Oktober
Manon Uphoff
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Em. Querido's Uitgeverij, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : UPHO |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij, 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : UPHO |
Maria Vlaar
em/ov/08 n
Laat u dus niet afschrikken, lees deze roman, en begrijp hoe het katholieke bolwerk 'gezin' vanbinnenuit is uitgehold door hypocriete seminaristen die hun perversie hebben weten onder te brengen in geheime kamers.
Deze roman gaat over incest: een vader die zijn vier dochters seksueel misbruikt vanaf hun kleuterleeftijd. Vallen is als vliegen is een grootse literaire krachtmeting, die naast het pijnlijke opgraven van het verleden en de onmogelijkheid om verhaal te halen bij de inmiddels overleden ouders, getuigt van een verbluffende veerkracht. Er is postume wraak op de man die een 'vlamhete zonnekoningin' maakte van zijn dochtertje dat liever de pijn van penetratie verdroeg om de liefde van haar 'god de vader' niet te verspelen. Er is verzoening tussen de zussen, in een grandioze ontlading van hun woede.
Querido, 192 blz., 18,99 € (e-boek 11,99 €)
Maria Vlaar
2/ei/03 m
Slachtoffers zijn moeizame romanhelden. Ze zijn niet sexy, we willen ons niet graag met ze identificeren. Hen overkomt namelijk dat waarvan we hopen dat het ons nooit zal gebeuren. In sprookjes wemelt het van de slachtoffers voor wie de beloning voor het lijden ligt te wachten op de laatste bladzijde - denk Assepoester. Bij gewone mensenkinderen is dat anders. 'Lezer, ik wilde dit verhaal niet vertellen', is dan ook de eerste zin van Vallen is als vliegen, de vierde roman van Manon Uphoff, 'Lang heb ik me vastgehouden aan het idee van mijn miraculeuze ontsnapping (…) hopend kalm en met controle in een wereld van fictie te kunnen bestaan.'
Vallen is als vliegen slaat in als een scherfbom; de ontluisterende gebeurtenissen in Huize Holbein, zoals Uphoff het ouderlijk huis noemt, dringen bij de lezer scherf voor scherf binnen. Maar ik zeg meteen dat je na het lezen niet verwoest achterblijft, omdat er heling is, bij de slachtoffers-die-geen-slachtoffer-willen-zijn, en daardoor bij de lezer. Laat u dus niet afschrikken, lees deze roman, en begrijp hoe het katholieke bolwerk 'gezin' vanbinnenuit is uitgehold door hypocriete seminaristen die hun perversie hebben weten onder te brengen in geheime kamers. Deze roman gaat over incest: een vader die zijn vier dochters seksueel misbruikt vanaf hun kleuterleeftijd.
Boze vrouwen
De wereld verdraagt de woede van vrouwen slecht, beweert Uphoff. Boze vrouwen zijn lelijk, hysterisch, worden heksen genoemd. Juist dát wordt Uphoffs uitgangspunt voor dit echt gebeurde Blauwbaard-verhaal. Het begint zoals een sprookje betaamt in het bos, waar de dan 55-jarige schrijver zich met haar man Oleg terugtrekt, 'de lange winter van ons ongenoegen'. Ze bevinden zich in een relatiecrisis en bij de schrijver slaat de paniek toe als haar oudste halfzus 'Henne Vuur' eenzaam en zichzelf uithongerend sterft. De schrijver beseft dat haar zus 'mijn levende, ademende nachtmerrie' was, een 'nasty woman'. Laag voor laag, met anekdotes en sfeertekeningen, bouwt Uphoff vervolgens het spiegelpaleis op van haar jeugd en familieleven. Een huis vol kinderen - naast MM ofwel 'Ondergetekende' zijn dat haar veel oudere halfzussen en hun kleine kinderen, haar drie broers en haar zusje Libby. De moeder, gehuld in een 'paleis van nicotine', zetelt als een rokende ijskoningin in de donkere woning vol kleine aan elkaar geschakelde kamers in de Utrechtse wijk Lombok. 'In ons huis woedde een oude klassenstrijd', schrijft Uphoff. Vader is van Baudelaire, muziek en kunst, heeft het gymnasium doorlopen en het grootseminarie; moeder en haar twee oudste dochters komen uit een arbeidersmilieu.
