
Hij is oorspronkelijk tussen 1970 en 1983 in vier delen verschenen onder de titel Jahrestage. De schrijver heet Uwe Johnson. Hij overleed een jaar na de verschijning van het laatste deel.
Dit najaar werd - zomaar ineens - het werk in een Nederlandse vertaling uitgebracht door Van Oorschot, uitgevoerd in een linnen band en gedrukt op 50 grams dundrukpapier met lage doorschijnendheid.
In vertaling luidt de titel: Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl. Het boek was er niet gekomen als niet ene Marc Hoogma als groot liefhebber ongevraagd was begonnen te vertalen.
Het was niet eens zijn vak.
1600 pagina's. Ze beschrijven 365 dagen uit het leven van Gesine Cresspahl, tussen de 21ste augustus 1967 en de 21ste augustus 1968. Zomaar een datum, zomaar een jaar. Of toch niet? Wat kan ik aan informatie vooraf meegeven? Dat Gesine Cresspahl met haar vroegwijze, tienjarige dochter Marie in New York leeft. Dat ze werkt bij een bank. Dat Gesine's herkomst in het oosten van Duitsland ligt, in een dorp in Mecklenburg, waar ze in 1933 werd geboren. Dat ze in 1962 in New York aankwam. Dat in augustus 1968 de Praagse lente voorbij was. Dat in de jaren '67-'68 in Vietnam een oorlog woedde. Dat de VS het toneel waren van hevige rassenonlusten. Dat Martin Luther King werd vermoord. Ik kan zo doorgaan.
Maar het zijn maar coördinaten.
Ik wil hier berichten van een leeservaring. Ik beweeg langzaam door de pagina's, tastend, zoekend. De tekst is rijk. Dit is geen gewone roman. Dit zijn gestapelde romans. Nu eens zijn we in Jerichow, het fictieve geboortedorp van Gesine, dan weer zijn we in Richmond bij Londen, waar haar vader, een meubelmaker, al voor haar geboorte naar was uitgeweken, dan weer zijn we bij Gesine en haar dochter in New York, en bij berichten die ze uit de New York Times citeert, de krant die haar blik op de wereld stuurt. Daar in New York vertelt ze haar dochter over haar familiegeschiedenis. Duitsland voor, tijdens en na de oorlog. De overgangen zijn abrupt. Ze springen door de tijd. Er lijken meerdere vertellers aan het woord. Er duiken personages op zonder introductie. (Achterin is een personenregister bijgevoegd.) De verteltechniek is die van een collage, van een mozaïek.
De achterflap citeert de Frankfurter Allgemeine: 'De roman (...) vereist detectiveachtige aandacht en is tegelijkertijd een esthetisch genot door de stroom van herinneringen die hij oproept'.
Waar ben ik aan begonnen? Er bestaat in Duitsland een samengesteld commentaar op dit werk, dat op zichzelf al 1100 pagina's dik is. Er lijkt een leesontmoediging te spreken uit deze gecompliceerde verbindingen, maar het gekke is dat ik me zelden zo tot een tekst aangetrokken heb gevoeld. Nu wil ik hier in enkele afleveringen pogen te ontrafelen waar die aantrekkingskracht in zit. Een kracht die Marc Hoogma moet hebben aangezet tot zijn vertaling, die - ik heb ook de vierdelige Duitse uitgave - werkelijk schitterend is. Het complexe zit niet in de taal per se, maar in het herkennen van de lijnen, van de stemmen en dat gaat steeds beter naarmate je dieper doordringt in de verhalen. Ik weet waaraan ik ben begonnen. Ik ben begonnen iets in mijn hart te sluiten.
Trouw, 14-11-2020
Gedenkdagen
Onlangs verscheen de vertaling van Jahrestage van Uwe Johnson. 1600 bladzijden. Wim Boevink leest en geeft zich gewonnen. Het tweede deel van een driedelig leesverslag.
