Vita Brevis. 2
Maurice Gilliams
Maurice Gilliams (Auteur), Filip De Ceuster (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Polis, 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : GILL |
Christophe Vekeman
te/ep/27 s
Maurice Gilliams beliefde er geen doekjes om te winden: toen hij twee jaar voor zijn dood de Prijs der Nederlandse Letteren in ontvangst nemen mocht, verklaarde hij als schrijver 'clair-obscure zelfportretten' te vervaardigen. Veel eerder, in zijn journaal De man voor het venster, had het al onomwonden geklonken: 'Ik ben Elias.' Geen wonder dus dat ook het 11-jarig personage Elias zelf in het naar hem genoemde boek uit 1936 een zeer zelfreflectief gestemd jongetje is.
Elias of het gevecht met de nachtegalen telt twee delen, zogeheten 'cahiers' en waar het tweede deel bestaat uit herinneringen van de genaamde Olivier Bloem aan Elias, daar zijn het Elias' eigen vrijwel gebeurtenis- en plotloze gedenkschriften die het eerste, langste en beste part van de roman vormen. In zijn inleiding tot dat eerste cahier schrijft Bloem: 'Hij was graag over zichzelf, eerder dan over een ander, verwonderd.' Voorts schrikt hij er, Olivier Bloem, geenszins voor terug om meteen al op diezelfde eerste pagina Elias' solipsisme en eenzelvigheid in nauwelijks bedekte termen een onanistisch karakter toe te dichten. Hij heeft het dan over een kindertijd die 'zwoel en woelig van graag aangekweekte zelfpijniging' was, terwijl schrijven, 'het bijna pervers herbeleven van zijn jongensjaren', door Elias 'het in afzondering bedreven poëtische kwaad' zou zijn genoemd.
Ook uit de door Elias op schrift gestelde herinneringen aan zijn op een 'landgoed' of 'kasteel' in de natuur doorgebrachte jongensjaren komt een knaap tevoorschijn die geen groter plezier kent dan het welbehagen dat hij bij zichzelf weet te wekken door bijvoorbeeld 'een ijskoude teerling' langs zijn ruggengraat omlaag te laten rollen of zijn 'heete handen' op een marmeren blad te drukken tot zijn spieren sidderen dat het een aard heeft en hij uiteindelijk 'met een wellustig gezucht' het spel staakt 'om me kort daarna zeer eenzaam te bevinden'.
Dat dit welbehagen overigens niet altijd geheel en al van langoureuze zelfkwelzucht verstoken is, blijkt onder meer wel uit de vraag die Elias zich op een zeker ogenblik moet stellen, namelijk waarom hij eigenlijk zijn vingertoppen 'met een naald gefolterd' heeft. Op een ander moment dreigt hij van pijn te gaan 'jubelen'.
Het moge duidelijk zijn: Gilliams, eertijds de 'Prins der Hedendaagse Nederlandse Letteren' genoemd, was behalve een groots, eigengereid stilist - er staan nauwelijks zinnen in dit boek, en vooral dan in het eerste cahier, waarbij de lezer niet wellustig aan het zuchten van bewondering gaat - tevens een hoogst sensitief auteur, een Vlaming die zeldzaam genoeg de fijnzinnigheid van pakweg Louis Couperus deelde met de brutale onverschrokkenheid van een Frans Coenen.
Oorvijgen en liniaaltikken
Het vreemdste is nog dat Gilliams, en dit in tegenstelling tot Coenen en andere naturalisten, een en ander niet presenteert als iets ongewoons, laat staan als iets ongezonds - hij wil allesbehalve provoceren, en dit is uitdrukkelijk géén bekentenisliteratuur.
En toch is het niet niks, wat Gilliams/Elias ons hier betreffende zichzelf mededeelt: het moet moed hebben gevergd om zoveel doorgedreven eenzaamheid te etaleren en zelfs ronduit te verheerlijken door haar bijvoorbeeld af te zetten tegen de huwelijksmisère die Elias om zich heen op het kasteel aantreft, vooral dan bij zijn zwijnachtige oom Augustin en diens neurasthenische Zénobie.
Ook de vriendschappelijke en verliefderige relaties die Elias onderhoudt met de 16-jarige Aloysius, zijn nichtje Hermine en tante Henriëtte, worden steevast dermate sterk gekenmerkt door de uitwisseling van oorvijgen en liniaaltikken, door vechtpartijen en weemoedig zinnende misverstanden dat de slotsom niet anders kan luiden dan zo: 'Ik ben nooit anders dan alleen.'
Als in het tweede cahier de twintiger Elias aansluiting zoekt bij de sociaal-revolutionaire beweging, gaat hij dan ook een engagement aan dat van niets anders dan wanhoop getuigt, van een onmogelijke poging zijn 'geniepige mensenverachting' te overstijgen en een contact tot stand te brengen tussen hemzelf en de anderen, noem het de 'echte' wereld - de 'nachtegalen' waarmee in de titel strijd wordt geleverd, zijn Elias' 'onzalige droomverbeeldingen'...
Toen in 1943 Gilliams' romandebuut voor het eerst herdrukt werd, besloot de schrijver het tweede cahier weg te laten, misschien niet geheel onterecht: de beschrijving door Olivier Bloem van zijn vriend steekt enigszins oppervlakkig af tegen de diepe zelfexploratie die eraan voorafgegaan is.
Inmiddels had Gilliams overigens al een nieuw manuscript voltooid, dat hij de rest van zijn leven zou blijven perfectioneren en dat pas in 1991, postuum dus, zou worden gepubliceerd: Gregoria of een huwelijk op Elseneur, een roman waarin de 'clandestien beoefende manipulaties' ditmaal door de wederhelft van de ik-figuur uitgevoerd worden aan haar zijde van het echtelijke bed, avond na avond, honderden bladzijden lang, zonder dat het huwelijk in kwestie ooit geconsumeerd geraakt, en waarin kortom de eenzaamheid de monsterlijkste proporties aanneemt.
Deze roman is alweer een hele tijd niet meer verkrijgbaar, wat deksels betreurenswaardig is. Zelfs Elias, immers, kan er niet aan tippen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.