MM is een kerstkind, en groeit snel uit tot de favoriet van haar vader, Henri Elias Hendrikus Holbein ofwel HEHH, 'de briljante architect van onze angst en opwinding, en grootmeester en regisseur van onze momenten van extreme verrukking en vrees'. Overdag heeft hij een baan, thuis is hij de kunstenaar en MM's moeder zijn muze en model. Hij heeft zijn eerste vrouw voor haar verlaten en zijn vijf (in dit boek onzichtbare) kinderen uit zijn eerste huwelijk meegenomen. Op zijn 'tovenaarspodium' spelen alle kinderen een rol: hij is de opvoeder, hij kleedt de kinderen aan en doet ze in bad, voedt ze, brengt ze naar school, houdt de menstruatiecycli van zijn dochters bij op ruitjespapier en leest hun geheime dagboek. Ze zijn van hem, hij heeft ze het leven gegeven en kan het weer ontnemen. MM wordt als enige kind uitgenodigd in zijn wereld van kennis en kunst.
Zakdoek
Uphoff schrijft nergens rechttoe rechtaan; Vallen is als vliegen is geen non-fictie, maar een roman vol klanken, geuren en details. Prachtig en geraffineerd omcirkelt ze daarmee op haar beurt 'de Minotaurus' HEHH in bezwerende en evocatieve sprookjestaal, om soms hard en onomwonden uit te halen. Als ze de zakdoek beschrijft waarin HEHH zijn zaad stort nadat hij een kindermond gevuld heeft, bijvoorbeeld. Of als ze zich herinnert hoe haar moeder de kinderbedjes verschoont en 'de po met wobbelkeutels en vlokkige zaadstrengen (de kuit van Henri) leegt'. Of als ze de geschiedenis vertelt van haar andere halfzus, die vlucht als haar man op zijn beurt haar kinderen misbruikt; deze man vermoordt later een meisje. De levenslange tragiek van misbruikt worden is dat je denkt dat dít intimiteit is, dat het niet anders kan. Zo wordt kindermisbruik doorgegeven aan de volgende generatie.
Vallen is als vliegen schuwt niets. De roman is een grootse literaire krachtmeting, die naast het pijnlijke opgraven van het verleden en de onmogelijkheid om verhaal te halen bij de inmiddels overleden ouders getuigt van een verbluffende veerkracht. Er is postume wraak op de man die een 'vlamhete zonnekoningin' maakte van zijn dochtertje dat liever de pijn van penetratie verdroeg om de liefde van haar 'god de vader' niet te verspelen. Er is verzoening tussen de zussen, in een grandioze ontlading van hun woede. En er is het nest met Oleg waarin MM zich uiteindelijk veilig weet: 'Tokkel over de gladde kiezels van zijn ruggengraat… zo'n vrede ligt er naast je.'
Querido, 192 blz., 18,99 € (e-boek 11,99 €).
Marnix Verplancke
il/pr/17 a
De minotaurus uit de Griekse mythologie, het wezen met de kop en de staart van een stier maar het lichaam van een man, werd aanvankelijk gezoogd door zijn moeder. Toen hij overstapte op mensenvlees werd hij te gevaarlijk en bouwde Daedalus een labyrint waarin hij hem opsloot. Eens per jaar werden zeven Atheense kinderen de doolhof ingejaagd, als offer, en niemand keerde ooit terug.
‘De minotaurus’ is ook de naam die de vertelster uit Manon Uphoffs autobiografische roman Vallen is als vliegen haar vader geeft. Ook hij was immers een gevaarlijke menseneter die niet jaarlijks, maar wel meerdere keren per week de vier meisjes van zijn gezin als offer eiste. En ook zij vonden de weg terug uit hun psychische hel niet meer.
Toen een paar jaar geleden Uphoffs zestien jaar oudere, anorectische halfzus Henne van een trap viel en de schrijfster niet wist of dit levenseinde haar ultieme wraak dan wel haar laatste capitulatie was, voelde ze dat er diep in haar iets openbrak, een cocon waarin ze haar duistere verleden en dat van haar drie zussen opgesloten had. Er drupte een zurig en alles verterend vocht uit dat haar geest en soms ook haar lichaam overnam, waardoor ze geïmmobiliseerd raakte.
Uphoff moest over haar kinderjaren schrijven, besefte ze, over de tijd waarin haar moeder ’s ochtends het nat geplaste flanellen onderlaken en het blauwe zeiltje eronder ververste en de po met wobbelkeutels en vlokkige zaadstrengen leegde. ‘Kuit van de minotaurus’, zoals Uphoff het noemt. De vier zussen werden met de regelmaat van de klok misbruikt door hun vader – of stiefvader, aangezien de twee oudste kinderen uit een eerste huwelijk van haar moeder voortkwamen. Geen van hen kwam er ongeschonden uit, lees je, en niemand die er iets tegen deed, zeker niet hun moeder, die liever de ogen sloot.