Twee werelden zijn er, zoals er altijd ten minste twee werelden zijn. In de roman van Uwe Johnson is er die van het heden in New York, in 1967-1968, en die van het verleden in een stadje in Mecklenburg, in het oosten van Duitsland, vanaf de jaren dertig tot in de jaren vijftig. Vanuit dat New Yorkse heden kijkt hij terug, door de ogen van zijn heldin, zijn protagonist Gesine Cresspahl.
Ik, lezer, wil van haar houden.
Want de schrijver wil dat ik zestienhonderd pagina's met haar doorbreng. Gesine is 34. Geboren werd ze in Jerichow, Mecklenburg, in het omineuze jaar 1933. Ze woont sinds vijf jaar in New York, alleen.
Alleen met haar tienjarige dochter Marie. Dat Gesine's vader en moeder niet meer leven, dat de vader van Marie niet meer leeft, dat dat iets te maken heeft met de politieke omstandigheden, met het naziregime, met de Sovjet-dictatuur, dat kun je als lezer nog niet weten, maar je voelt vanaf het begin een gemis. Er ligt weemoed over de zinnen. De Duitse romantitel Jahrestage betekent eigenlijk Gedenkdagen.
Dit is een boek van herinneringen.
Gesine deelt ze met Marie. Marie, die haar moeder geen moeder noemt of mama, ze noemt haar wat afstandelijk Gesine.
Ik wil van Gesine houden. Maar Uwe Johnson houdt ook haar op afstand. Ik zie haar nog niet voor me. Ik ben in haar hoofd en zie van verre de landschappen van Mecklenburg, de velden, de bosranden, de dorpen en stadjes met hun fictieve namen. Gesine noemt haar vader niet vader, ze noemt hem Cresspahl.
Weer die afstand.
Maar ik voel tegelijk een verlangen naar warmte. Het verlangen van een ontheemde.
Gesine's New York is in die dagen nog een stad van vluchtelingen, van aangespoelden. Aangrijpend is de beschrijving van oudjes op Broadway die hun bezit in Europa niet hebben kunnen redden en die eenzaam uren doen over het drinken van een kop koffie in een cafetaria. De wereld is nog tamelijk kapot. De ontheemden zijn de slagvelden van Europa ontvlucht, maar ook Amerika is een toneel van onlusten, geweld, van antisemitisme en racisme. Het land voert oorlog in Vietnam.
In de straten van New York wemelt het van de opgegeven mensen.
Gesine is nog goed af, want ze werkt bij een bank.
Haar meest nabije familielid is The New York Times, de krant die ze haar deftige, cigarillo's rokende tante noemt. De tante die haar vertelt hoe het toegaat in de wereld. Elke gedenkdag bevat wel een citaat uit de Times.
Hier ergens begint ook mijn liefde voor Gesine. Hoe precies ze haar krant vouwt voor ze in de metro stapt om hem te kunnen lezen in het gedrang. Haar dagelijkse bewustzijn.
En de wereld zit haar op de hielen. Het zwarte meisje in de witte klas van Marie. Haar schaamte naast haar te moeten zitten. Marie, het kind, noemt haar de alibinegerin. Een zwart meisje levert de school federale subsidie op. "Pas op je woorden, Marie", zegt Gesine.
Ik lees deze passages bijna met tranen in de ogen. Uitgeweken voor een nog door nazi's gecorrumpeerd stelsel in Duitsland, is ze beland in een systeem van onrecht in Amerika.
Maar zo staat het er niet. Zo lees ik het. De tekst is veel rijker, veel subtieler en veel humaner. Hoe kan een mens zich verhouden tot het wereldgebeuren? Ook daarover gaat deze grootse, volle roman.
Trouw, 21-11-2020
Als een getijdenboek
Onlangs verscheen de vertaling van 'Jahrestage' van Uwe Johnson. 1600 bladzijden. Wim Boevink leest en geeft zich gewonnen. Het slot van een driedelig leesverslag.
