De toegewijde tuinier
John Le Carré
John Le Carré (Auteur), Rob van Moppes (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, © 2017 |
VERDIEPING 2 : DUIVELSHOEK : SPANNEND : LECA |
Aanwezig |
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, © 2017 |
VERDIEPING 2 : DUIVELSHOEK : SPANNEND : LECA |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, © 2017 |
VOLWASSENEN : ROMANS : LECA |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, © 2017 |
VOLWASSENEN : ROMANS : LECA |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, © 2017 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10655 |
John Vervoort
te/ep/01 s
Het was groot nieuws toen John Le Carré in maart van dit jaar liet aankondigen dat hij werkte aan een boek waarin hij de beroemde spion George Smiley, het hoofdpersonage in zijn briljante spionageboeken Edelman, bedelman, schutter, spion en Smiley's prooi, opnieuw zou opvoeren. Meer zelfs, ook Alec Leamas zou terugkeren. Hij was de hoofdfiguur in Spion aan de muur, de ultieme spionageroman over de Koude Oorlog die Le Carré in 1963 faam en succes bracht. De manager die namens de 85-jarige Britse schrijver sprak, voorspelde dat dit zijn fijnste boek zou worden. Dat boek is er nu: Een erfenis van spionnen. Opnieuw is het een proeve van het immense talent en het stilistische vernuft van de grootmeester van de spionageroman.
Een erfenis van spionnen katapulteert de lezer zestig jaar terug in de tijd, toen de Koude Oorlog bijna de Derde Wereldoorlog werd en de twee machtsblokken elkaar geen duimbreed toegaven. Berlijn was het epicentrum van dat strijdtoneel, met de onwankelbare Muur die Oost en West voorgoed zou scheiden. Het was de gouden tijd voor spionnen en Le Carré, die zelf een tijdje in die schimmige wereld vertoefde, schreef toen het perfecte verhaal over een dubbelspion die ontmaskerd moet worden. Dat deed hij in The spy who came in from the cold ( Spion aan de muur), een beklemmend verhaal dat eindigde met de dood van de Britse spion Alec Leamas en zijn geliefde Liz Gold.
Bretagne
Een erfenis van spionnen is opgevat als een terugblik door een man die destijds vanaf de eerste lijn het drama van Leamas en andere spionagezaken meemaakte. De verteller is Peter Guillam, de trouwe rechterhand van de beruchte George Smiley, de 'grootste spion' die de Britse inlichtingendienst MI6 ooit kende. Guillam leeft teruggetrokken in een boerderij in Bretagne wanneer hij een verontrustende uitnodiging krijgt om naar Londen te komen omdat er spoken uit het verleden opduiken. Het blijkt dat de zoon van Leamas en de dochter van Gold een hoop stennis maken. Zij willen te weten komen wat er destijds echt gebeurd is met hun ouders. Daardoor dreigen uiterst geheime bezwarende feiten aan het licht te komen. Die crisis moet bezworen worden en Guillam moet de nieuwe generatie spionnen, in zijn ogen groentjes die niks weten van hoe het er destijds echt aan toeging, helpen. Zijn ondervragers hebben weinig respect voor hun voorgangers.
Eigenlijk nodigt Een erfenis van spionnen vooral uit om Spion aan de muur en de Smiley-romans te herlezen. Hoewel Le Carré de tijd neemt om te vertellen wat er destijds speelde, is de zaak van Leamas en de rol die Smiley en Guillam daarin hadden, complex. Niets is wat het lijkt. Een erfenis van spionnen bestaat vooral uit lange gesprekken die Guillam voert met zijn drammerige ondervragers. Daarnaast ploegt Guillam door oude dossiers over missies waarbij Leamas, Smiley en Guillam betrokken waren. Tenslotte zijn er ook Guillams herinneringen die ervoor zorgen dat hij opnieuw heel slecht slaapt.
Geen nostalgie
En waar is George Smiley? Want hij is natuurlijk de spil. De haast anonieme, grijze ambtenaar die in alles de tegenpool is van snelle jongens als James Bond, blijft ook nu het enigma. Guillam weet zelfs niet of hij nog leeft.
Een erfenis van spionnen lijkt een testament te zijn van een schrijver op leeftijd die de hoofdfiguren van zijn beste boeken nog eens wil opvoeren. Bovendien waren er nog losse eindjes die met elkaar verbonden moesten worden. Maar de belangrijkste reden waarom Le Carré terugkeert naar de hoogdagen van de spionage is dat hij die tijd en de mensen die het spel zo 'verdomd' goed speelden, niet kan loslaten.
Toch drijft Een erfenis van spionnen niet op nostalgie. Le Carré weigert de Koude Oorlog te versuikeren tot een verzameling straffe verhalen die opa zo graag oprakelt. Als Een erfenis van spionnen één ding leert, dan is het wel dat onfrisse daden, waarbij velen het leven lieten omdat ze inwisselbare pionnen waren, ook na meer dan een halve eeuw onfris blijven.