Dat juist een vader dit met zijn kinderen doet, maakt het des te erger, want je vader blijft tenslotte altijd je vader. Je houdt van hem. Ook de vier meisjes uit het boek hielden van hun vader. Uphoff denkt zelfs vertederd terug aan de kerstmaand die het gezin ieder jaar vierde, aan het opzetten van de boom en het stalletje, en het kindje Jezus dat op Kerstmis precies om middernacht in zijn kribbe werd gelegd. Het was waarachtig geluk, tot de minotaurus terugkeerde en die zachtaardige vader zijn wrede gespletenheid toonde, een gespletenheid die Uphoff ook in zichzelf vermoedt.
Hoe ontwrichtend dit alles was, blijkt uit Uphoffs verwoede zoektocht naar verklaringen en verwijzingen in cultuur en wetenschap. Dat ze later ook aangetrokken werd door de pedofiele man van haar oudere zus Toddie, probeert ze te verklaren met de antropologie van James Frazer. Elders bieden Goethe, Nabokov en de Edda draden van houvast die haar een uitweg uit haar psychische labyrint kunnen bieden.
En dan is er natuurlijk Uphoffs taalgebruik. Enerzijds blinkt dat uit door een bitter cynisme dat het resultaat zou kunnen zijn van een al te jong opgelopen teleurstelling in het leven. Op andere plaatsen walst ze de lezer meedogenloos plat met lange, meanderende zinnen en laat ze je net zo murw achter als zij op haar vijfde, toen ze door de minotaurus achtergelaten was nadat die aan zijn trekken was gekomen.
Over de zoon van Henne die na zijn echtscheiding opnieuw bij zijn moeder was ingetrokken en drie jaar in bed had gelegen tot hij een trombose kreeg, schrijft Uphoff: ‘Toen was er een bonk en lag hij tussen bed en muur. Een peertje op sap noemden we hem daarna, helemaal week en zoetzacht.’ Wanneer ze als tiener uitblinkt in het tekenen van gemutileerde vrouwenlichamen, met afgehakte handen en hoofden als terugkerende details, laat ze de tekenleraar verrukt uitroepen: ‘Prachtig, het lijkt warempel wel de Tuin der Lusten.’
****
Querido, 192 blz., € 18,99.
Alice Grob
Terugblik van schrijfster op het misbruik van haar vader van haar en haar (stief)zusjes. De man wordt aangeduid met zijn achternaam, als Minotaurus (half mens, half beest, half god die zijn slachtoffers nazit in een onontkoombaar labyrint) of als HEHH (verwijzing naar HhhH van Binet, over de nazibeul Heydrich?). Lange tijd was de schrijfster (1962) geblokkeerd in haar creatieve proces, maar door de dood van haar oudste zus breekt de herinnering open. Barokke zinnen vol metaforen cirkelen naar het aanvankelijk onbenoembare. Bijna nergens expliciete scènes, het gaat vooral het fysiek en mentaal in bezit nemen van een kind dat niet weet wat normaal is en wat niet, maar dat zich bedreigd voelt. De terugblik is onderzoekend en van bovenaf, maar gevoed door woede. Het boek is positief besproken in diverse media. Manon Uphoff heeft romans en novellen gepubliceerd. Haar werk is meerdere malen bekroond. Geen gemakkelijk boek, vergt nogal wat van de lezer, veel verwijzingen naar literatuur, kunst en wetenschap.
Yolanda Entius
il/pr/06 a
Op tweederde van de fabuleuze en gruwelijk waarachtige roman 'Vallen is als vliegen' beschrijft Manon Uphoff de 'sacrale rituelen' van het kerstfeest in het 'Holbein-huis'. De kamer verandert in een 'gotische kathedraal'. Er komen voorzetramen van loodband en een Nordmannspar die wordt volgehangen met kerstballen en 'handbeschilderde huisjes, sijsjes en roodborstjes met één gespikkeld donzen veertje, zilveren vogeltjes op een zilveren knijpertje' en daarna verpakt 'in een teer spinnenweefsel'. Vlak voor de Heilige Nacht volgt de "bijzetting van de kerststal. Met de stenen geitjes, stenen schaapjes en het stenen kindje 'Jesses' dat in zijn stenen kribje werd gelegd onder de naaldtrossen, die hun verrukkelijke aroma van hars verspreidde en de hele kamer tot een geurig woud maakten".