Eigenlijk zou ik in dit derde en laatste deel over Jahrestage het liefst Uwe Johnson zelf aan het woord laten, zodat u een indruk zou krijgen van zijn stijl, zijn oog voor detail, de veelheid van stemmen, de rijkdom van deze lange, lange tekst.
Maar welke passage ik ook overweeg, hij zou - losgezongen - onbegrijpelijk zijn door de namen, de vooruit- of terugverwijzingen en ik realiseer me hoe hecht en fijnmazig het weefsel is waaruit de roman bestaat.
Toch doe ik een poging.
"25 november 1967. Vandaag meldt The New York Times dat gisteren veldmaarschalk Eric von Manstein, de ontwerper van de Duitse blitzkrieg tegen Frankrijk in het jaar 1940, in Hirschhausen in West-Duitsland zijn tachtigste verjaardag groots vierde. Dit berichtje staat vlak onder het dagelijkse oorlogsnieuws uit Vietnam.
Een echtpaar in Chico, California kreeg uit Vietnam een doodskist met erin een onbekende man in plaats van hun aangekondigde zoon. Gistermiddag gingen twee volksvertegenwoordigers boodschappen doen in Harlem en ontdekten zonder moeite dat de supermarkten daar inderdaad de prijzen verhogen na de betaaldagen, de waren eermaals omprijzen en zowel ontdooid diepvriesvoedsel als licht bedorven vlees voor volstrekt verkoopbaar houden."
Zo begint deze dag en moeiteloos springt Uwe Johnson vervolgens naar het Mecklenburg van april 1933, als Gesine Cresspahl. de heldin van de roman, nauwelijks een maand oud is. De nazi's zijn net aan de macht en in Gesine's geboortestadje Jerichow stellen twee SA-mensen zich op voor de werkkleding winkel van de Jood Tannebaum; ze zijn beiden afkomstig uit het verderop gelegen Gneez, de een een zadelmaker, de ander een werkloze amokmaker die bij de arondissementsrechtbank bekend is om zijn gewelddadigheid.
Wat volgt is een even virtuoze als beklemmende beschrijving van de gebeurtenissen, niet alleen voor de winkeldeur van Tannebaum maar ook voor de poort van de Joodse dierenarts Semig, die dan net baron Von Raminn op bezoek heeft die namens een Oostenrijkse vriend, graaf Nagel, om een recept vraagt voor diens aan oorontsteking lijdende hond, een weimaraner. De scene van de barons confrontatie met de bruinhemden, onder wie hij ook slager Methfessel herkent, wordt met grote precisie beschreven; het zou de slager de klandizie van drie adellijke landgoederen kosten.
Ik geef u al deze vertelniveaus, details en namen ter illustratie van de dichtheid van de tekst en ook de menging met berichten uit het New Yorkse heden, in sobere streken getekend uit The New York Times. Jahrestage begint op 21 augustus 1967. Precies vijftig jaar later wijdde de Frankfurter Allgemeine Zeitung een artikel aan de vraag hoe actueel de roman nog was. De auteur stelde verrast vast dat het New York van toen verder van de moderne lezer verwijderd was dan de landstreek waarop de roman terugblikt: het Mecklenburg van de jaren dertig van de vorige eeuw. Zozeer was de wereldstad veranderd dat de krant suggereerde dat het de moeite waard zou zijn met Johnson als gids door het New York van nu te reizen en je te realiseren hoeveel er is verdwenen, aan mensen, aan nering, aan huizen.
Een roman vol weemoed, die naar het einde toe naar het bittere zal neigen. Ik heb hem nog lang niet uit. Ik zou dagelijks een dagbeschrijving kunnen lezen als in een brevier of een getijdenboek, synchroon met de kalender van nu. En al deze vergelijkingen zijn al gemaakt: een Heimatkroniek zoals Edgar Reitz hem maakte, een Op zoek naar de verloren tijd, een Ulysses.
Vert. Marc Hoogma. Van Oorschot; 1595 blz. € 69,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.