Je mag hopen dat Le Carré alweer bezig is aan een nieuw verhaal, want niets van wat hij schrijft is minder dan goed. Le Carré schrijft over spionnen en hun wereld omdat hij daarin zo goed het menselijk tekort kan portretteren. Wie zoals Guillam gedwongen wordt om achterom te blikken, kijkt recht in de ogen van zijn demonen.
Vertaald door Rob van Moppes, Luitingh/Sijthoff, 300 blz., 22,99 € (e-boek 12,99 €). Oorspronkelijke titel: 'A legacy of spies'.
sdw
te/ep/12 s
Zoals een bepaalde volkswijsheid wil dat lelijke ouders mooie kinderen krijgen, zo wil een adaptatiewijsheid dat alleen matige boeken goede films opleveren. Als dat waar is, betekent dat slecht nieuws voor John le Carré, want de Britse schrijver wordt al sinds Martin Ritts donkergrijze versie van zijn doorbraakthriller `The Spy Who Came in from the Cold' (1963) `Spion aan de muur' in onze contreien getrakteerd op uitstekende adaptaties van zijn werk. Vooral de laatste jaren is er weinig reden tot klagen: vóór Susanne Biers bekroonde miniserie `The Night Manager' (2016) was er Anton Corbijns ijskoude pionneneindspel `A Most Wanted Man' (2011), en dáárvoor had Tomas Alfredson met `Tinker Tailor Soldier Spy' (2005) al bewezen dat je geen Aston Martins of geschudde wodka-martini's nodig hebt om een sfeervolle spionagefilm neer te zetten. Dat is de verdienste van Le Carré: in boeken als `Edelman, bedelman, schutter, spion' (1974), `Spion van nobel bloed' (1977) en `Smiley's prooi' (1979) creëerde hij een wereld van geheim agenten als ambtenaren die in grijze achterkamertjes hun valstrikken spannen. Dat één van hen, niet toevallig één van de weinige echte moordmachines, in `Een erfenis van spionnen' daadwerkelijk in een roestige val trapt, kan niet anders dan een ironisch grapje van de schrijver zijn. De andere personages riskeren eerder kanker van het vele roken achter de typemachines waar ze hun verslagen op tikken. Le Carré maakte de spionagethriller moreel ambiguer en realistischer. De typische Carré-spion is geen spierbun del of rokkenjager in maatpak, maar een kantoorklerk met uilenbril en slecht zittende kleren die zich door zijn vrouw laat bedriegen. Zijn naam is George Smiley in `Tinker Tailor Soldier Spy' meesterlijk vertolkt door Gary Oldman en hij hangt als een schaduw boven `Een erfenis van spionnen'. Voor de fans moet het een blij weerzien zijn met deze centrale figuur uit Le Carrés oeuvre, maar alle anderen kunnen zich alleen maar afvragen waarom die kleurloze figuur zo'n loyaliteit oproept. Niet alleen bij de lezers overigens, maar ook bij de hoofdfiguur van deze roman, de gepensioneerde Peter Guillam, die door Londen wordt gesommeerd om een onfrisse zaak uit het verleden op te helderen: een operatie waarbij de spion Alec Leamas en zijn geliefde Liz Gold om het leven kwamen en die nu door hun kinderen onderzocht wordt. De lezers bij wie de namen Smiley en Guillam al een belletje deden rinkelen, zullen deze zaak herkennen als de centrale plot van `Spion aan de muur'. Het is meteen één van de grootste problemen van Le Carrés nieuwste thriller: wie ooit `Edelman, bedelman, schutter, spion' en `Spion aan de muur' las, kan dat maar beter recent gedaan hebben, want enige herinnering aan wat zich daar allemaal in afspeelt helpt wel degelijk om iets voor de personages te voelen en om `Een erfenis van spionnen' leesbaar te houden. Wat de leesbaarheid dan weer níét bevordert, is de manier waarop Le Carré zijn intrige doorspekt met flashbacks, memo's, getuigenverslagen en transcripties van verhoren en telefoongesprekken. De zwierige zinnen van de 85-jarige auteur worden te vaak onderbroken door die doorzichtige, onnodige en vervelende verteltruc. Le Carré is zijn gevoel voor sfeer en spanning niet helemaal kwijt, maar het grootste mysterie van `Een erfenis van spionnen' is waarom de nestor van de misdaadschrijverij überhaupt de noodzaak voelde om de Koude Oorlog opnieuw op te warmen. Zijn bij momenten welhaast nostalgische blik op zijn eigen creaties is misplaatst: wat ooit voor realisme doorging, ruikt nu verdacht veel naar een sto ge vertelstijl.