Uphoff doet hier in het klein wat ze de roman door in het groot doet: ze bouwt een enorm universum (kathedraal, woud) dat wordt ingericht met verkleinwoordjes. Het is haar manier - die van de schrijver én van het, in haarzelf gewortelde, personage - om de bezieling en de schittering van het kleine te paren aan de aantrekkingskracht van het grote, goddelijke en duistere. Vijftig pagina's verder heeft ze het over 'een mensdier der gewoonte, met ingesleten gedrag' en zet dat tegenover woorden als "spleetjes, kutjes, billetjes en mondjes... Alles is te verdragen, dat weten de mensendiertjes ook wel." Die diertjes groeien op tot vrouwen met slechte gebitten vanwege het zwijggeld 'dikke lagen chocola met noten, rozijnen en karamel: mmmmmm'.
Moet het woord 'incest' nog worden genoemd? Uphoff is er zuinig mee. De hel waarin ze, na een crisis in haar huwelijk en schrijven, en de dood van halfzus Henne Vuur, af moet dalen, laat zich niet in één woord vangen. Hem helemáál tonen lukt haar ook niet of wil ze niet. We zien hem maar half, die hel, zoals zij hem gezien moet hebben: een schemerig spiegelpaleis, een labyrint, we tasten in het duister. Een spookhuis waar wij in een helletocht doorheen worden gejaagd. Lezer en schrijver kijken door de ogen van het kind - toegeknepen spleetjes of ogen groot van schrik - met de wijsheid van iemand die achterom kijkt en de gevolgen van de gruwel probeert in kaart te brengen en ironisch constateert: "Er is toch ook weelde uitgestort over dit nageslacht." Uphoff doelt op 'improvisatietalent, zwarte humor, zelfspot.'
Het is de vader: HEHH, Henri Elias Hendrikus Holbein, een mislukt schilder, ook wel de Minotaurus, die achter de coulissen aan de touwtjes trekt. De door de halfgod aanbeden moeder zag niets uiteraard wanneer de tovenaar zich ritueel, of onder het mom van het rituele (heb ik dat goed begrepen?), aan haar dochters vergreep. De gruwel zit hem in de toxische mix van haat en liefde of verafgoding zelfs. De wereld waarin de meisjes Holbein opgroeien is even veilig en vertrouwd (zo leren zij de wereld immers kennen) als gevaarlijk. De vertelster, aangeduid als Ondergetekende, memoreert een ontsnappingspoging naar het adres van Toddiewoddie (haar tweede halfzus) "waarbij ik een geurspoor volgde dat ik al kende (...) een aroma dat Toddies herberg direct verbond met zijn duistere bron: ons huis in de Damstraat". Want ook bij Toddiewoddie en haar man spookt het. "Een vijfjarige doet een handstand. Een flodderig wit onderbroekje wordt zichtbaar. Twee ogen beginnen te glanzen en een stem zegt schor: Zo, die kleine is al heel geraffineerd."
Valt er te ontsnappen uit een gruwelkabinet dat zich in je heeft genesteld? Kun je Neverland verlaten? Na beschrijving van eerder genoemd kersttafereel vraagt de vertelster zich af of HEHH even gespleten was als zij, en net als zij verlangde naar 'die splitsing waarin er werkelijk een vader en een monster was (en een vader in wiens armen ik me voor dit monster kon verschuilen) - en ik betwijfel of ik beter af ben met de wetenschap dat zij één waren.'
Uphoff schreef haar boek eerder uiteraard, maar door dat conflictueuze mengsel van verafgoding en misbruik waait de geest van Michael Jackson door het boek. Alleen geen Peter Pan in dit door pa opgezette universum maar een mythisch monster dat beschikt over zijn elfjes. Ook aan Shakespeare moest ik denken: A Midsummer Night's Dream, zeg maar gerust Nightmare. Valt er te ontkomen? Zou de heksensabbat die de meisjes Holbein houden helpen?
Uphoff zou een radio-interview hebben afgezegd omdat ze nogal eens stil wil vallen. Dat wil ik graag geloven. Maar dit boek kwam er, moest er komen - vergeef me het therapeutische jargon - en het zijn juist de literaire omwegen die Uphoff nodig had die haar roman, geschreven in een knoestig clair-obscur, zo krachtig maken.
oordeel
Knoestige taal in krachtige roman die geschreven moest worden.
Querido; 192 blz. € 18,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.