G. Swaenepoel
In ‘The spy who came in from the cold’ (1963) (‘Spion aan de muur’) werd de Engelse geheim agent Alec Leamas door George Smiley en Peter Guillam naar Oost-Duitsland gestuurd om een dubbelspion bij de Stasi te beschermen. Het boek eindigt met de dood van Leamas bij de Berlijnse Muur, en van Liz Gold, de vrouw die als zijn cover diende. Le Carré (1931 keert in zijn dit boek terug naar deze episode uit de Koude Oorlog. De zoon van Leamas en de dochter van Gold willen te weten komen wat er destijds echt gebeurd is met hun ouders. Guillam wordt teruggeroepen naar Londen om tekst en uitleg te geven. Het boek bestaat vooral uit lange gesprekken die Guillam voert met zijn ondervragers. Daarnaast ploetert Guillam zich door oude dossiers over de periode. Het boek is een confrontatie van het verleden met de intussen compleet veranderde morele normen. En ook George Smiley, waarvan Guillam niet weet of hij nog leeft, is op de achtergrond aanwezig. Echte spanning is hier niet te vinden, maar de liefhebbers van het genre zullen dit boek niet willen missen.
Gerwin Van Der Werf
te/ep/16 s
Bejaarde spionnen worden uit hun sluimer gewekt in de nieuwe roman van John le Carré: de briljante en ingetogen George Smiley en zijn stoutmoedige vertrouweling Peter Guillam, oude bekenden uit de grote spionageromans van Le Carré, dienen nog één keer te komen opdraven bij de Britse geheime dienst. Niet om hun stiel weer op te pakken, hemel nee, hun oldschool spionagepraktijken hebben er juist voor gezorgd dat de Dienst (het 'Circus') ernstig in opspraak dreigt te raken. Vuile zaakjes van een halve eeuw geleden zijn aan het licht gekomen, nabestaanden van slachtoffers dreigen met de media en een megaproces. Omdat Smiley onvindbaar is, wordt Peter ter verantwoording geroepen. De zaak waar het om draait? Windfall. De fans van 'The Spy Who Came In From the Cold' zitten nu op het puntje van de stoel.
Echter, wie onbekend is met Le Carré's meesterwerk uit 1963 heeft met 'Een erfenis van spionnen' een boek in handen waar hij zich niet zo snel raad mee zal weten. Een vorm van fanfictie, maar dan geschreven door de auteur zelf. En zoals alle fanfictie drijft het op het oorspronkelijke werk, maar is het in geen enkel opzicht beter.
'The Spy Who Came In From the Cold' veranderde de klassieke spionageroman voorgoed en bezorgde John le Carré wereldfaam. Het vertelde het verhaal van de aan lager wal geraakte spion Alec Leamas, die door de Britse geheime dienst naar Oost-Berlijn werd gestuurd als dubbelspion. De Koude Oorlog was op zijn hoogtepunt, de Muur net opgetrokken: actueler dan 'The Spy' kon een spionageroman niet zijn. De toon was donker, bitter, modern, het boek liet geen spaan heel van de strikte scheiding tussen 'good guys' en 'bad guys'. Wie na lezing van dit boek nog steeds wist vol te houden dat het dolgedraaide spionagespel in de Koude Oorlog noodzakelijk was voor onze veiligheid, die moest in ieder geval ruiterlijk erkennen dat het een vuile, deprimerende zaak was.
In 'Een erfenis van spionnen' treffen we de gepensioneerde Peter Guillam aan in zijn plattelandshuis in Bretagne. Als hij naar Londen wordt ontboden voor een gesprek met de nieuwe chef, wordt duidelijk dat Peter geslachtofferd zal worden om het Circus van blaam te zuiveren in de zaak Windfall. We krijgen nieuwe informatie over de oude zaak, uit het Stasi-archief en uit geheime dossiers van Smiley. Nogal taai leesvoer. Als het verhaal toch spannend wordt is 'Een erfenis' ineens een vrij voorspelbare thriller over een eenling die door twee machtige partijen op de hielen wordt gezeten. Leuk is dat die eenling een oude man is die zichzelf te oud vindt om te rennen en dus bedaard en met zijn oude spionnenslimheid probeert zijn belagers te slim af te zijn. Voor wie ervan houdt is er genoeg nostalgisch spionnengedoe: achtervolgingen door mannen met flaphoeden, geheime spionnennesten in oude huizen, telefooncellen, microfilms in fietsstangen. Je voelt wel het plezier van de oude meester, maar keeldichtknijpend goed als in 'The Spy' wordt het nergens. Als de hoogbejaarde George Smiley op het einde ook nog ten tonele verschijnt om alles glad te strijken ('Wij zijn nooit meedogenloos geweest, wij hadden een groter mededogen.') heb je het wel gezien. 'The Spy Who Came In From the Cold' kan prima zonder dit boek.
Penguin-Reeks
Nederland had de wereldprimeur van de nieuwe John le Carré, die twee weken voor de Engelse editie verscheen. Komend jaar zullen 21 boeken van de nu 85-jarige schrijver (wiens echte naam David Cornwell luidt) verschijnen als Penguin Modern Classic - de meest uitgebreide catalogus van een levende schrijver die deze eer te beurt valt.
oordeel
Taai en vrij voorspelbaar, wel voel je het plezier van de schrijver.
Vert. Rob van Moppes. Luitingh-Sijthoff; 339 blz. € 22,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.